22/3/2025 0 Opmerkingen Solitary man17 april 2015 - versie 1.3.
De warme klanken van de donkerbruine Yamaha Clavinova uit 1983 streelden de oren van de aanwezigen in de grote kerkzaal. Hij stond op ‘Cosmic’ en de ‘Stereo Symphonic’ button was ingedrukt. Het brede, zoete geluid gaf een mooi contrast met mijn stem die door de geluidsman mooi mannelijk was ingeregeld met een vleugje lange delay er overheen. De Bose 802 speakers verdeelden het geluid royaal over de hele ruimte. De Yamaha YP-40 is de geschiedenis ingegaan als ’s werelds eerste digitale piano. Hij staat inmiddels in het muziekmuseum in Carlsbad in California. Het instrument gaf een voor de jaren tachtig ongekend warme sound. Het geheim van de warmte zat in het feit dat het eigenlijk geen digitale piano was zoals we die tegenwoordig kennen met gesamplede geluiden, maar een analoog apparaat dat via FM-signalen klanken produceert. Dat zorgde voor dat een vol, vriendelijk en emotioneel geluid. Het leek in de verste verte niet op een echte piano. Je kon er allerlei geluiden uit halen waarvan er eigenlijk maar twee echt mooi waren: ‘E Piano 2’ en ‘Cosmic’. De E Piano 2 had iets weg van een Fender Rhodes en de Cosmic was een heel eigen sound: het was een soort kruising tussen een pedal-steel gitaar, een Rhodes en een Hammond zonder tremolo voor wie het nu nog snapt. Het apparaat had één nadeel: om de speelbeleving zo echt mogelijk te maken hadden de ingenieurs bij Yamaha bedacht dat de toetsen zo zwaar mogelijk uitgevoerd moesten worden. Dan voelde je dat er iets gebeurde onder je vingers als je speelde. Ze hadden dit doeltreffend opgelost: in elke toets was een blokje lood verwerkt. Het instrument was alleen zo zwaar geworden dat veel muzikanten ‘on the road’ snel op iets anders overstapten. Ik kon hem net met pijn en moeite in mijn eentje de trap op krijgen, maar dat moest je niet doen als je ooit een hernia had gehad. De volgende versies kregen allemaal kunststof toetsen met een ingebouwde toetsweerstand om dezelfde beleving te creëren. Als ik eerlijk moet zijn is niets te vergelijken met de loodverzwaarde toetsen van de eerste Clavinova. Ik had de piano in 1988 voor vijfentwintig gulden gekocht van Mark die toen geluidsman was bij onze band ‘The Bax Brothers’. Hij had zelf een nieuwer model gekocht en vond het leuk mij voor een symbolisch bedrag aan een piano te helpen. Voor mij was dit de perfecte piano: er zat een schuifknop op waarmee je je muziek kon transponeren. Aangezien ik op een piano alleen maar in C en G kon spelen was dat voor mij een uitkomst. Met een simpele beweging kon ik nu ook in D, E, F, A of B spelen. En zelfs in Fis, Bes of wat ook maar nodig was. We hadden net een paar pittige country-rock achtige nummers gedaan en om een emotioneel contrast te creëren was ik nu achter de piano gekropen voor het lied ‘Thank You’, een prachtig gevoelig lied van Ray Boltz over iemand die droomt dat hij in de hemel is. We speelden met onze band op een jongerenlanddag van onze kerk. Een paar honderd jongeren waren daar op afgekomen. Sommigen voor de studies en de sprekers, een enkeling misschien voor de muziek en waarschijnlijk ook velen voor de gezelligheid of in de hoop een leuke jongen of een leuk meisje tegen te komen. De eerste nummers waren goed gegaan en ik zat er helemaal in. Hoewel ik alleen maar wat akkoorden, een beetje country-piano en een beetje boogie-woogie kon spelen op de piano voelde ik me toch vertrouwd op dit instrument. Misschien ook omdat ik ooit mijn eerste muzikale stapjes had gezet op een elektronisch orgel. Mijn Yamaha was weliswaar geen orgel, maar het toetsenbord was nagenoeg identiek en ook kleur van beide instrumenten kwam enigszins overeen. Het orgel van mijn moeder had altijd een bijzondere aantrekkingskracht op me gehad. Mijn moeder speelde vooral ’s zondags en ik kan me nog herinneren hoe elk lied me weer een ander gevoel gaf. Als mijn moeder ‘The Windmills of your Mind’ speelde voelde ik me altijd heel triest worden, maar het was een soort triestheid die niet heel vervelend was omdat ik wist dat er daarna weer een