22/3/2025 0 Opmerkingen 'You great voice ... !'6 juli 2015 - versie 3.6
Het was op een warme zondagochtend in de zomer van 1992 in een baptistengemeente in Arad, Roemenië. De grote kerkzaal zat bomvol, er werd druk gefluisterd en er hing een sfeer van verwachting. Hoewel de zon nog een eind moest klimmen voor ze haar hoogste punt had bereikt, hadden veel mensen een waaier meegenomen om de drukkende hitte binnen te doorstaan. Het was zo’n typisch Roemeense zaal voor grote groepen met een wonderlijke combinatie van mooi klassiek houtwerk uit een ver verleden met daar tussendoor allerlei fantasieloze aanpassingen van een slechte kwaliteit houtfineer dat inmiddels triest verkleurd was. Ik zat met Edith ergens achterin tussen onze vrienden, de leden van de vocalgroup ‘Nicanor’. Wij waren bijna allemaal tieners, twintigers en een enkele dertiger. Het werd ineens stil. De dienst ging blijkbaar beginnen. Het was nu al ondraaglijk heet in de kerk die bestond uit een grote groep christenen die jarenlang in het geheim hadden moeten samenkomen. Door de politieke omwenteling die in 1990 had plaatsgevonden waren kerken sinds vorig jaar weer toegestaan en konden gelovigen zonder angst voor de staatspolitie christelijke bijeenkomsten houden. Zowel het leed van jarenlange onderdrukking als ook opluchting en dankbaarheid voor de nieuwe vrijheid waren voelbaar als deze mensen bij elkaar kwamen. Je voelde hoe ze door alle ellende aan elkaar gesmeed waren; ze hielden echt van elkaar, ze hadden elkaar leren vertrouwen en er was een gemeenschappelijk respect voor de oudere generatie die trouw was gebleven aan de God van de Bijbel. Maar je voelde ook de intense nieuwe vrijheidsbeleving: het plezier dat ze hadden als ze met elkaar aten, muziek maakten, zongen, grappen maakten en verhalen vertelden was uitbundig, bijna puberaal. Ondanks hun armoede was elke bijeenkomst in mijn beleving een spontaan feest met een overdaad aan eten, drinken, gezelligheid, muziek en gezang. De een na de ander moest een solo of een duet zingen dat altijd een enthousiast en liefdevol applaus oogstte, hoe het ook klonk. Het maakte iedere bijeenkomst bijzonder. We hadden net een tournee van een aantal dagen achter de rug waarin we met Pro Deum, een Roemeens koor, door allerlei Roemeense steden waren getrokken. We hadden gezongen in theaters, schouwburgen, kerken en zaaltjes. Een groter contrast als tussen Pro Deum en Nicanor kun je bijna niet bedenken. Pro Deum bestond grotendeels uit veertig-plussers. Zij klonken in onze oren als klassiek geschoolde professionele zangers en zagen er zo ook zo uit door hun kleding, hun kapsels en hun gezichtsuitdrukking. Ze zongen zeer gedisciplineerd; hun volume, hun klankkleur leek wel met een draadloze afstandsbediening door de dirigent bediend te worden. Een kleine beweging van zijn hand was voldoende om hele koor van een teer, ingehouden stuk naar een kippenvel-creërend crescendo te brengen. Ik genoot altijd van hun optredens, vooral wanneer de mannen een soort traditionele strijdliederen gingen zingen, begeleid door een moderne elektrische piano met een soort Rhodes-geluid voor de kenners. Het riep een aparte sfeer op van herrezen kozakken-strijders uit een ander tijdperk die zingend het einde van de twintigste eeuw binnenstapten. De dienst was begonnen met allerlei mededelingen in het Roemeens voor de gemeente waar wij niets van verstonden, maar aan de gezichten van de gemeenteleden kon je duidelijk zien dat het belangrijk was. Mensen om ons heen luisterden aandachtig en meelevend. Het gaf me de indruk dat het over