Matthijs Goedegebuure
  • Home
  • Psycholoog
  • Schrijver
  • Schrijfatelier
  • Overzicht schrijfatelier
    • Overzicht
    • Songteksten
    • Persoonlijk
    • Psychologie
  • Muzikant
  • Contact
  • Home
  • Psycholoog
  • Schrijver
  • Schrijfatelier
  • Overzicht schrijfatelier
    • Overzicht
    • Songteksten
    • Persoonlijk
    • Psychologie
  • Muzikant
  • Contact
Search by typing & pressing enter

YOUR CART

25/12/2023 0 Opmerkingen

Als élke keuze fout is ...

Afbeelding
Over morele pijn, gewetensnood, schuld, verborgen strijd en de aanwezigheid van God tussen de brokstukken van je hart. 

<In bewerking> Soms dwingt het leven je tot een keuze die je helemaal niet wilt maken. Links is slecht. Rechts is slecht. Rechtdoor is slecht. Stilstaan is slecht. Teruggaan is slecht. Er is geen goede keuze. Geen juiste weg. Elke richting die je kiest, hoe je ook wikt en weegt, laat je altijd iets verliezen wat je oprecht liefhebt. Of iemand waar je van houdt of die belangrijk voor je is. Je staat op een splitsing waar geen enkel pad leidt naar het volle goede. Alle wegen zijn duister. Elke keuze slaat bij voorbaat diepe wonden.

In zulke momenten breekt de weg waar je op loopt open, en je hart breekt mee.

De verborgen strijd
De echte strijd voltrekt zich onzichtbaar voor de mensen om je heen. Van buiten lijkt alles beredeneerd of goed doordacht. Maar van binnen woedt de storm van wroeging, vertwijfeling en schuld.

Je vraagt je af:
Heb ik werkelijk alles goed en eerlijk overwogen?
Had ik nog verder moeten zoeken, nog meer moeten verdragen, nog langer hopen?

Had ik harder moeten vechten; heb ik het te veel laten gebeuren?

En dan de bijtende vragen die je 's nachts wakker houden:
Wat als ik de verkeerde keuze heb gemaakt?
Wat als ik onherstelbare schade heb aangericht?
Wat zegt deze keuze over wie ik werkelijk ben?
Wat gebeurt er nu met de ander ... ?


Als je écht van harte het goede zoekt, zul je juist op deze momenten jezelf als schrijnend ontoereikend ervaren. Je schiet pijnlijk tekort. Je wilt het goede doen, maar er is geen 'goede'. Niet alleen omdat de situatie onmogelijk is, maar ook omdat je in je eigen hart tegen de grenzen van je liefde of je kunnen bent gebotst.

De pijn van niet begrepen worden
Misschien probeer je uit te leggen waarom je deed wat je deed. Een enkeling begrijpt het misschien een beetje. Maar niemand het hele verhaal. En hoe meer je probeert te verwoorden wat niet in woorden past, hoe dieper de eenzaamheid wordt. Je valt stil. Letterlijk. Mensen staren je goedbedoeld vragend aan. Je kunt niet uitleggen wat er door je heen ging toen je moest kiezen. De verscheurdheid. De hoop tegen beter weten in. De tranen die niemand heeft gezien. Je draagt de last alleen, zoals zoveel diepe, morele keuzes uiteindelijk in stilte worden gedragen. Alle mooie gedichten of liederen over liefde en verbondenheid ten spijt: dit is eenzaam. Alleen.

De worsteling met jezelf
Je staat voor de spiegel en je ziel schreeuwt: "Waarom heb je het zo ver laten komen?! Waarom heb je niet eerder ingegrepen?!"  Je staart jezelf aan en je hebt geen antwoord op je eigen vraag. Of je weet zelfs je vraag niet te verwoorden. Er komen duizenden beelden die iets verklaren van hoe je zo ver kwam. Maar het zijn er te veel om ooit aan iemand uit te leggen. Wanhoop.

De worsteling met God
Soms schreeuw je het inwendig uit: "Heer, waarom liet U het zover komen? Waarom liet U mij kiezen tussen twee rampen?" En soms is er alleen stilte. Een stilte die snijdt.

Je merkt hoe griezelig dun geloof kan worden als het op de proef wordt gesteld. Hoe alle mooie woorden verbleken tegenover de rauwheid van het echte leven. En toch ...

Juist daar, in het breekpunt van je bestaan, waar geen uitleg meer mogelijk is, waar de laatste zekerheden uit je handen vallen, is Hij daar. Hij zou er zijn. Dat had Hij beloofd. En Hij is er. Zonder woorden misschien.

Niet als iemand die de gebroken situatie ongedaan maakt. Niet als iemand die je keuze voor jou uit handen neemt. Maar als iemand die naast je hangt aan een kruis. Het kruis van het wanhopige "Waarom ... ?!!!". Het kruis van veroordeling. Straf. Consequenties van jouw fouten.

Hij weet dat jouw liefde heeft gezocht, ook toen de liefde geen begaanbare weg meer vond. Hij draagt niet alleen de gevolgen van je keuze, Hij draagt ook jou, in je verdriet, je schuld, je onvermogen.

In het licht van de eeuwigheid
Vanuit de hemel en de eeuwigheid wordt dit diepe verscheurende gevecht met het leven niet bespot of afgewezen. Ze worden gekend. Ze zijn opgenomen in een groter verhaal waarin liefde toch  overwint; niet omdat wij alles goed deden, maar omdat God het begin is. En het einde. Hij heeft het laatste woord. Hij schreef je zonden niet op stenen tafelen. Maar in het zand. En ook de zonden van de ander. Zodat ze uitwisbaar waren.

Daar, in het licht dat eens alles helder zal maken, zal blijken dat je niet alleen stond toen je koos in de duisternis. Dat je gedragen werd, juist toen je het minst wist hoe je verder moest.

Wat helpt?
Ik weet ook niet wat jou helpt; wist ik het maar. Ik zou het je per direct willen geven. Ik heb alleen maar een paar gedachten.

  • Ik hoop dat je jezelf mag toestaan dat pijn pijn mag zijn. Zonder jezelf te forceren naar snelle berusting.
  • Blijf altijd zoeken naar eerlijke woorden, ook al zijn ze gebroken en volledig met elkaar in tegenspraak.
  • Zoek alsjeblieft iemand die naar je kan luisteren zonder oordeel. Noch over jou, noch over de ander. Praat, fluister, huil.
  • Probeer te aanvaarden dat volledig begrepen worden onmogelijk is. Je kunt zelfs je zelf niet begrijpen. Laat staan dat een ander het kan. En toch gaat niet alles daarmee verloren.
  • Ik geloof dat God niet wacht tot we de juiste woorden hebben gevonden. Hij is er, juist ergens tussen al die brokstukken van ons hart.
  • Ik bid dat je kunt leven met de herinnering dat liefde hoger, uitnemender is dan volmaaktheid. Dat trouw zijn in een onmogelijke situatie wel degelijk ook iets heiligs was.
  • Weet dat als je iemand alles hebt gegeven wat je had, dat per definitie zowel het beste als het slechtste van je jezelf was. Het beste zal iets goeds voortbrengen; ik bid je vertrouwen toe daarin. Het slechtste zal schade geven. Maar het beste overwint uiteindelijk het slechtste. Klamp je daar aan vast.

Tot slot
Er zijn keuzes die je tekenen voor het leven. Niet omdat je faalde, maar omdat je beminde in een wereld die stuk is. En in die barst, in die diepe breuk, weerspiegelt de glans van de Vredevorst – stil, zacht, onoverwinnelijk. Van pool tot pool.

Kroon Hem.
0 Opmerkingen

6/12/2022 0 Opmerkingen

Drie levensveranderende adviezen voor mentors, adviseurs en leiders

Afbeelding
‘Heb je nog tips of een advies voor me?’ Misschien één van de meest gestelde vragen aan elke adviseur, consultant, therapeut, mentor of coach. Na dertig jaar therapeutische en adviserende gesprekken met mensen, soms op de meest extreme kruispunten van leven en dood, deel ik hier graag mijn drie beste adviezen voor iedereen die anderen helpt met advies, begrip en aanscherping.

