|
[Draft; in bewerking 12-10-2025 23.03] Het is inmiddels ruim 30 jaar geleden. Ik zat als 26-jarige junior-psycholoog met een collega na werktijd aan onze bureaus in een diep gesprek over het leven, God en wat de toekomst ons misschien zou brengen. Het was ergens midden in de jaren '90, de tijd waarin we Don Fransisco, Ralph van Manen en Kenny Marks draaiden. Mijn collega vertelde me dat zijn mentor had gezegd: 'Eén van de grootste uitdagingen in dit leven is om nooit mensen als je vijand te zien, maar de kwade krachten erachter. Daar vechten we mee. Nooit met mensen.' Waarheid herken je op een of andere manier direct. Ik wist diep van binnen gelijk dat dit 'waar' was. Ik zie de kamer waarin we zaten toen hij dat zei nog voor me. In de loop van mijn leven heb ik hier vaak aan moeten denken.
Er zit zowel iets bevrijdends, als ook iets verontrustends in het besef dat niet mensen onze echte vijanden zijn, maar iets duisters daarachter. Paulus schrijft in Efeze 6:12 dat 'onze strijd niet tegen vlees en bloed is, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van deze eeuw, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten'. Dat is een heel ander perspectief dan we van nature hebben. Als iemand mij kwetst, veroordeelt of onrecht aandoet, richt iets in mij (mijn 'ik', mijn ego; de Bijbel noemt dit mijn oude natuur, of mijn 'vlees') zich vanzelf op die persoon: hoe durft hij?! Wie denkt 'ie wel niet dat 'ie is?! Ik ga me verdedigen en op mijn rechten staan. En als de ander misschien toch gelijk heeft beroep ik me op mijn goede intenties! Maar de Bijbel leert me iets anders. Nederige, vergevende houding Als ik naar Jezus kijk en het onderwijs van het Nieuwe Testament tot me door laat dringen is er geen twijfel over: ik moet leren (we zeggen liever tegen elkaar 'we mogen leren', maar 'ik moet' vind ik hier toch beter passend) vanuit een nederige, vergevende houding te leven met anderen en vanuit die houding met zowel terechte als onterechte oordelen en beschuldigingen om te gaan. Dat is allebei verrekt moeilijk. Terechte oordelen en beschuldigingen triggeren onze angst en schaamte: wat zal men van me vinden als ik dit toegeef? We herkennen allemaal wel de neiging om weg te duiken, ook omdat we om ons heen zien hoe genadeloos hard de wereld kan zijn. One day you're a diamond, next day you're a stone. Onterechte oordelen en beschuldigingen triggeren ons rechtvaardigheidsgevoel en al onze pijn, afwijzing, het alleen staan en de oneerlijkheid die we ook allemaal hebben ondervonden in dit leven. Het leven is niet 100% eerlijk. Voor niemand. Dat maakt het dan misschien nog een klein beetje eerlijk ... Maar het moeilijkste is misschien wanneer ze door elkaar lopen: terechte beschuldigingen vermengd met totaal onterechte beschuldigingen. Het bekende Horn-effect: omdat je deze fout hebt gemaakt is alles wat je hebt gedaan fout. Dat triggert een storm van tegenstrijdige gevoelens in onze ziel. Dan vechten angst, schaamte, pijn, boosheid, recht en onrecht met elkaar om de eerste plek waardoor we in een helse paradox kunnen belanden: niets van wat we denken of zeggen klopt dan nog volledig. Wat je ook denkt of zegt, het is nooit goed. Wat recht doet aan je boosheid, doet onrecht aan je schuld. Wat recht doet aan je schaamte, klopt niet met wat zo oneerlijk voelt. Dat bij elkaar triggert een diepe wanhoop die uiteindelijk vaak òf tot diepe interne veroordeling of tot vergeldende verbittering leidt. Dan wordt het heel lastig om nog in de nederige, vergevende houding te blijven. Dan red je het niet met alleen de 'theorie' van het evangelie of de 'theologie' van het Nieuwe Testament. Dan red je het alleen door Jezus echt voor je te zien. Met welke innerlijke houding Hij aan het kruis hing in deze paradox. Terecht, want Hij had er zelf voor gekozen. Onterecht, want Hij had niets fout gedaan. Eerlijk, want Hij had het zelf voorspeld en had hier als Zoon van God zelf bewust voor gekozen. Oneerlijk want Hij was nu ook mens, was