mensen van de gemeente ging. Misschien de zieken of gemeenteleden met andere problemen? Na een eenvoudig en traditioneel klinkend lied dat iedereen luidkeels meezong en dat op een soort Hammond-orgel werd begeleid, stapte Pavarotti naar voren op het podium en begon met een twinkeling in zijn ogen de gemeente toe te spreken in het Roemeens. Pavarotti was de onbetwistbare solist van Pro Deum. Hij was een kleine, maar indrukwekkende man van halverwege de vijftig, een paar jaar ouder dan onze ouders in die periode. Als hij met zijn operastem begon te zingen kreeg ik altijd het gevoel dat de hemel openging en de ruimte om me heen lichter werd. Hij zong zo vol overgave, zo vol liefde en zo vol respect over de Schepper van hemel en aarde dat in mijn beleving de meest verstokte atheïst wel spontaan in God moest gaan geloven als hij Pavarotti hoorde zingen. Daarnaast was hij ook nog eens een zeer begaafd zanger met een fantastische controle over zijn stem, zijn timbre, zijn vibrato, zijn timing. Het was af. Tijdens elk concert wat we gaven was het moment waarop Pavarotti solo ging zingen steevast een kippenvel-moment waarin er in het publiek ineens opvallend veel zakdoeken verschenen. Dat was de reden waarom we hem Pavarotti hadden genoemd. Zijn echte naam was Nelu Mot. Het toeval (of het geluk of God) wilde dat Edith en ik in Pavarotti’s gezin waren ondergebracht tijdens deze tournee. We sliepen een aantal nachten bij hen thuis en ik krijg nog warme gevoelens als ik daar aan terugdenk. Zelden in mijn leven heb ik zoveel liefde gevoeld als in dit gezin. We kregen als Nederlandse gasten het beste van al hun eten en drinken, de grootste slaapkamer in hun eenvoudige bovenwoning, de meest comfortabele stoelen aan tafel en voortdurend hun volle aandacht en belangstelling. Het ging zelfs zo ver dat ze via vrienden een cassettebandje hadden geregeld met Nederlandstalige muziek voor tijdens het eten. Pavarotti kende de muziek zelf niet, maar in gebroken duits, een heel klein beetje engels en veel gebarentaal maakte hij ons duidelijk dat deze muziek speciaal voor ons was. Het ontroerde ons dat ze dit allemaal hadden geregeld, maar toen het bandje begon te spelen moest ik mijn tong er af bijten om niet in een schaterlach uit barsten. Het een na het andere foute nederlandse carnavalsliedje kwam langs met half schunnige teksten en muziek waar ik me echt voor schaamde dat dat uit Nederland kwam. Maar we beseften dat het een mission impossible was om dat met een paar duitse en engelse woorden uit te leggen, dus we knikten dankbaar en neurieden beleefd met een dankbare glimlach op ons gezicht een paar regels mee. Liefde stelt je in staat dat te doen, geloof me. Maar gisterenavond was het anders gegaan. We zaten met hun hele gezin aan tafel in de kleine en (echt zeer) sober ingerichte woonkamer, Pavarotti, zijn vrouw, hun zoon, hun dochter en wij. De foute muziek bleef achterwege en in plaats daarvan pakte Pavarotti na het eten onze handen en begon ‘Hallelujah’ te zingen. We vormden met zijn zessen een kring en samen hieven we onze handen op en zongen we steeds luider en intenser ‘Halleluja’. Ik waande me in een andere wereld, in een ander tijdperk, in een ander hoofdstuk van de wereldgeschiedenis. Ik zag dat Pavarotti tranen in zijn ogen kreeg en begon te bidden waarbij hij regelmatig onze namen, ‘Matthei’ en ‘Ediet’, noemde. Ik kon niet letterlijk verstaan wat hij zei, maar als je naar zijn gezicht keek wist je het toch. Hij dankte voor ons, bad voor ons, voor onze families, onze toekomst. Ik weet niet meer hoe lang dit moment duurde, maar het volgende dat ik me kan herinneren is dat we gezellig aan het zingen waren geslagen. Er werd een fles wijn opengetrokken, we hadden de grootste schik om allerlei gekke liedjes die we samen bleken te kennen. Nu kwam echt alles langs: hymns, country-song, Johnny Cash-songs, hits van Elvis. Ik was p.a.