Advies 1: zie je oog en je aandacht als een lamp!
Train jezelf elke dag om met het meest ​eerlijke​ in jezelf ​eerlijk te kijken naar alles wat op je afkomt en in je opkomt. Kijk aandachtig, kijk scherp, met het oog van een arend, tot je de waarheid, de leugen, de essentie, de waarde, de kans of het patroon ziet. Frons je wenkbrauwen en kijk de situatie nog strakker recht en eerlijk aan! Laat je niet leiden door de consequenties van je eerlijkheid. De waarheid is belangrijker dan de soms ongemakkelijke consequenties van de waarheid. Uiteindelijk zal het zien van de waarheid en de werkelijkheid bevrijdend zijn.​
Afbeelding
Kijk scherp, met het oog van een arend.
Laat het normale, gebruikelijke idee los dat je oog een passief sensorisch zintuig is en zie je oog en je aandacht in de eerste plaats als een lamp, een actief zoeklicht dat zaken glashelder in de spotlight zet. Als je met het meest eerlijke in jezelf scherp kijkt naar wat er op je afkomt zul je niet alleen helderheid krijgen en geven, maar zul je zonder het door te hebben ook het meest ‘jezelf’ zijn. Je verschijnt. Je wordt zichtbaar, je wordt ‘geopenbaard’. Hierdoor geef je degene die jou om advies vraagt niet alleen maar je meest eerlijke en grondige antwoord, maar ook een ontmoeting met jou.

Advies 2: denk niet langer in ‘rollen’ maar in ‘verschijningsvormen’!
Hoe algemeen verbreid en herkenbaar de 'rollentheorie' ook is, neem er afstand van. Mentor, coach, therapeut of leider zijn kan niet vanuit een 'rol'. Het woord 'rol' impliceert onechtheid, incongruentie. Een rol klopt niet altijd met wie je bent en je binnenwereld en dat kost niet alleen veel energie, het ondermijnt je impact. Denk vanaf nu in ‘verschijningsvormen’ die wel kloppen met wie je bent en met je binnenwereld. Als je vanuit het diepste, meest eerlijke in jezelf, kijkt naar wat er op je afkomt zul je soms vanuit je binnenwereld in de buitenwereld verschijnen als een sfeervol kaarsje. Een andere keer als een warm haardvuur of een vuurspuwende vlammenwerper. Weer een andere keer als een handige aansteker of een richtinggevende vuurtoren. Soms misschien als een kwetsbare walmende vlaspit en even later als een spetterende vuurwerkshow. Verbaas je niet over de verschillen, ook niet als deze verschijningsvormen zich allemaal binnen één gesprek afwisselen, maar laat ze zijn zoals ze zijn, in overeenstemming met wie je bent en en je binnenwereld. Soms heb je urenlang dezelfde verschijningsvorm, het zij zo. Rollen worden gespeeld, maar verschijningsvormen zijn puur. Rollen triggeren tegenrollen. Echtheid triggert echtheid.

Advies 3: geef alles om de ander te helpen zichzelf te begrijpen!
Train jezelf continu om ieder mens die iets persoonlijks tegen je zegt, te helpen zichzelf en zijn of haar eigen gedachten béter te snappen dan vóórdat hij of zij met jou begon te praten. Wijd je eraan toe. Maak het tot een missie. Ook wanneer iemand kritiek op je heeft. 

Vat samen wat de ander zegt, geef je beste woorden alsof je hem of haar verdedigt. Wees nooit bang dat dit zich tegen je zal keren. Kruip in de huid van de ander en probeer met diens ogen te kijken en zeg zo overtuigend mogelijk wat je ziet vanuit het perspectief van die ander. Doe dat net zo lang tot je ziet en voelt dat de ander zich gehoord, gerespecteerd en écht begrepen voelt. Zie je woorden en je reacties als een spiegel en ga er vanuit dat herkenning de diepste behoefte is van elk mens. Verschijn in gesprekken pas met jouw mening, standpunt, advies of gedachten als de ander zich voldoende heeft herkend in jouw samenvatting, reflectie of duiding.

Stop met het eindeloze gevecht om eerst zelf begrepen te willen worden door de ander. Geef de ander het oprechte begrip dat je zelf zoekt en nog meer! Een hart dat zich begrepen voelt gaat open om de ander te begrijpen. Als je je hieraan toewijdt zullen mensen zich veilig bij je weten en naar je advies luisteren.

Als je bereid bent te luisteren en de ander te helpen zichzelf te begrijpen, zal er ook naar jou geluisterd worden en zul je begrepen worden, hoewel we allemaal iets eenzaams met ons meedragen. Wie graag gehoord wil worden, zal zich nooit gehoord voelen. Je bent het meest jezelf als je jezelf vergeet. Je vindt je 'zelf' daar waar je niet met jezelf bezig bent.

Let op: het kan je op korte termijn veel kosten als je deze adviezen gaat toepassen. Pas ze alleen toe als je ze gelooft en er geen twijfel over hebt dat je dit wilt. Dan zul je er bergen mee verzetten. 

Uitdaging: pas een, twee of drie van deze adviezen één hele dag toe en kijk eerlijk en scherp wat er gebeurt.
0 Opmerkingen

11/9/2022 0 Opmerkingen

Wie zal mij verlossen ... ? Jezus alleen!

Afbeelding
Mini preek openlucht dienst IJsselstein met Cashflow3 

Hoewel ik het goede wil, doe ik het niet. In plaats daarvan doe ik het slechte en dat wil ik nu juist niet. Als ik doe wat ik niet wil, doe ik dat eigenlijk niet zelf, maar de zonde in mij. Zo ervaar ik steeds weer: als ik het goede wil doen, kan ik het niet laten het slechte te doen. In mijn diepste wezen wil ik heel graag doen wat Gods wet van mij vraagt. Maar ik zie dat mijn doen en laten daarmee volledig in tegenspraak is. Wat mijn verstand wil en mijn lichaam doet, is altijd in strijd met elkaar. De zonde leeft in mijn lichaam. Wat ben ik er ellendig aan toe! Wie zal mij verlossen uit deze vreselijke macht van de dood? Ik dank God dat er een uitweg is door Jezus Christus, onze Here!

Romeinen 7

 
Het is een grijze dag in oktober 1967, ergens in die onbestemde maand tussen de zomer en de winter in, als Johnny Cash in zijn eentje in zijn Jeep stapt en wegrijdt van zijn prachtige villa in Hendersonville aan de Old Hickory Lake, een voorstadje van Nashville met vooral grote villa's van artiesten en mensen die veel geld verdienen in de muziek business.
Maar ondanks alle mooie tuinen en oprijlanen om hem heen is Johnny rusteloos, wanhopig, depressief, opgejaagd en rijdt weg van Hendersonville in de richting van Monteagle.

Johnny Cash, the Man in Black zoals vrijwel iedereen hem kent, is op dat moment bijna op het toppunt van zijn carrière. Hij heeft in de vijftien jaar daarvoor duizenden concerten gegeven, een aantal grote hits gehad en hij is regelmatig te zien in Amerikaanse tv-shows en ook te horen op de duizenden radiostations die de VS op dat moment heeft. Wij weten uit de geschiedenis dat het vanaf dat moment op die oktoberdag in 1967 geen twee jaar meer zal duren voor hij de platenverkoop van de Beatles zal overtreffen. Vanaf dat moment zal hij de bijna eeuwige status van superstar hebben in de VS en ook wereldwijd. Maar dat weet Johnny zelf nog niet op dat moment.