extreem verdrietig en angstig en begreep blijkbaar ook niet alles toen Hij schreeuwde: 'Mijn God, Mijn God, waarom heeft U mij verlaten??!!!' Als ik Hem zo voor me zie, verlang ik er dan nog steeds naar om op Hem te lijken ... ? Verlang ik er echt naar om de nederigste te zijn? Om de voeten van de ander te wassen? Om niet voor mijn eigen gelijk te gaan, maar voor de houding die de ander ruimte geeft? Hou ik zoveel van Hem dat ik op Hem wil lijken ... ? Echt ... ? Overwinnende autoriteit Tegelijkertijd leert de Bijbel me dat ik ook moet leren een vechtende, overwinnende houding aan te nemen tegen de duisternis: die moet ik krachtig leren weerstaan zodat die op de vlucht slaat. 'Onderwerp u dan aan God; bied weerstand aan de duivel, en hij zal van u vlieden.' (Jakobus 4:7). En dat is ook een intern gevecht. Ik moet leren me eerst te onderwerpen aan Gods waarheid; dat is het meest krachtige wapen tegen de duisternis. De duisternis probeert namelijk altijd een aanknopingspunt in mij te vinden: in mijn leugens, in mijn gekwetstheid, in mijn trauma's, in mijn pijn, in mijn hartstochten en onvervulde verlangens, in mijn trots, mijn eer. Ik geef die aan Hem, ik onderwerp me aan Hem. Maar ook: ik schuil bij Hem. Hij begrijpt me. Hij kent me. Hij houdt van me met een ongelofelijke, eindeloze liefde. Als ik daar ben, kan Satan er niet bij. Dan krijgt de duisternis geen 'grip' op me. Als ik doordrenkt ben van Jezus glip ik als een gladde zeep steeds uit zijn klauwen. Vanuit die onderworpen en door de Heilige Geest doordrenkte positie mag (moet?) ik opstaan. Mag ik mijn tanden laten zien. Mag ik grommen. Nooit tegen mensen, maar tegen de duivel. 'Ga weg, ga bij me vandaan, want je triggert me om menselijk te redeneren, maar ik redeneer Goddelijk. Als God voor me is, wie kan dan tegen me zijn? Als ik God aan mij zij heb kan me niks gebeuren. Ik ga voor waarheid, liefde, vergeving, voor het belang van de ander en niet van mezelf! Verdwijn Satan!' Eerlijkheid en liefde Mensen zijn niet het probleem. Het probleem zit in mij. Mensen zijn niet mijn vijand. De duisternis met zijn listen is mijn vijand. En mijn houding, mijn liefde voor Jezus bepaalt of de duisternis een haakje bij me kan vinden. Dat vraagt eerlijkheid met mezelf en God. En ook veel liefde. Liefde leidt altijd tot zachtmoedigheid. Zowel naar mensen als naar jezelf. En liefde geeft me ook de meest krachtige overtuiging en standvastige houding om de duivel te weerstaan. En nooit meer mensen te verwarren met de duisternis. Want liefde is uiteindelijk altijd sterker dan alle andere krachten in het leven. Jezus onderscheidde door zijn goddelijke liefde Petrus van Satan. Toen Petrus Hem probeerde te weerhouden van het kruis, klonken zijn woorden corrigerend, maar misschien ook wel bezorgd en liefdevol. Zoiets als: 'Dat mag niet met U gebeuren, dat verdient U niet!' Maar Jezus herkende de duistere stem er in die een aanknopingspunt bij Hem zocht: een gevoel van onrecht of oneerlijkheid. 'Ga weg achter Mij, Satan, want je bent niet bedacht op de dingen van God, maar op die van de mensen' (Mattheüs 16:23). Hij zei dat niet tegen Petrus, maar tegen degene die door Petrus heen sprak: Satan. Even later zegt hij tegen diezelfde Petrus, omdat hij iets zegt wat juist wél van Gods Geest komt: 'Vlees en bloed hebben je dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader in de hemel' (Mattheüs 16:17). Zo kan een mens, iemand vlak naast je, een geliefde, zonder dat die het doorheeft soms woorden van God en soms woorden van Satan spreken. Maar dat maakt die persoon niet tot vriend of vijand. De persoon mag blijven, maar Satan moet wijken. Ziende op Jezus Aan het kruis liet Jezus ons het meest extreme voorbeeld zien wat het betekent om niet te strijden tegen mensen maar tegen de duistere machten daarachter. 'Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen' (Lukas 23:34). Hij keek verder dan de spottende, brullende gezichten, Hij keek voorbij de handen die met hamers