-man van het koor en zong dus zelf nooit mee met Nicanor, maar voor de ontspanning in die week had ik wel mijn gitaar meegenomen. Terwijl ik speelde, zong Pavarotti de een na de andere Amerikaanse hymn, meestal in het Roemeens en soms wat stukken in het Engels. We kwamen in de sfeer van ‘do you know this song?’ en ‘listen to this one, listen!’ en ‘this is also one of my favorites!’. Ik zette ‘Will the circle be unbroken’ in en zag Pavarotti zichtbaar genieten. ‘Give me a C’ zei hij nadat het lied klaar was. Ik sloeg een C akkoord aan en hij begon te zingen: O, Doamne mare, cand privesc eu lumea, Ce ai creat-o prin al Tau Cuvant, Fiintele ce-mpodobesc natura Cum le-ntretii cu bratul Tau cel sfant Bij de eerste twee woorden herkende ik gelijk ‘How Great Thou art’, één van de beroemdste hymns ooit gemaakt. Het lied werd vaak gezongen tijdens Billy Graham-campagnes, onder andere ook door Johnny Cash die goed bevriend was met Billy Graham. Pavarotti was bij het refrein aangekomen en was inmiddels gaan staan. De overgave en het volume waarmee hij het refrein inzette maakten van de kleine, sober ingerichte woonkamer een hemelse concertzaal en inspireerden me om mijn gitaarsnaren zo subtiel en ondersteunend mogelijk aan te slaan. Je moet misschien muzikant zijn of in ieder geval een groot muziekliefhebber om te begrijpen hoe heerlijk het is om met iemand samen op te gaan in muziek die uit je hart, uit het diepst van je ziel komt. Het is een spiritueel moment, iets wat je uittilt boven tijd en plaats. Nadat hij het eerste refrein had uitgezongen wees hij op mij. ‘You sing’. Ik zette op mijn manier het tweede couplet in in het engels en zong het lied zoals ik het op dat moment voelde. And when I think that God, His Son not sparing, Sent Him to die, I scarce can take it in; That on the Cross, my burden gladly bearing, He bled and died to take away my sin. Pavarotti was weer gaan zitten en luisterde met gesloten ogen. Hij neuriede zachtjes mee. Ik zag een glimlach op zijn gezicht. Toen ik het refrein inzette in het engels, zong hij er in het Roemeens een tweede stem doorheen en ik was verbaasd hoe mijn country-manier van zingen prachtig samenvloeide met zijn operastem. Hij zong met gesloten ogen en een ernstige uitdrukking op zijn gezicht, terwijl ik zingend bijna in lachen uitbarstte van plezier. Ik zou er heel wat voor over hebben als ik daar nog een geluidsopname van zou kunnen krijgen. Maar die is er zeker weten niet. Nadat we waren uitgezongen klapte hij in zijn handen om even alle aandacht te krijgen. Hij zat recht tegenover me, keek nog steeds serieus en wees met zijn vinger naar naar mijn borstkas alsof hij op een onzichtbare knop drukte. ‘You sing with me in my church tomorrow’. Het voelde alsof ik een duw in de verkeerde richting kreeg en zei ‘No, no, no … you great voice, I’m the p.a.-man, I love to sit behind all the knobs to create the right sound for yo uso you can sing’. Hij schudde zijn hoofd en keek nu heel serieus. ‘YOU great voice. YOU sing with me in my church tomorrow!’ Dit had zich allemaal afgespeeld de avond voor deze kerkdienst in Arad. Ik zag Pavarotti nu op het podium staan en zag hoe hij een vlot verhaal vertelde waar hij ieders aandacht mee trok. Ik kreeg een bang voorgevoel dat versterkt werd toen ik hem duidelijk ‘Matthei’, ‘Ediet’ en ‘Ollanda’ hoorde zeggen. De rest kon ik niet verstaan, maar ik zag wel ineens mijn gitaar op het podium staan. Dat zei al genoeg. Pavarotti had nu blijkbaar gezegd dat ik naar voren moest komen want meerdere mensen in de zaal draaiden zich om en keken naar Edith en mij. Een paar leden van Pro Deum wenkten me om naar voren te komen. Ik stond half op, nog steeds twijfelend of het wel echt over mij ging, maar toen ik Pavarotti zag staan glimlachen naast mijn gitaar wist ik zeker dat ik naar voren moest. Het voelde vreemd om als p.a.-man naar voren te lopen en mijn vertrouwde plek achterin de zaal achter me te laten. Maar ik wilde Pavarotti ook niet teleurstellen, dus met een bonzend hart liep ik naar voren het podium op. Pavarotti gaf me een hand alsof hij me welkom wilde heten op deze plek en fluisterde ‘Mathei, How Great Thou Art. In C!’. De volgende beelden staan voor altijd in mijn geheugen gegrift. Midden op het podium stond één grote, stevige microfoonstandaard met een grote klassieke Sennheiser microfoon er op. Het ding zou zomaar veertig jaar oud kunnen zijn. Ik hing mijn gitaar om mijn nek en sloeg even zachtjes de snaren aan om te horen of die wel nog goed gestemd waren. Dat viel mee. Pavarotti was achter de microfoon gaan staan en sprak de gemeente toe. Ik heb geen idee waar het over ging, maar iedereen luisterde aandachtig. Terwijl ik rechts achter hem stond keek ik de zaal in en zag de verbaasd lachende gezichten van onze vrienden. Ik zag dat ze deze spontane actie leuk vonden en dat stelde me wat gerust. Pavarotti ging steeds iets zachter praten en creëerde daarmee stilte in de kerkzaal. Zulke dingen vallen je pas op als je de taal niet verstaat; je let dan veel meer op lichaamstaal, volume en klanken. Toen hij was uitgepraat was het echt stil in de zaal. Ik hield mijn hand op mijn snaren uit angst dat ze per ongeluk de stilte zouden verstoren. Pavarotti duwde rustig de microfoonstandaard een stuk hoger. Zo hoog dat hij boven zijn hoofd uitkwam, en haalde de microfoon eruit. ‘Give me a C’ fluisterde hij. Ik sloeg langzaam maar duidelijk een paar opeenvolgende tonen van het C akkoord aan. Hij deed zijn ogen dicht, vouwde zijn handen met de microfoon er in voor zijn buik en zette het eerste couplet van ‘How great Thou art’ in. Zijn heldere, krachtige operastem had eigenlijk geen microfoon nodig, zelfs niet als hij zacht zong. Zijn liefde voor God was duidelijk nog groter dan zijn liefde voor muziek en mensen, want terwijl hij God toezong leek hij alles om zich heen te vergeten, inclusief mij. Hij zong zo vol overgave, ontzag en liefde God toe dat ik zelf ook alles om me heen vergat. Hij zong het lied met veel vertragingen en rust tussen de regels, wat meestal lastig is om te begeleiden op een gitaar, maar we hadden blijkbaar hetzelfde gevoel voor timing want alles vloeide samen. Het was een heerlijk moment om met deze man onze liefde voor muziek en onze talenten in te zetten voor iets dat groter was dan wij zelf. Voor Iemand die groter was dan wij zelf. Het refrein met de climax in de allerlaatste zin was zo geweldig om te spelen dat elke vorm van spanning of zelfbewustzijn van me af gleed. We bestonden eigenlijk zelf niet meer, maar maakten klanken die al duizenden jaren geleden voorbereid waren en die wij slechts vertolkten. Toen kwam het tweede couplet. De grote Sennheiser zat weer in de standaard en ik zag dat Pavarotti een stap achteruit had gedaan. Als er één moment is waarop je als amateur-zanger niet wilt zingen is het wel na zo’n