Over een paar maanden zal hij een van zijn beste albums ooit gaan opnemen, Live at Folsom Prison, waar hij met de inmiddels legendarische intro 'Hello, I'm Johnny Cash' zijn tophit Folsom Prison Blues zal opnemen. En nog een jaar later zal hij 'Johnny Cash live at San Quentin' daar aan gaan toevoegen. Dit album zal hem een grammy opleveren en een hit met dat iconisch zinnetje dat mensen overal ter wereld 50 jaar later nog hardop mee zullen roepen: 'My name is Sue, how ... do you do??!!!
​
Nog een jaartje later zal hij vanuit het Ryman Theater in Nashville zijn eigen TV-Show starten waar alle grote namen uit de muziekwereld graag zullen komen optreden: The Johnny Cash Show. Iedereen zal graag te gast zijn bij de Man in Black: Bob Dylan, Emmylou Harris, Ray Charles, Chet Atkins, Eric Clapton, om maar een paar namen te noemen.
En nog een paar maanden later zal hij zelfs een graag geziene gast worden bij president Nixon in The White House.

Maar op deze grijze oktoberdag in 1967 heeft Johnny Cash daar op geen enkele manier weet van. Sterker nog: hij weet maar één ding, en dat is dat hij de meest verschrikkelijke ellendeling op deze rotwereld is die een puinhoop van zijn eigen leven heeft gemaakt. Maar ook een puinhoop van de levens van de mensen die hem liefhebben. Van zijn vrouw Vivian die het jaar daarvoor van hem gescheiden is omdat ze niet meer om kon gaan met de verslavingen en levensstijl van haar man. Van zijn ouders die al zoveel ellende hebben gekend door de dood van hun zoon Jack. Jack ... Johnny zat naar de radio te luisteren toen zijn oudere broer in zijn eentje hard aan het werk was in de schuur en doordat hij het zijn eentje moest doen voorover viel in de draaiende cirkelzaag. Hij had nog een paar dagen geleefd en is toen aan zijn verwondingen overleden. Nog altijd voelde hij de schuld daarvan die zijn leven lang al op hem drukte. Maar ook het leven van zijn eigen kinderen maakte hij kapot met zijn verslavingen, leugens, vrouwen, ... hij schaamde zich diep als hij zich voorstelde dat zijn kinderen zouden weten wat hij allemaal uitspookte als hij helemaal onder invloed was. En dat was hij bijna continu.

De afgelopen maanden was het helemaal bergafwaarts gegaan. Hij slikte zoveel amfetaminen en pijnstillers dat hij soms dagen en nachten achter elkaar niet sliep, hij verscheen niet op concerten waar zalen vol mensen op hem zaten te wachten. En als hij wel verscheen kon hij niet zingen omdat de pillen zijn stem volkomen geruïneerd hadden. Hij liep weg bij plaatopnames ... hij was een onberekenbaar en onbetrouwbaar mens geworden die een spoor van vernieling achterliet op weg naar de afgrond. 'Ik was een wandelend visioen van de dood geworden' schreef hij later in zijn autobiografie. 'En dat was ook precies hoe ik me voelde.'

“I had wasted my life. I had drifted so far away from God and every stabilising force in my life that I felt there was no hope for me.”

En nu op deze dag in oktober 1967 was hij tot het besluit gekomen zijn leven te beëindigen. 'Ik wilde nooit meer een nieuwe dag zien aanbreken' zei hij later.

Johnny reed naar Nickajack Cave, een uitgestrekt gebied met grottenstelsels zo groot als een paar keer de Arena of De Kuip. Honderden meters pikdonkere gangen die alle kanten op kronkelen. Hij was er een paar keer met vrienden geweest om te zoeken naar oude relikwieën van indianen, de native americans. Zodoende kende hij de plek en hij wist dat er meerdere mensen in de grotten overleden waren omdat de ze de uitgang niet meer wisten te vinden. En bij die mensen wilde hij horen. Zijn plan was om zo diep in de grotten te kruipen dat hij nooit, maar dan ook nooit meer de uitgang zou kunnen vinden, maar ook dat niemand anders hem ooit zou kunnen vinden. En dan zou 'ie zijn pillen nemen en wachten tot hij weg zou zakken in de dood die eindelijk een einde aan deze hel zou maken.

Johnny parkeerde zijn Jeep bij de ingang en liep en kroop drie uur lang door de donkerste gangen die er op deze wereld zijn. De inktzwarte diepe duisternis paste volkomen bij de inktzwarte wanhoop van deze 35-jarige man die volkomen alleen is met de shit van zijn leven.

Het meest duistere voor hem was de afstand die hij ervaarde tussen hem en God. De tekst uit Rom. 7 is bijna tekenend voor het leven van Johnny Cash.

Uiteindelijk ligt Johnny in de inktzwarte duisternis op zijn rug op de grond. En terwijl hij wacht op de dood die nu dichterbij is dan ooit, komt er een diepe rust over hem. 'Een rust die bleef', vertelt hij later. Vanuit die rust begint hij zich te focussen op God.

Later vertelde hij er zelf over: Daar in Nickajack ontstond een heel helder, eenvoudig besef in mijn geest: het besef dat mijn dood niet in mijn eigen handen lag, maar dat het in Gods handen lag. Ik besefte ineens heel diep dat ik zou sterven op het moment dat Hij zou bepalen en niet ik. Ik had niet eens met God gesproken over mijn besluit om te sterven in de grotten, maar dat had Hem er niet van weerhouden om me tegen te houden.

Johnny wist dat het God was die daar in de stilte van de grotten tot zijn hart sprak. Er was Iemand die groter was dan hijzelf. The Man came around. The Man in White. The Personal Jesus. The Greatest Cowboy of them all zoals hij Hem later bezong. Hij aanvaardde dat zijn dood en zijn leven in handen lagen van de God die hij kende uit de Bijbel, uit de kerk, uit de liedjes van zijn moeder en van de gospels die hij zelf had opgenomen. De God waar hij altijd in had geloofd, maar waar hij nooit bewust zijn leven en sterven aan had toevertrouwd.

De dood is iets waar we liever niet aan denken. Maar sommige mensen hier zullen begrijpen wat ik bedoel als ik zeg dat de dood een bepaalde rust geeft en dingen heel helder maakt. De dood is de rand van het leven. Daar stopt het. In mijn werk als therapeut voel ik het verschil tussen mensen die bij die rand zijn geweest en mensen die zover mogelijk bij die rand vandaan blijven. De mensen die bij de rand zijn geweest leven bewuster, intenser dan degenen die nooit over de dood willen nadenken.

Johnny Cash zingt in veel van zijn songs over de dingen waar we liever niet aan denken: dood, moord, overspel, spijt, wroeging, haat, liefde, vergeving, genade, verlossing. Hij biedt geen oplossing aan, geen theorie, geen succesformule. Hij wijst naar één persoon die opmerkelijk vaak in zijn liedjes terugkomt: Jesus. That’s The Man. The Hero of Cash.
Johnny kende de zwarte, donkere van zichzelf. Hij was de man in black in een dubbele zin van het woord. Hij heeft jarenlang gewerkt aan een boek over de Man in White. En hij heeft ook een keer al zijn geld gestoken in een film over Jezus: de Gospel Road. Johnny presenteert in zijn boeken, verhalen, liedjes en film de Man in White van de Gospel Road niet als de oplossing voor al je problemen; ‘neem Jezus aan en al je problemen zijn voorbij’. Johnny Cash presenteert Jezus als de Man die je moet ontmoeten. De Man die boven alles uitstijgt. ‘He’s my Saviour, my Counselor, my Redeemer’ aldus Cash. ‘Iedereen die echt op zoek is naar Waarheid komt uiteindelijk bij Jezus uit.’

Voor Johnny is Jezus veel meer dan een oplossing voor zijn problemen. Problemen bleef hij houden, ook later in zijn leven. Maar Johnny Cash vond bij Jezus rust voor zijn ziel. Vertrouwen voor de Toekomst. Uitzicht op de eeuwigheid, waar de ‘circle unbroken’ zou zijn. Vergeving voor zijn inktzwarte fouten. The old account was settled. Ook in de laatste maanden van zijn leven beleefde hij de troostende aanwezigheid van Jezus en wist hij dat hij ‘Over the next Hill’ thuis zou zijn bij Hem. Zijn biograaf Robert Hilburn, hoewel zelf niet gelovig, beschrijft dit uitgebreid, een aanrader. Sommige fans willen Johnny Cash liever blijven zien als de rebel van voor Nickajack Cave. Zij kunnen niks met dit verhaal en maken grappen over de gospels die Johnny zong als een gewetens-sussertje na het feesten en zuipen. Er is geen enkele twijfel over mogelijk dat Johnny Cash een fan van Jezus was en daarom zelfs theologie heeft gestudeerd.

