3/5/2025 0 Opmerkingen Waarom 'iets voor jezelf doen' zo moeilijk is bij complexe PTSS – en waarom dat geen onwil isMensen met complexe PTSS krijgen vaak het advies om 'meer aan zichzelf te denken', 'gewoon iets op te pakken', of 'de dag voor zichzelf te beginnen'. Maar wie een beetje begrijpt wat CPTSS met iemand doet, weet dat dit veel meer is dan een kwestie van motivatie. Wat maakt dit zo ingewikkeld? En wanneer is gedrag dat er aan de buitenkant gezond uitziet eigenlijk een subtiele voortzetting van overlevingsgedrag? Een klein inkijkje in de diepte van dit dilemma.
1. Het zenuwstelsel in overlevingsstand Complexe PTSS ontstaat vaak na langdurige blootstelling aan onveiligheid, vooral in hechtingsrelaties. Dat laat diepe sporen achter in het zenuwstelsel. Volgens de polyvagaaltheorie (Stephen Porges) schakelt het autonome zenuwstelsel voortdurend tussen drie toestanden: vechten/vluchten, bevriezen en sociale aanpassing. Mensen met CPTSS raken vaak verstrikt in een chronische toestand van hyper- of hypoarousal. De energie die nodig is om iets op te starten, zeker iets 'voor jezelf', is dan simpelweg niet beschikbaar. Het opstarten van de dag voelt vaak als het zoeken naar het beginnetje op een gladde rol plakband. Je gaat met je nagel steeds de hele rol langs maar je kunt nergens het beginnetje vinden. Zelfinitiatie vraagt een gevoel van veiligheid, innerlijke samenhang en toegang tot executieve functies. Maar die raken juist verstoord door trauma. Voor iemand met CPTSS voelt een ochtend zonder duidelijke externe structuur niet als vrijheid, maar als chaos en dreiging. 2. De gespleten binnenwereld: ANP en EP De theorie van structurele dissociatie (van der Hart, Nijenhuis, Steele) laat zien hoe CPTSS leidt tot een innerlijke verdeeldheid. Aan de ene kant is er een 'dagelijks functionerend deel', het zogeheten Apparently Normal Part (ANP). Dit deel richt zich op overleven in het dagelijks leven, is taakgericht, en probeert het leven te organiseren en onder controle te houden. Aan de andere kant zijn er een of meerdere Emotional Parts (EP’s), die vastzitten in traumatische herinneringen, intense emoties en primitieve overlevingsstrategieën zoals vechten, vluchten of bevriezen. Je kunt dit vergelijken met het Transactionele Analysemodel (OVK) van Eric Berne, waarin wordt gesproken over het Ouder-, Volwassene- en Kind-deel. Het ANP functioneert vaak vanuit het Volwassene-deel, maar is in mensen met CPTSS vaak overbelast en dwangmatig, zonder echte verbinding met gevoel. De EP’s lijken sterk op het Kind-deel: impulsief, emotioneel, angstig of rebels, en vaak geladen met oude, niet-geïntegreerde ervaringen uit de kindertijd. Soms nemen ook (echo's van) ouderlijke stemmen bezit van het innerlijk, zoals een kritische Ouder die het Kind-deel onderdrukt. Zodra iemand iets voor zichzelf wil doen, kan een EP worden geactiveerd: een deel dat geleerd heeft dat eigen behoeften gevaarlijk zijn. Wat voor de buitenwereld een klein initiatief lijkt, is voor binnen een confrontatie met schaamte, angst of afwijzing. Het ANP probeert dan te compenseren door nog harder te functioneren, wat uiteindelijk uitput. 3. Hechting en het verboden zelf Veel mensen met CPTSS groeiden op met onveilige of disorganiserende gehechtheid. Ze leerden impliciet dat hun waarde afhing van het voldoen aan de verwachtingen van anderen. Autonoom gedrag voelde onveilig of werd bestraft. Daardoor is hun interne kompas afgestemd op externe signalen ('Wat wil de ander?') in plaats van op eigen behoeften ('Wat wil ik?'). In zulke gevallen voelt 'de dag voor jezelf beginnen' niet als zelfzorg, maar als risicovol. Alsof je buiten de lijntjes kleurt, en elk moment gecorrigeerd kunt worden. 4. Als het onder druk van een ander wél lukt – goed teken of niet? Soms lukt het mensen met CPTSS wél om in beweging te komen als iemand hen aanspoort. Is dat dan een stap vooruit? Dat hangt ervan af. Als het gaat om co-regulatie – een veilige ander die rust en vertrouwen uitstraalt – kan dit een waardevolle brug zijn naar meer autonomie. Volgens de polyvagaaltheorie is co-regulatie zelfs een voorwaarde voor zelfregulatie. Maar als het voortkomt uit aanpassing of 'fawning' – overlevingsgedrag om de ander tevreden te houden – is het geen herstel, maar een herhaling van trauma. Het gedrag verandert dan misschien, maar de onderliggende drijfveer blijft angst. 5. Echte verbetering versus uitgeputte aanpassing Aanpassing is niet per definitie slecht. In sommige fases is het zelfs noodzakelijk. Maar het is belangrijk onderscheid te maken tussen helpende en uitputtende aanpassing. Uitputtende aanpassing
Echte verbetering
Aanpassing is dus niet het probleem, zolang het een bewuste keuze is vanuit autonomie – en geen automatisme vanuit overleving. 6. Wat helpt dan wel? Herstel van CPTSS vraagt geen trucjes of alleen cognitief inzicht, maar een diepe hernieuwde verbinding met het lichaam, met veilige relaties en met het eigen gevoel van waarde. Dat kan o.a. via:
Tot slot Aanpassing is soms een noodzakelijke tussenstap. Maar échte verbetering betekent dat iemand zich niet alleen anders gedraagt, maar zich ook anders voelt. Meer zichzelf. Meer in verbinding. Minder bang. Dáár begint herstel. Niet in hoe het eruitziet van buiten, maar in hoe het voelt van binnen. En dus is het logisch – en geen zwakte – als 'gewoon iets voor jezelf doen' nog niet lukt. Je lichaam beschermt je. Het vraagt om veiligheid, niet om prestatie.
0 Opmerkingen
Laat een antwoord achter. |
Archieven
Mei 2025
CategorieënAlles Autisme Autonomie Big Five Borderline Chronisch Psychisch Lijden Diagnostiek Diagnostische Dwaling DSM V Empathie Evangelie Geloof Gevoeligheid Herkenning Hertraumatisering Informatie Voor Naasten Johnny Cash Langdurige Problematiek Levensfasen Liefdesverdriet Lijden Mentale Gezondheid Misdiagnose Muziek Onmogelijke Keuzes Persoonlijk Psychologie Psychopathologie Relationele Ontwrichting Songteksten Stress Therapeutische Klik Therapiematch Trauma Zelfreflectie |
Wil je meer weten over mijn werk als psycholoog, schrijver of muzikant? Kijk dan op één van mijn websites.