ander lied kwam waar ik weer blij van werd. Ook de ingebouwde lesley-box in het orgel interesseerde me mateloos als kind. Als je op je knieën naast het orgel ging zitten kon je door een soort houten tralies naar binnen kijken. Daar zag je een soort groot wiel dat langzaam of hard kon ronddraaien, dat kon je met een knop op het orgel bedienen. Dat ronddraaiende wiel zorgde voor de typische lesley-geluidsgolven waar ik als kind soms bijna van in een soort trance raakte. Ik probeerde dat effect wel eens na te bootsen door een koptelefoon waar muziek uitkwam snel heen en weer te bewegen langs mijn oren. Dat gaf een zelfde soort ruimtelijk effect als de lesley. Toen ik negen of tien was mocht ik van mijn ouders op orgel-les. Elke week ging ik braaf naar de muziekschool in een groot oud herenhuis onder aan de boulevard in Vlissingen. Het was zo’n huis waar je al triest werd als je de grote zware eikenhouten deur opendeed. Je kwam dan in een hoge, lege hal waar een paar afgedankte bruin-beige wachtkamerstoelen stonden. De deur viel altijd gelijk dicht achter je met een harde knal die door de lege, betegelde hal galmde. Dan moest je via een lange trap naar de eerste verdieping waar je in een wat kleinere hal kwam. Ook daar stonden weer een paar van die afgedankte stoelen waar ik moest gaan zitten om te wachten tot ik aan de beurt was. Er hing een nare, trieste sfeer die er voor zorgde dat ik ter plekke een afkeer kreeg van notenbalken en muziekles. Er waren in mijn herinnering vijf deuren in die hal, een soort overloop. Door twee of drie van die gesloten deuren hoorde je gedempte muziekgeluiden van andere kinderen die les kregen. Soms hoorde ik tussen de onsamenhangende piano- en orgelgeluiden door een paar aarzelende tonen van een toonladder op een of ander blaasinstrument. Die hielden ineens op en dan hoorde ik een gedempte zware stem die blijkbaar aan het uitleggen was hoe het wel moest, maar ik kon het nooit verstaan. Ik zag in gedachten aan de andere kant van de deur een jongen van mijn leeftijd zitten die zwetend probeerde te doen wat hem werd uitgelegd. Het bizarre was dat ik nooit aan hoorde komen wanneer de deur ineens openzwaaide en de les voorbij was. Er was nooit een aanwijzing van een krakend geluid of iets dat op afscheid leek. Terwijl er uit een andere kamer nog gedempte muziekles-geluiden kwamen, zwaaide tot mijn schrik ‘mijn’ deur altijd ineens open, liep de vorige muziekschool-leerling zwijgend weg en moest ik de hoge kamer in waar twee of drie orgels stonden en in de hoek een vreemd houten apparaat met een deken erover waarvan ik lang niet wist wat het was. Zo kreeg ik twee jaar lang iedere week muziekles van een oudere grijze man die zelf organist en stadsbeiaardier was. Hij overhoorde een half uur lang mijn lessen, gaf aanwijzingen en schreef dan weer nieuw huiswerk in mijn schriftje. Na twee jaar wilde ik echt niet meer en mocht ik van mijn ouders van orgel-les af. Ik was toen denk ik een jaar of twaalf. Maar nu zat ik hier acht jaar later in een grote kerk met een paar honderd jongeren achter mijn eigen Yamaha Clavinova YP-40 van vijfentwintig gulden en speelde niet van bladmuziek, maar pakte de akkoorden die ik op de gitaar had geleerd. ‘Thank You’ van Ray Boltz is een waanzinnig mooi, ontroerend lied. Het gaat over iemand die droomt dat hij naar de hemel gaat, door de straten van goud en langs de glazen zee loopt en daar terugziet wat elk klein offer dat hij op aarde bracht voor uitwerking heeft gehad. Het verwoordt iets waar iedereen diep in zijn geest naar verlangt: dat je leven zin blijkt te hebben en dat God toch bestaat. Iedere keer komt het refrein ‘Thank you, for giving to the Lord’ weer terug. Ik was in vorm als amateur-zanger en legde er alles in wat ik maar had. Sommige liederen zijn zo intens en zo sterk geschreven dat je ronduit slecht moet zingen om het nummer van zijn glans te ontdoen. ‘I will always love you’, geschreven door Dolly Parton en door veel artiesten gecoverd (meest bekende is natuurlijk Whitney Houston), is daar een voorbeeld van. ‘Thank you’ is naar mijn mening ook