Oproep
Misschien ben jij hier vandaag ook wel op een dieptepunt van je leven? Misschien ben je wel dichter bij het toppunt van je succes dan je kunt vermoeden? Misschien heb je ooit je leven in Gods handen gelegd maar nooit je dood? Misschien juist omgekeerd? Misschien is deze tent-kerk wel de eerste kerk die je in je leven bezoekt? Misschien heb je vroeger een God gepresenteerd gekregen die veel van je eist en weinig geeft? Misschien herken je de wroeging van Johnny Cash over de mislukking van zijn leven?

Namens Johnny Cash en miljoenen andere mensen die Jezus hebben leren kennen mag ik je aanmoedigen om Jezus te ontmoeten. Niet als een goedkope oplossing voor al je problemen, maar als de Mens zoals een Mens bedoeld is. En hoe is de Mens bedoeld? De Mens Jezus is Iemand die met je meegaat dwars door alle problemen. Hij spreekt door de Bijbel en door mensen tegen je en er ontstaat leven en hoop in je hart. Hij is eerlijk met je en helpt je eerlijk met je zelf te zijn zodat je ‘klopt’. Hij is heilig, dat betekent dat er geen rottigheid in Hem zit, geen gemenigheid of addertjes onder het gras.

Mijn beste advies voor je: durf met Jezus af te dalen in de Nickajack Caves, de grotten van je eigen hart. Wees eerlijk met jezelf zoals Johnny Cash ook moest. Durf maar tot je door te laten dringen dat je een keer dood gaat. Op zijn tijd. Dat ook jij iets slechts in je hebt, een duistere kant die vecht met je goede kant. Besef dat daarom alles wat je bent en hebt genade is. Aanvaard dat je nergens recht op hebt. Durf echt tot je door te laten dringen dat je bestaat, dat je leeft en dat je iets te zeggen hebt tegen de mensen om je heen. Ga daarvoor!!! Dat je op jouw manier mee mag bouwen aan het Koninkrijk van Jezus: een koninkrijk van genade en waarheid. Als God Johnny Cash vergeeft, vergeeft Hij jou ook. Als God Johnny Cash kan gebruiken, kan Hij jou ook gebruiken. Zelfs na je dood! Ga naar Jezus.

Well my goodness gracious let me tell you the news
My head's been wet with the midnight dew
I've been down on bended knee
Talkin' to the Man from Galilee
 
He spoke to me in the voice so sweet
I thought I heard the shuffle of the angel's feet
He called my name and my heart stood still
When He said, "John, go do My will!"
 
Ik sluit af met een citaat van Johnny Cash: "Well, I take great comfort in the words of the apostle Paul who said, ‘What I will to do, that I do not practice. But what I hate, that I do.’ And he said, ‘It is no longer I who do it, but the sin that dwells within me. But who,’ he asks, ‘will deliver me from this body of death?’ And he answers for himself and for me, ‘Through Jesus Christ the Lord.'"

Nou, ik haal veel steun en troost uit de woorden van de apostel Paulus die zei: wat ik wil doen, doe ik niet. En wat ik haat, dat doe ik. En hij zei erbij: het is niet langer ik die dat doet, maar de zonde die in mij leeft. Maar wie, vraagt hij dan, zal mij verlossen uit dit lichaam van de dood? En hij antwoordt dan voor zichzelf en voor mij: door Jezus Christus de Heer.
​
  • Uitleg evangelie
  • Gebed
  • 'It was Jesus' (G)
0 Opmerkingen

8/6/2022 0 Opmerkingen

Levensfasen: je leven in één artikel

Afbeelding
De vergeten factor in analyses over generaties. Het artikel dat je liever niet leest voor je veertig bent ;-)
In alle interessante en helpende discussies over de verschillen tussen generaties en hoe daar mee om te gaan, mis ik soms een belangrijke factor. Een factor die mijns inziens een noodzakelijk puzzelstuk vormt om de krachten en verbindingen tussen generaties goed te zien en te begrijpen. Ik heb het over de factor ‘levensfase’. Niet alle verschillen tussen generaties zijn te verklaren door specifieke kenmerken, stijlen en voorkeuren van de afzonderlijke generaties. Een heleboel verschillen tussen generaties zijn van alle eeuwen en hebben eenvoudigweg met onze leeftijd te maken.

De manier waarop bijvoorbeeld Millenials en Generatie X elkaar zien en elkaar (soms niet en soms juist wel) begrijpen komt ook door de verschillende levensfasen waarin dertigers en vijftigers zich bevinden.

Daarmee ontken ik zeker niet dat specifieke generatiestijlen en tijdgeesten bestaan. Ik heb daar zelf ook e.e.a. over gepubliceerd. Maar naast de invloed van tijdgeest, technologie, cultuur, wereldpolitiek, crises en klimaat op onze leef- en werkhouding bestaan er ook nog invloeden van onze leeftijd. Ik ben nu 54 terwijl ik dit schrijf en durf te zeggen dat ik niet meer dezelfde ben als toen ik 34 was. Ik ben veranderd in wat ik belangrijk vind en waar ik me op focus. Terwijl ik zowel twintig jaar geleden als gisteren bij generatie X hoorde.

Speciaal voor LinkedIn daarom hierbij mijn observaties en gedachten over de diverse levensfasen en hoe deze elkaar onderling beïnvloeden. Het gevaar van een korte uiteenzetting is altijd dat het de werkelijkheid te veel vereenvoudigt en te kort door de bocht is. Vergeef me dit en bedenk dat het een poging is iets heel complex terug te brengen tot een paar essenties. Ik hoop dat het lezen van dit artikel mag bijdragen aan meer onderling begrip, verbinding en betere samenwerking tussen generaties. Maar het leven is oneindig veel meer dan ik hier kan verwoorden.

Levensfase 1: het jonge kind
Veiligheid: wie zorgt voor mij?

In onze kindertijd (0-10 voor het gemak) draait alles om kwetsbaarheid en bescherming. Veruit het belangrijkste dat we psychologisch gezien nodig hebben in deze fase: veilige hechting. Deze veilige hechting begint al tijdens de zwangerschap door de bewegingen en hartslag van moeder en is cruciaal om goed door alle volgende levensfasen heen te gaan. Het is psychologisch gezien het belangrijkste fundament voor een gezonde identiteits-ontwikkeling en voor de levenslang durende continue aanpassing aan nieuwe levensfasen en -omstandigheden. Zonder het fundament van veilige hechting in je vroege kindertijd vormen je tienerjaren gelijk al een akelig onzekere tijd. Maar ook in alle volgende levensfasen bouw je op dit fundament verder.

Je kunt een kind dat dat zonder veilige hechting is opgegroeid niet zomaar alsnog een veilige hechting meegeven. Dat geldt eigenlijk voor elke fase: wat je specifiek in elke fase nodig hebt kun je moeilijk later 'inhalen'. Wat je wel kunt doen is een kind ervaringen meegeven die hem of haar in één van de volgende fasen zal helpen. Hier wordt naar mijn idee in de kinder- en jeugdhulpverlening nog te weinig op ingezet. De focus ligt (o.a. door het financiële systeem van de GGZ) meer op diagnosen, symptomen en klachtreductie op korte en middellange termijn dan op het meegeven van ervaringen voor later in het leven. In een ander artikel hoop ik daar ooit meer over te schrijven.

Natuurlijk zijn er nog veel meer zaken die essentieel zijn voor onze ontwikkeling in deze fase: taal, spelen, vriendschappen, fantasie, stoeien, grenzen en nog veel meer. Maar de effecten van (on)veiligheid springen er voor mij als psycholoog uit.

Levensfase 2: de tiener
Sociale identiteit: bij welke groep hoor ik?

Onze tienerjaren kenmerken zich door wisselende gevoelens van onzekerheid en ontdekkingsdrang.