moment. De impact die Pavarotti had gehad met zijn vertolking van How great Thou echode nog na in de atmosfeer van de zaal. Alles wat hierna zou komen kon alleen maar minder zijn. Ik wilde het liefst acuut onzichtbaar worden en alleen maar gitarist van Pavarotti zijn. Wat doe ik hier in ’s hemelsnaam? Mijn zangkunsten stellen werkelijk niets voor vergeleken bij dit operawerk dat net uit zijn hart, zijn mond en al zijn bewegingen naar buiten was gekomen. Maar het C-akkoord dat ik ondertussen nog tokkelde vroeg steeds dringender om het tweede couplet. Wat er toen gebeurde zal mij mijn hele leven bijblijven. Ik zag hoe Pavarotti nog een stap achteruit deed om plaats te maken achter de standaard. Hij keek me een moment recht in mijn ogen, maakte een buiging voor me en zwaaide uitnodigend met zijn linkerarm richting de microfoon. In zijn ogen had ik gezien dat hij er volledig van overtuigd was dat ik het kon. Zijn respect was niet gespeeld en zijn keuze om dit lied hier met mij te zingen was een overtuigde keuze. ‘You great voice … ‘ klonk het diep in me. En deze man had er verstand van. Hij was een autoriteit voor me. Het respect dat hij overbracht en de overtuiging die hij uitstraalde werkten als de dubbele klik op het icoontje van een computerprogramma dat al jaren op de harde schijf stond, maar tot dusver nog nooit was gebruikt. Ik geloofde hem. Ik geloofde ineens echt dat ik het kon. Ik wist het gewoon zeker. Het vergeten programma was opgestart. Ik liep naar de microfoon en zette op mijn manier het tweede couplet in. Ik zong zoals ik nog nooit in mijn leven had gezongen. Deze keer zag ik voor me wat ik zong; het was alsof iemand mijn ogen had geopend. Ik zag in beelden over wie ik zong. Tegen wie ik zong en zelfs wat ik zong. Ik zag het kruis, ik zag de prachtige aarde waar we op mogen wonen, mijn eigen leventje daarop, ik zag hoe ik hopeloos tekort schoot op allerlei gebied, maar ik zag het universum daarom heen, de eindeloze, eindeloze hoeveelheid genade die er voor me was en ik zag het moment waarop we met elkaar in de hemel zouden komen om voor Jezus neer te knielen. Ik zag het nu en was niet meer bezig met techniek, muzieknoten of maten en ook niet met wat anderen er van vonden. Ik zong nu wat ik voor me zag, ik zong wat ik geloofde en op de manier zoals ik het voelde. Pavarotti had me ergens uit getrokken en had me ergens in een nieuwe ruimte weer neergezet. Ik voelde me vrij om ad libs toe te voegen, maar ook vrij om het simpel te houden. Het ging niet meer om de vorm, maar om de inhoud. Ik voelde me vrij om alle muziekinvloeden die mij gevormd hadden door te laten klinken: van de plaat van Jim Reeves die ik ooit op zolder had gevonden tot en met Johnny Cash, Matthew Ward, Elvis Presley en de manier waarop ik mijn vader wel eens het Duet van de Parelvissers had horen zingen. Elke rem, elke schaamte was er af. Alle personen, stijlen, visies en invloeden die mij hadden gevormd kwamen bij elkaar en vormden een nieuw geheel dat nu uit mijn mond kwam. Dit had er altijd al in gezeten, maar er was iemand nodig geweest die het bevestigde, die wist in welke map het programma stond dat al die fragmenten met elkaar kon verbinden en het dubbel aanklikte. Dit kon alleen iemand zijn waar ik vertrouwen in had. Iemand die autoriteit had op het gebied van muziek en die zelf in deze eindeloze zee van ruimte leefde. God had deze man op mijn weg gebracht in de persoon van Ioan Nelu Mot, Pavarotti. Vanaf dat moment heb ik bij Nicanor maar zelden meer achter de knoppen gezeten hoewel ik dat nog steeds veel plezier zou