zo’n nummer. Als je het eerlijk en met overgave zingt, raakt het lied je diep van binnen, zowel emotioneel als spiritueel. Dat gebeurde dus met mij. Ergens bij de derde keer dat ik het refrein moest zingen raakte ik geëmotioneerd en begonnen de tranen in mijn ogen te branden. Ik moest verder zingen, maar de emotie werd duidelijk hoorbaar in mijn stem. Nu is dat iets dat veel muzikanten zullen herkennen: zo’n bijzonder momentum waarop je voelt dat wat je zingt uit je tenen komt. Geen probleem, is juist mooi en onderstreept de ziel van het lied. Maar ik had wel een probleem. De laatste keer dat ik midden in een groep emotioneel was geworden had ik mezelf gezworen dat dat me nooit meer zou gebeuren. Ik had een hardgrondige hekel gekregen aan mijn eigen gevoelsleven. Het had me voor schut gezet, het had me overmeesterd op een kwetsbaar moment waar ik me niet kon verdedigen. Zonder het te beseffen had ik mijn gevoelsleven tot mijn vijand verklaard. Ik had de muziek van de Man in Black gebruikt om mijn levenslijn verder te wandelen zonder gehinderd te worden door dat ellendige emotionele gedoe. My name is Sue, how do you do?! And now you’re gonna die!!! Ik had mezelf in de afgelopen jaren getraind om mijn emoties in elke situatie onder controle te kunnen houden en geloof me: ik was er goed in geworden. Hoe meer ik het trainde, hoe ongevoeliger ik werd. Niets kreeg mij nog kwetsbaar of emotioneel. Het was zelfs zo erg dat ik op een begrafenis van opa of oma niet alleen stug kon blijven kijken, maar zelfs ook niets meer voelde. Soms maakte ik me er ongerust over: was ik niet te hard geworden? Waar waren mijn gevoelens gebleven? Waar was mijn echte ik gebleven? Die diepere laag van mezelf kwam meestal tevoorschijn als ik alleen was. Dan kon ik mezelf verliezen in romantische of trieste muziek of in een meeslepend boek. Maar zodra er anderen in de buurt waren probeerde ik de gecontroleerde versie van mezelf te zijn en dat lukte me steeds beter. Allerlei toestanden hadden geholpen om oorlog tegen emotie te voeren. Een emotionele ‘broeder’ die vaak met tranen sprak op jongerenbijeenkomsten binnen ‘de Vergadering’ en alom gerespecteerd werd vanwege zijn intense geloof en zijn intense toespraken werd opgepakt omdat hij jarenlang meisjes misbruikt bleek te hebben. De shock die dat had gegeven in onze kerkelijke kring is met geen pen te beschrijven. Het was voor mij een volgende bevestiging dat emotionele types en überhaupt emoties en emotionele uitingen niet te vertrouwen waren. Weg ermee. Ik merkte dat ik het derde refrein niet meer zonder tranen en trillende stem kon uitzingen. Angst, weerstand en boosheid vochten om de eerste plaats, maar uit onverwachte hoek kwam ineens een vierde kracht mij te hulp; ‘The fourth man in the fire.’ Vanuit mijn ooghoeken zag ik dat meerdere mensen in de zaal geëmotioneerd waren. Ik zag tranen, ik zag meisjes met hun handen over hun wang vegen en jongens die hun bril afzetten. Ik was niet alleen. Ik was niet vreemd met mijn gevoel. Ik stond niet in mijn uppie naakt in een arena met vijftigduizend toeschouwers. We zaten met zijn allen in de arena. Ik was zelf ook een van de toeschouwers en we werden geraakt door de hoop, door het geloof en de liefde die Ray Boltz in dit lied had gestopt. Het was goed. Ik zong het lied snikkend uit en iedere snik voelde alsof ik weer een stukje verder werd genezen. Alsof ik weer meer tot mezelf kwam. Wie had gedacht dat een applaus zo genezend kon zijn? Ik wist zeker dat als nu iemand aan me vroeg: ‘Matthijs, hoe gaat het eigenlijk met jou?’ dat ik gewoon een eerlijk antwoord kon geven.
0 Opmerkingen
Laat een antwoord achter. |
Archieven
April 2025
CategorieënAlles Autisme Autonomie Borderline Chronisch Psychisch Lijden Diagnostiek DSM V Empathie Geloof Herkenning Informatie Voor Naasten Johnny Cash Langdurige Problematiek Liefdesverdriet Lijden Persoonlijk Psychologie Psychopathologie Relationele Ontwrichting Therapeutische Klik Therapiematch Trauma |
Wil je meer weten over mijn werk als psycholoog, schrijver of muzikant? Kijk dan op één van mijn websites.