De onzekerheid heeft vooral te maken met groepsidentiteit. Als tiener zoek je een groep, (sub)cultuur of ‘held’ waar je bij hoort, en die jou een eigen (maar juist ook niet te eenzame) identiteit geeft.

De ontdekkingsdrang wordt vooral ingegeven door het (soms wanhopig) zoeken naar een 'goed gevoel' in een fase waarin je geplaagd wordt door het ontwaken van allerlei angstige, depressieve, eenzame, agressieve, bewonderings-, afwijzings-, hunkerings- en verliefdheidsgevoelens. In deze fase worden specifieke karaktertrekken steeds zichtbaarder. Er ontstaan ineens overduidelijke verschillen tussen bijvoorbeeld introverte, extraverte, gevoelige en nuchtere tieners. De introvert ontdekt onbewust zijn of haar behoefte aan intieme verbondenheid. De extravert zijn of haar behoefte aan gezelligheid en uitgaan. De gevoelige tiener zoekt naar veiligheid en de nuchtere tiener naar informatie en kennis.

Essentieel voor deze fase: bevestiging, toenemende vrijheid en eigen verantwoordelijkheid, maar ook nog een mate van begrenzing en structuur. Rond ons vijftiende levensjaar bevindt ons vermogen tot ‘sturing geven’ (consciëntieusheid) zich op een dieptepunt en hebben we volwassenen nodig om niet te ontsporen. Het duurt tot ons vijfentwintigste voor we bij ons definitieve volwassen niveau van sturing en structuur uitkomen.

Eén van de grootste gevaren in deze periode: geen bevestiging krijgen van een vaderlijk of moederlijk figuur waar je respect voor hebt. Anders gezegd: je hebt het in deze fase nodig dat een ‘stoer’ persoon die boven je staat trots op jou is en dat ook overbrengt. Iemand die in je gelooft. Een mentor, een leraar, een vader, een moeder, een trainer, een baas. Zonder iets van deze bevestiging ga je in je adolescentie- en twintigersjaren mogelijk wanhopig op zoek naar compensatie hiervoor in de vorm van aandacht, uiterlijk, seks of prestaties. Dan moet je jezelf ‘bevestigen’ en dat is een lastige opgave kan ik je vertellen.

Levensfase 3: de twintiger
Volwassenwording. Wat wordt er van mij verwacht in de volwassen wereld?

Na (ideaal gesproken) de veiligheid van je kindertijd, de ouderlijke bevestiging en sociale identiteitsontwikkeling van je tienerjaren, draait in je jonge volwassenheid alles om vrijheid, verwachtingen en verantwoordelijkheid. Het is ‘effe wennen’ in het volwassen leven na ruim twintig jaar onvolwassenheid. Wennen aan vrijheid: niemand controleert je meer. Wennen aan verantwoordelijkheid: er worden voor het eerst taken of zelfs mensen aan jou toevertrouwd. Wennen aan verwachtingen en eisen die op je af komen. Hoe moet je zijn? Welke rol of houding moet je aannemen? Hoe reageer je op klanten, collega’s, mentors of leidinggevenden? Hoe moet je je gedragen in de familie van je vriend, vriendin of partner? En in de rol van werknemer?

In deze fase zijn we eigenlijk even niet zo met ons zelf of onze identiteit bezig (dat komt later weer) als wel met ons gedrag en wat er van ons wordt verwacht in de grote sociale wereld die we betreden. Hoe hoort het? Hoe werkt het?

Ik herinner me deze tijd als een fantastisch leuke periode waarin ik steeds meer mijn eigen stempel op mijn leven kon gaan drukken. Maar ook wel als een spannende tijd: stages, afstuderen, relatie, eerste baan en vader worden.

Wat je in deze fase nodig hebt: jezelf kunnen onderscheiden van je eigen ouders. Welke normen en waarden van hen neem je mee in je leven en welke laat je los? Alleen door je te onderscheiden van je ouders, en door zowel hun kracht als ook hun beperkingen te zien, kun je respect voor hen ontwikkelen. En juist dat respect voor deze sleutel-volwassenen is het beste startblok voor je eigen volwassenheid.

De ‘moederlijke’ veiligheid uit je kindertijd en de 'vaderlijke' bevestiging van je tienerjaren (hopelijk mag ik in 2022 deze archetypen nog gebruiken) zijn cruciaal om deze spannende ontdekkingstocht te durven doen waarbij ik durf te stellen dat de eerste belangrijker is dan de tweede.

Psychologisch gezien is het grootste gevaar van deze fase: niet gezond loskomen (leren vergeven en leren waarderen) van eigen ouders (of ouderfiguren of opvoeders).

En tenslotte dit nog: in de tweede helft van je twintigers-jaren ga je meer loskomen van de identificatie-figuren uit je tienertijd. Ze hielpen je, maar een paar nare kanten van hen zijn vermengd geraakt met je innerlijke criticus. Hun uitspraken over hoe het 'hoort' blijven maar echoën in je ziel en geven je het gevoel dat je niet goed genoeg bent. Dat is verrekte irritant en er is soms heel wat boosheid nodig om daar vanaf te komen. Dit geldt vooral voor degenen die een therapeut, mentor, jeugdleider, coach of iets dergelijks hadden. Om los te komen ontkom je er soms niet aan iets 'lelijks' over (of zelfs tegen) die persoon te zeggen. Je wrikt jezelf los en laat je tanden zien. Een ervaren volwassen mentor is zelf ook door die fase heen gegaan en kan dit daarom wel relativeren. De onvolwassen mentor zal zich verongelijkt voelen en lelijk terug gaan doen. Om later een volwassen mentor te kunnen worden moet je langs dit station: het 'afrekenen' met de vermenging van identificatiefiguren met je innerlijke criticus.

Levensfase 4: de dertiger
Kracht, moed en overtuiging. Wie ben ik ten diepste? Wat is mijn missie? 

In je dertigers jaren is het nieuwe van de twintigers-fase eraf. Je hebt ontdekt hoe dingen werken en je hebt je eigen stijl, je eigen ideeën en je eigen overtuigingen ontwikkeld. En mogelijk zelfs je eigen expertise als je een wat specialistisch beroep hebt. Je hebt inmiddels in de keuken van diverse werkgevers, groepen of organisaties gekeken en dat geeft een gevoel van grip, van controle, van zelfvertrouwen. Je begrijpt steeds beter hoe dingen werken in het leven en in jouw vakgebied en mensen komen steeds vaker naar jou toe voor advies.

Je begint steeds meer te beseffen hoeveel mensen en organisaties in hun eigen patronen en gewoontes vastzitten. Je doorziet die patronen steeds beter en kunt daardoor ook aangeven wat er beter kan of anders moet. Waar je in je twintigers-jaren patronen probeerde te doorzien om daar bij aan te kunnen sluiten, probeer je in je dertigers jaren patronen te doorzien om ze te doorbreken. Je voelt de drive om dingen op jouw manier of volgens jouw overtuigingen te doen. Het feit dat de volgende halte ‘veertig’ is helpt een handje om er nu ook werk van te gaan maken, want veertig voelt voor een dertiger al een beetje ‘oud’. Het zet de dertiger stil bij de vraag: ‘Wat is mijn missie?’.

Het is om deze reden dat dertigers graag een nieuwe kerk, een nieuwe politieke partij, een eigen bedrijf of een eigen beweging opzetten. 'Dit moet anders', of: 'dit kan echt beter'. Als dertiger heb je ook de energie om dat te doen, hoewel het voor velen ook de drukste tijd van hun leven is, zeker als je een jong gezin en allerlei leidinggevende taken hebt.

De dertiger is krachtig, charismatisch, dynamisch en missie-gedreven. En heeft inmiddels werk- en levenservaring. Maar ook in deze fase zijn er gevaren. Dertigers die als kind weinig veiligheid hebben gekend of in hun tienerjaren niet goed aansluiting bij een groep hebben kunnen vinden, kunnen extreem worden en uit de bocht vliegen. Uitwassen: ontwikkeling tot sekteleider of aansluiten bij extreme politieke of religieuze stromingen met als doel de gevestigde orde te ontwrichten. Onveilige hechting uit kindertijd versterkt het risico op extremisme en wantrouwen richting een bepaalde cultuur, of richting gezag en autoriteit.