hard op de spijkers sloegen. Hij zag dwars door Zijn eigen diepe pijn hoe deze mensen zelf gevangen zaten. Hij zag hun eigen paradoxen, hun pijn en trauma's die ze hier overschreeuwden met iedere hamerklap op de spijkers die dwars door Zijn handen en voeten werden geslagen. Hij zag mensen die totaal niet beseften wat ze deden, maar gedreven werden door haat, bitterheid en duistere machten. Getraumatiseerde soldaten die al honderden mensen een wrede, gruwelijke dood hadden zien sterven en zelf in doodsangst hadden gezeten. Hij zag hoe de duisternis via deze pijn en via hun trauma's ingang bij hen vond. Hij voelde hoe diezelfde duisternis via Zijn eigen trauma's van marteling en helse pijn ook bij Hem probeerde binnen te dringen met haat en verbittering. De woorden van Satan via Petrus kwamen terug: 'Dit is niet eerlijk. Toon je macht en vernietig ze!' Hij proefde het, maar wilde het niet. Hij streed met deze demonische krachten terwijl hij de mensen die deze duisternis belichaamden met hun martelwerktuigen, vergeving en liefde gaf. Hij schoot zelf geen brandende pijlen af, maar goot verzachtende olie van liefde, vergeving en genade in hun wonden. Het bloed droop als olie langs zijn lichaam, langs het hout op de grond. De duisternis probeert jou en mij ook op alle mogelijke manieren te raken op onze meest kwetsbare plekken. Midden in de wonden die het leven ons heeft gegeven. Satan is gruwelijk wreed en deinst nergens voor terug. Niets is hem te gortig; ook voor je meest intieme en kwetsbare eenzaamheid en strijd heeft hij geen enkel respect. Hij lacht er om en zet zijn klauwen en tanden erin om het verder open te scheuren zodat je gilt van pijn en verbittering. Paulus zegt: 'Doet aan de hele wapenrusting van God, opdat u stand kunt houden tegen de listen van de duivel' (Efeze 6:11). Die strijd is innerlijk. Het is de strijd om je hart: wat je ten diepste gelooft, waar je ten diepste op vertrouwt en waar je ten diepste naar jaagt. 'We breken redeneringen af en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God, en nemen elke gedachte gevangen om die te brengen tot de gehoorzaamheid aan Christus' (2 Korintiërs 10:5). Het valt niet mee om mezelf, mijn eigen ik-gerichte neigingen en zelfrechtvaardiging te overwinnen. Het begint met de erkenning dat ik dat zelf niet kan. Mezelf aan Hem overgeven en onderwerpen is de eerste overwinning. Een rare 'overwinning' voor mijn ik-gerichte natuur: mijn verlies erkennen en mezelf onderwerpen. Hij is mijn Held, niet ik ben de held. Vanuit deze overgave mag ik overeind komen en met Hem gaan wandelen door het leven. Wandelen ja. Maar op cruciale momenten in mijn leven komt het er op aan en moet ik ook de strijd onder ogen zien en aangaan. Dan moet ik leren naast Hem als de Grote Held ook een dappere held te zijn. Maar nooit om het gevecht met mensen aan te gaan. Nooit. Mensen zijn juist ons doel. Nooit onze vijand. Onze strijd is niet tegen vlees en bloed ... Help mij Heer om op U te lijken en mensen van duistere machten te kunnen onderscheiden. Dat kan ik niet uit mijzelf. Geef me zoveel liefde voor U en voor de mensen om mij heen dat U alleen mijn doel bent. En Uw plan met de mensen om mij heen belangrijker is en blijft dan mijn eigen plan of mijn eigen verlangen. Dat kan ik niet zelf. Ik geef mezelf daarom aan U. Amen.
0 Opmerkingen
Leave a Reply. |
Archieven
Oktober 2025
CategorieënAll Autisme Autonomie Big Five Borderline Chronisch Psychisch Lijden Diagnostiek Diagnostische Dwaling DSM V Empathie Evangelie Geloof Gevoeligheid Herkenning Hertraumatisering Informatie Voor Naasten Johnny Cash Langdurige Problematiek Levensfasen Liefdesverdriet Lijden Mentale Gezondheid Misdiagnose Muziek Onmogelijke Keuzes Persoonlijk Psychologie Psychopathologie Relationele Ontwrichting Songteksten Stress Therapeutische Klik Therapiematch Trauma Vriendschap Zelfreflectie |
Wil je meer weten over mijn werk als psycholoog, schrijver of muzikant? Kijk dan op één van mijn websites.
RSS Feed