doen. Ik was ineens solist geworden en kreeg ruimte om op mijn manier liederen te brengen. Het was in de jaren negentig zonder internet, Facebook of mobiele telefoons lastig om contact te houden met mensen in Oost Europa. We hoorden af en toe wel eens iets via mensen die hulptransporten richting Roemenië organiseerden. Een paar jaar later kregen we een briefje van een Nederlandse familie die een paar dagen bij hen in huis was geweest: Lieve familie, We zijn blij dat we jullie via familie DK die bij ons in Arad zijn te kunnen groeten. Ik hoop dat we ooit weer eens samen ‘Hoe groot zijt Gij’ kunnen zingen. Wij wensen jullie als familie Gods zegen toe. Woensdag hopen we naar Zweden te vertrekken om daar in verschillende kerken op te treden. Ioan Nelu Mot Het is één van de briefjes en kaarten die ik zorgvuldig bewaar. Blijkbaar deelden we onze beleving van ‘Hoe groot zijt Gij’. Ik zou er veel voor over hebben het nog een keer samen met hem te mogen zingen, maar twee of drie jaar na deze brief kregen we het bericht dat hij geheel onverwacht was overleden. Ik was geschokt, verdrietig voor zijn gezin, voor de kerk in Arad en voor Pro Deum. Een groots mens, nog veel te jong. En ik was ook verdrietig dat ik hem nu zeker nooit meer zou zien op deze wereld en nooit meer met hem zou kunnen zingen. En toch moet ik glimlachen als ik zijn briefje weer lees. Want Ioan Nelu en ik zijn allebei gelovigen. We weten allebei dat er meer is dan dit leven en dat er een moment zal komen dat we elkaar weer zullen zien. Dan gaan we zeker zingen. Ik stel voor dat we dan naar onze Schepper toe gaan zodat we Hem letterlijk in de ogen kunnen kijken terwijl we zingen: ‘Then sings my soul, my Saviour, God to Thee - How great Thou art!’. Dan hebben we onze spirituele ogen, onze verbeeldingskracht en ons geloof niet meer nodig, want dan zien we Hem letterlijk. Dat wordt een feest; de een na de ander zal er bij komen staan om mee te doen: Edith, onze kinderen, Johnny Cash, Billy Graham, mijn ouders, schoonouders, mijn opa en oma, iedereen die me in dit leven lief en dierbaar is geworden, iedereen die ik op aarde kwijtgeraakt ben …. ‘You great Voice’ zeggen we tegen Hem en misschien ook wel tegen elkaar. O Lord my God, when I in awesome wonder Consider all the worlds thy hands have made, I see the stars, I hear the rolling thunder, Thy power throughout the universe displayed. Then sings my soul, my Savior God, to Thee: How great thou art! How great thou art! Then sings my soul, my Savior God, to Thee: How great thou art! How great thou art! When through the woods and forest glades I wander And hear the birds sing sweetly in the trees, When I look down from lofty mountain grandeur, And hear the brook and feel the gentle breeze. And when I think that God, his Son not sparing, Sent him to die, I scarce can take it in, That on the cross, my burden gladly bearing, He bled and died to take away my sin. When Christ shall come with shout of acclamation And take me home, what joy shall fill my heart! Then I shall bow in humble adoration, And there proclaim, "My God, how great thou art!
0 Opmerkingen
Laat een antwoord achter. |
Archieven
April 2025
CategorieënAlles Autisme Autonomie Borderline Chronisch Psychisch Lijden Diagnostiek DSM V Empathie Geloof Herkenning Informatie Voor Naasten Johnny Cash Langdurige Problematiek Liefdesverdriet Lijden Persoonlijk Psychologie Psychopathologie Relationele Ontwrichting Therapeutische Klik Therapiematch Trauma |
Wil je meer weten over mijn werk als psycholoog, schrijver of muzikant? Kijk dan op één van mijn websites.