Ik heb in mijn dertigers-jaren veel geleerd van met mensen met gedurfde ‘extreme’ opvattingen. Daar zit veel waarheid en scherpte in. Maar ik heb in die periode ook moeten leren herkennen of die ideeën uit pijn, haat en eigenbelang of uit liefde, eerlijkheid en wijsheid zijn ontstaan en verkondigd. De jonge dertiger is daar over het algemeen nog wat minder goed in. Zowel in het herkennen van narcisme, ik-gerichtheid, pijn en tijdgeest-invloeden bij (politieke en religieuze) mentors of leiders als ook in het herkennen van deze dingen bij hen zelf. Terugkijkend zie ik dat ik me soms ook liet meeslepen door opvattingen en ideeën die niet allemaal even zuiver waren. Of niet allemaal vanuit liefde werden verkondigd.

Helpend in deze fase: veilige hechting vanuit je kindertijd (zelfvertrouwen), een eigen mentor (zelfreflectie) en mensen die je inspireren (voorbeelden).

In je dertigers-jaren herbeleef je soms ook weer het gevecht om je plek tussen leeftijdgenoten van je tienerjaren. Dit is speciaal het geval wanneer je in je dertigers-jaren voor het eerst in een leidinggevende positie komt. De sociale spanning, schaamte en onzekerheid of traumatische angst die je als tiener had wordt getriggerd door situaties waarin jij ineens de leiding moet nemen en iedereen naar jou kijkt. Wees gerust: dat is normaal. Verzamel de moed om dit kwetsbare te delen met mensen om je heen. Maar kijk uit: doe dat alleen bij mensen waar je je ook echt veilig bij voelt. Ga af op je gevoel, niet op hoe je vindt dat je het ‘zou moeten voelen’. Een tip van een vijftiger … ;-)

Het grootste gevaar van de dertiger: zelfoverschatting en/of overschatting van zelfontwikkelde of zelf gekozen theorieën, principes en verklaringen. Zowel de positieve als de negatieve. Zowel over jezelf als over anderen. Dit gevaar is groter bij onvoldoende bevestiging in tienerjaren. Een laatste vleugje jonge naïviteit vergroot dit gevaar. 

Levensfase 5: de veertiger
Rijping, loutering door twijfel. Overgang van junior naar senior.

Na de krachtige dertigers-fase breekt voor veel mensen de wat meer onzekere veertigers-fase aan. In je veertigersjaren ontstaan er (meestal gezonde) twijfels aan bepaalde overtuigingen uit je dertigers-fase. Dat is logisch. Je hebt inmiddels gezien dat ondanks al die goede overtuigingen, niet alles goed afliep. Je hebt huwelijken zien stranden, vriendschappen verloren, kerken zien scheuren, bedrijven failliet zien gaan, politieke en religieuze leiders zien omvallen. En daar zaten ook mensen bij met dezelfde overtuigingen als die jij had. En misschien heb je zelf wel ernstig gefaald ondanks al je krachtige overtuigingen.

Het laatste restje dertigersnaïviteit verdwijnt. Intellectuele en existentiële twijfels krijgen meer ruimte. Je begint als professional meer te beseffen wat je allemaal niet weet. Al heeft de sky nog steeds geen limit, je loopt wel tegen je eigen limits aan. Je vakgebied is zoveel groter dan je ooit zult kunnen bevatten. Er komt bovendien alweer een volgende generatie je vakgebied binnen die werkt met (voor jou nog) onbekende nieuwe technieken. En sommige jongere collega’s van je stappen hun dertigers-jaren in en beginnen dingen te roepen die je ergens irriteren omdat je jezelf erin herkent van 10 jaar geleden. Maar als je eerlijk bent maken ze je ook een beetje onzeker omdat ze sommige zaken beter lijken te beheersen dan jij. En ze zetten zich zelfs een beetje af tegen de methoden en cultuur waar jij in de afgelopen tien jaar voor hebt gevochten. Misschien hebben ze nog wel gelijk ook …

Je voelt je ergens verloren tussen de vijftigers en zestigers boven je waar je echt nog niet bij hoort enerzijds en de twintigers en jonge dertigers waar je ook niet meer bij hoort anderzijds.

En toch is dit misschien wel de meest bepalende fase van je leven. Als je de eerlijke twijfels toe kunt laten zullen ze je louteren tot een wijze mentor. Als je de twijfels tegenhoudt zal je ontwikkeling stagneren en zul je altijd blijven vechten tegen mensen die jou aan het twijfelen brengen.

Sommige overtuigingen gaan wellicht overboord omdat ze de tand des tijds niet konden doorstaan. Als je eerlijk kijkt zijn het eigenlijk al geen overtuigingen meer, maar slechts vertrouwde ideeën. Het vuur van het leven heeft de kern ervan al verbrand. Andere overtuigingen zullen juist sterker worden omdat ze de vuurproef van het leven hebben doorstaan. Ze zijn een houvast gebleken ook al heeft niet iedereen met deze overtuigingen het gered. Het stemt allemaal tot nadenken, tot bezinning. En dat vraagt om eerlijkheid. De paar overtuigingen die je overhoudt zullen echte, beproefde overtuigingen zijn. Geen absolute waarheden meer misschien, maar wel overtuigingen waar je op kunt bouwen.

In deze fase is het belangrijk om een doel voor ogen te hebben. Het beste doel dat ik je nu kan geven zijn je vijftigers-jaren! Want er zijn volgens mij maar twee soorten vijftigers: 1. verbitterde (of minstens teleurgestelde) vijftigers die openlijk of diep van binnen cynisch zijn over de hele wereld of over iedereen die anders doet of denkt dan zij zelf, en 2. vaderlijke of moederlijke vijftigers die oprecht van mensen houden en een mentor voor volgende generaties willen zijn. Mentors die de krachtige combinatie van overtuiging, enthousiasme en nuance hebben. Mentors met vertrouwen, zodat ze ook vertrouwen kunnen doorgeven.

De manier en de houding waarmee je door je veertigers-fase heen gaat bepaalt volgens mijn observatie van de afgelopen dertig jaar voor een groot deel hoe je als vijftiger gaat zijn. De manier waarop je door je twintigers-jaren bent gegaan is gek genoeg van grote invloed op deze fase. Toen was ook alles nieuw en wist je nog niet hoe het werkte in het eerste deel van je volwassen leven dat net was begonnen. Nu is het tweede deel begonnen en weet je weer even niet hoe het werkt. Durf het toe te laten. Het zal je bij deel drie vanaf je zestigers-jaren ook weer helpen!

Nodig in je veertigers-jaren: twijfels, eerlijkheid, eenzaamheid en vriendschap. En muziek. Veel goede muziek uit je tienerjaren.

Levensfase 6: de vijftiger
Definitieve vaderlijkheid of moederlijkheid. Gelouterde overtuigingen.

Wat is er mooier dan in je vijftigers-jaren een senior in je vakgebied, je kerk, je familie of je buurt te zijn die alle gevechten met zichzelf en de wereld wel een beetje heeft gehad (of heeft aanvaard dat sommige gevechten er nou eenmaal zijn) en vanuit vrede met zichzelf en je plek in het leven de volgende generaties kan helpen bij hun persoonlijke ontwikkeling en levensreis?

Het fijne van vijftiger zijn (uitgaande van voldoende gezondheid en een beetje logische loopbaan - dat is niet voor iedereen zo besef ik heel goed!) is dat je wat beter kunt nuanceren, dat je het kind in jezelf weer een beetje ruimte mag geven (de cowboylaarzen, de motor, de gitaar of de caravan) en dat je alle gekke tegenslagen in je vakgebied wel een keer hebt zien langskomen. En voor de bevoorrechten onder ons geldt dat er wat meer financiële ruimte is voor vakanties of hobby's.

Het lastige van vijftiger zijn is dat je toch wat meer grenzen krijgt en dat je spiegel, de weegschaal en de reclames voor 50+ hulpmiddelen die ineens op je mobiel verschijnen je glashard de waarheid vertellen over de levensfase waar je je nu in bevindt. Maar nog lastiger is misschien wel dat je de generatie boven je nu echt ziet verzwakken of zelfs wegvallen terwijl jij misschien wel op de top van je carrière of je succes bent. Dat confronteert je met je eindigheid en roept vragen op over leven, dood, zingeving, eeuwigheid en tijdelijkheid en over de waarde van je huidige succes. Wat is eigenlijk succes?

Ik maak me bij vijftigers niet altijd populair als ik hen voorzichtig of juist niet voorzichtig de spiegel voorhoudt van de twee soorten vijftigers: de verbitterde wantrouwende zeikerd of de vaderlijke/moederlijke mentor. 'En de tussenvorm kom ik eerlijk gezegd nooit tegen' voeg ik er meestal aan toe.

Verbittering ontstaat niet ineens in je vijftigers-jaren. Het is een rode draad die vaak al begint in die allereerste twee fasen waarin voldoende veiligheid en een bepaalde mate van bevestiging cruciaal zijn. Zonder die twee is het veel moeilijker om niet verbitterd te raken door alles wat er tegenzit in het leven. Zonder die twee is het veel moeilijker om je medemensen, leiders, collega's, klanten, leveranciers en handhavers te vertrouwen, te vergeven of te verdragen. Zonder die twee is het veel moeilijker om jezelf, je partner, je kind, je familie te vergeven waar ze je pijn hebben gedaan. Vertrouwen is misschien wel iets dat we bijna alleen maar kunnen 'doorgeven' na het zelf ontvangen te hebben?

Maar de rode draad van verbittering kan ook ontstaan doordat je in je volwassen leven nooit een bevestiger of mentor hebt gehad die in jou geloofde gedurende je carrière. En dan is het veel moeilijker om zelf een mentor te zijn voor mensen die op jouw kosten fouten maken of thuis zitten. Bevestiging is misschien ook wel iets dat we vooral 'doorgeven'? Dus respect voor iedereen die deze dingen heeft gemist en worstelt met gevoelens van verbittering.

Maar ik geloof (na alle twijfels van mijn veertigers-jaren nog steeds) dat niet verbitterd raken ook te maken heeft met een keuze. De keuze om verbittering simpelweg niet toe te laten als het bij je aanklopt of door de kieren van de deur van je hart wil binnensluipen. En dat tweede is waarschijnlijker. En die keuze kun je zelfs al in je twintigers- of dertigersjaren maken nadat je dit artikel hebt gelezen. Want een vaderlijke of moederlijke mentor worden begint oftewel met een voorbeeld dat je wil navolgen, oftewel met een diepe bewuste keuze om die kant op te willen groeien in je leven.

Helpend in deze fase: veiligheid uit je kindertijd, sociale identiteit en bevestiging uit je tienertijd, een eigen mentor in voorgaande levensfasen, de keuze om een mentor te willen zijn, vriendschappen, financiële ruimte, ruimte voor het kind in jezelf.

Wat ik als het grootste gevaar zie voor de vijftiger: niet kunnen loskomen van je dertigers-drive die niet meer waargemaakt kan worden en tot verbittering leidt. Verbittering uit zich in felle kritiek op alles wat de eigen dertigers-ambities heeft tegengehouden: politiek, oudere generaties, kerk, bepaalde maatschappelijke 'systemen'.

Levensfase 7: de zestiger
Verzilvering. Controle loslaten en verantwoordelijkheid overdragen. Vereenvoudiging. 

De zestiger begint net als toen hij baby, twintiger en veertiger was aan een nieuwe grote onbekende levensfase. Als pasgeboren baby begon hij aan een eindeloos voelende kindertijd. Als twintiger stapte hij in de toen nog eindeloos lijkende volwassen wereld waarin alles nog mogelijk was. Als veertiger sloot hij zijn jonge leven af en maakte de overstap naar een nieuwe lange periode van senioriteit. En nu als zestiger begint hij aan een onbestemde ouderdomsfase waarin ook nog van alles mogelijk is, maar waarin de ervaren eindeloosheid van vroeger vervangen wordt door een besef van eindigheid.

Ik ben zelf nog geen zestiger op het moment dat ik dit schrijf, maar heb wel veel gesproken met zestigers. Drie thema's vallen mij vooral op in al deze gesprekken: betekenisgeving, loslaten, en genieten. Er moet een begin worden gemaakt met loslaten: eigen kracht, snelheid, werk, taken, mensen, een bepaalde status in je werk of vakgebied, vrienden, familie, ruimte, vertrouwde plaatsen, onbereikte idealen en gewoontes.

Het is makkelijker om iets los te laten wat je eerst een goede betekenis hebt gegeven en waar je dankbaar voor kunt zijn. Wat je vast had laat je achter. De betekenis en dankbaarheid neem je mee. Maar is dat ook niet het kostbaarste van alles? Of is dat te mooi gezegd ... ? Het zijn de vragen waar de zestiger in toenemende mate mee te maken krijgt.

De zestiger krijgt ook een vernieuwd besef van de waarde van 'kunnen genieten'. Nu het verleden langer en de toekomst korter wordt, wordt duidelijker wat echt waardevol is en wat minder belangrijk is. Wat als dertiger een onbelangrijk detail leek, blijkt nu toch waardevol te zijn. Dat hoekje in de tuin met twee stoelen en een tafeltje. Of de vogels in de bomen. De Bijbel van oma. Er ontstaat meer ruimte voor dankbaarheid, maar ook voor verdriet, voor details, voor kwetsbaarheid. Het kost sommigen wat meer tijd om nieuwe gadgets te leren gebruiken, of een verre reis voor te bereiden, maar er wordt ook extra dankbaar van genoten.

Wat mij opvalt in onderzoek naar Big Five Persoonlijkheidstrekken is dat de verschillen tussen mannen en vrouwen in onze zestigers-jaren steeds kleiner worden. Met andere woorden: hetero-stellen gaan iets meer op elkaar lijken als het gaat om Gevoeligheid, Extraversie, Openheid en Sturing. De enige uitzondering is Altruïsme (kritisch en taakgericht vs. meegaand en mensgericht). Op dit domein blijven de verschillen tussen mannen en vrouwen redelijk intact waarbij vrouwen duidelijk altruïstischer blijven dan mannen. Het meest opvallende is dat vrouwen in de loop van hun leven steeds wat minder gevoelig worden en in hun zestigers-jaren dichter bij mannen staan dan ooit tevoren. Het kan ruimte geven voor meer herkenning en verbondenheid in deze fase van het leven.

Wat (voor zover ik het nu kan zien als vijftiger) helpend is in deze fase: nieuwe betekenisgeving aan verleden (wat was mooi?), heden (wat is nu belangrijk nu ik het nog kan?) en toekomst (waar ga ik me vooral nog op richten?).

Levensfase 8: de zeventiger
Omgaan met eenzaamheid en verbondenheid. Stap voor stap aanvaarden van verlies van (motorische) skills.

In onze zeventigers-jaren worden de eerste psychologische ouderdomsverschijnselen goed merkbaar. Onze score op Gevoeligheid is langzaamaan steeds hoger geworden: we schieten sneller in de stress en worden ook wat sneller emotioneel. Onze veerkracht neemt af. Daarbij wordt de score op Sturing bij velen van ons rap lager: we vinden het moeilijker om dingen te overzien, te ordenen, te structureren terwijl de behoefte aan overzicht en voorspelbaarheid juist groter wordt. Dat noopt ons er toe om ons leven te vereenvoudigen. Het grote huis geeft te veel prikkels, de organisatie van verjaardagsfeestjes wordt lastiger en administratie wordt een project op zich.

Wie zijn of haar leven in deze zeventigers-jaren op tijd weet te 'vereenvoudigen', of altijd al 'eenvoudig' leefde, kan (bij voldoende gezondheid) nog een bloeiende periode van reizen, nieuwe vriendschappen, ontdekkingen tegemoet zien! Wie te lang 'groot' of 'complex' blijft wonen en leven kan ineens overvallen worden door de angst dat alles instort.

Het valt mij op dat 'denkers', 'voelers', 'ontdekkers' en 'verbinders' het in deze periode wat makkelijker hebben dan de typische 'praktische doeners'. Lezen, schrijven, praten, kijken en luisteren kun je tegenwoordig lang volhouden met alle smartphone- en tablet-technologie, terwijl actief 'doe-het-zelven', tillen, op ladders staan en sjouwen met bouwmarkt-spullen ineens lastig kan worden. Vooral voor de 'doeners' in de zestigers-fase dus hierbij het advies om alvast te wennen aan denk- of ontdekactiviteiten die je ook in een lekkere stoel of op je balkon kunt doen.

Onze 'Openheid' (leergierigheid, ontdekkingsdrang) wordt minder in deze fase, dus nieuwe dingen leren over jezelf, het leven, de wereld, techniek, gezondheid, verleden en eeuwigheid wordt lastig. Je 'teert' in deze fase op wat je in alle voorgaande fasen hebt geleerd.

In deze fase kun je veel steun hebben aan leeftijdgenoten die hun leefstijl ook moeten aanpassen. En wat kan humor helpen in deze fase! En hoe lang geleden je kindertijd inmiddels ook is, de (on)veiligheid uit fase 1 en de sociale bevestiging uit fase 2 zijn van grote invloed op deze periode. Zorg extra voor degenen die weinig veiligheid en bevestiging hebben gehad in het leven. En voor degenen die geen kinderen hebben. Wie in zijn veertigers-jaren zijn twijfels goed heeft doorgewerkt wordt daar nu minder door geplaagd. En ook de mate van verbittering, 'vervaderlijking' of 'vermoederlijking' uit onze vijftigersjaren zijn bepalend voor innerlijke rust in deze fase.

Zingeving, geloof, levensvisie, een visie op het hiernamaals en de kracht van vergeving kunnen het verschil maken tussen hoop en wanhoop, tussen dankbaarheid en teleurstelling. En ook hier weer: muziek uit je tienertijd. En verhalen uit je twintigersjaren!

Levensfase 9: de tachtiger
Aanvaarden van kleinere wereld en verdergaand verlies van motorische, kinetische en (emotie)regulerende capaciteiten.

Ik moet glimlachen als ik denk aan de tachtigers die ik als therapeut mocht begeleiden. Het waren allemaal mensen die mij verrast hebben door hun leergierigheid, humor en volkomen vrijheid van status. Het waren mensen die niets meer te verliezen hadden en in de bonus-jaren van hun leven waren gekomen. Zij hadden hun dagelijks leven vereenvoudigd, hulp leren aanvaarden en zetten de tijd, energie en middelen die ze nog hadden in voor anderen, maar ook om nieuwe dingen te leren!

Ik zie een verschil tussen tachtigers met een uitgebluste geest en tachtigers met een vurige geest. Wat het geheim is van een vurige geest op die leeftijd weet ik niet precies. Ik ben nog niet zover. Ik vermoed dat het ook weer met die cruciale vijftigers-jaren te maken heeft. Maar daar wil ik niet alles aan ophangen. Ook voor verbitterde vijftigers is er een weg naar een vurige geest in je tachtigers-jaren. Dat heb ik ook gezien. Het vraagt om volkomen eerlijkheid met je zelf, met het leven en met de Schepper van je leven.

Tenslotte
Dank voor het lezend meereizen door onze levensfasen. Misschien heeft het iets verhelderends, maar misschien ook wel even iets deprimerends. Dat is ook niet gek als het leven teruggebracht wordt tot één artikel.

Ik hoop dat het stilstaan hierbij je mag helpen het beste uit jouw leven en jouw talent te halen. Door obstakels of scheefgroei of dreigende verbittering te herkennen. Ik hoop dat door het stilstaan hierbij je uiteindelijk vooral kunt genieten van de fase waar je je nu in bevindt. Maar ook dat het je extra begrip mag geven voor je collega, klant, coachee of familielid die in een andere levensfase zit. En dat je je adviezen als leidinggevende, coach of adviseur beter kunt afstemmen op iemands levensfase.

Tenslotte hoop ik dat het iemand helpt te investeren in de veiligheid en bevestiging van kinderen en tieners. Want die lezen dit artikel niet, maar hebben wel de toekomst. Misschien ben jij wel degene die veiligheid of bevestiging kan overbrengen. Geef een kind ervaringen* mee voor de toekomst. Zie hieronder het naschrift*.


*Naschrift
Een voorbeeld van zo'n ervaring die je een kind mee kunt geven voor volgende fasen is het steeds opnieuw beleven dat er echt oprecht met een open hart en volle aandacht naar hem of haar geluisterd wordt. Ook al praat het kind niet over de dingen waar jij als ouder of hulpverlener van denkt dat het daar over zou moeten gaan.

Deze ervaring van oprecht luisteren doet drie dingen: 1. het helpt het kind om zich later veilig te voelen bij iemand die naar hem of haar luistert als hij of zij (meestal in de dertigers-fase) last krijgt van de onveilige hechting en hulp daarbij nodig heeft; 2. het helpt het kind om dan ook zelf naar de adviezen, hulp en begrip van een ander te kunnen luisteren. Het veelvuldig zien hoe je moet 'luisteren' helpt automatisch om dat later zelf ook te kunnen. En 3. het helpt om later oprechte aandacht van psychopathische aandacht te kunnen onderscheiden. Kinderen met onveilige hechting lopen een verhoogd risico om in hun tiener- en twintigersjaren slachtoffer te worden van psychopaten of narcisten die luisterende aandacht 'imiteren' om daarmee iemand te kunnen manipuleren voor eigen doeleinden. Het kunnen onderscheiden van oprechte, zuivere aandacht en gevaarlijke, manipulatieve aandacht vervangt geen hechting, maar kan wel bijdragen aan het voorkomen van de meest ernstige gevolgen van onveilige hechting op latere leeftijd. Later misbruikt worden in de breedste zin van het woord is misschien wel één van de grootste risico's die een onveilig gehecht kind loopt.

Gepubliceerd op LinkedIn
0 Opmerkingen

24/4/2016 0 Opmerkingen

Almost Home (songtekst)

Afbeelding
​I know I never will forget 
that precious moment when we met 
First time I ever saw your face 
you took me back ten million days 

They say some things are meant to be 
What does it mean for you and me? 
Share we a future or a past? 
I only know: love will last 

So please, close your eyes 
let me dry your lonely tears 
I know love is stronger 
then the pain of all these years 
​
And I'm so proud, so proud of you 
You stayed strong, all on your own 
It's been a long way girl, but I can see 
You're almost home 


So many questions fill my mind
Too many memories, lost in time
Hidden heartaches, lonely blue
Did all my pathways lead to you?

Where did we come from, where to go?
Where are we bound for, I don't know
What is the secret plan behind?
Qustions running through my mind

​So please, close your eyes
let me dry your lonely tears
I know love is stronger
then the pain of all these years

And I'm so proud, so proud of you
You stayed strong, all on your own
It's been a long way girl, but I can see

You're almost home

Music and lyrics: ©​Matthijs Goedegebuure (2016)
To be re-released on YouTube in the future
0 Opmerkingen

21/4/2016 0 Opmerkingen

You'll never know (songtekst)

Afbeelding
You'll never know 
how much I longed 
to be with you 

You'll never know 
how much I prayed 
for one sign of you 

You were always in my heart
Though our worlds were still apart
You'll never never know
how much I longed to be with you

And every little flower
that you gave me
Shows me one more colour
of your heart


And every heartfelt note
that you wrote, dear
It tells me
just how beautiful
you are ... !


You'll never know
how many songs
I sang for you
Or how I feared
the very chance
of missing you

I'd cross the ocean
fly the blue
I would do anything
for you
You'll never know
how much I longed
to be with you

Music and lyrics: ©​Matthijs Goedegebuure (2016)
0 Opmerkingen

18/7/2015 0 Opmerkingen

That old wheel

Afbeelding
18 juli 2015 - Versie 1.2 

Hoewel ik al vanaf mijn 14e jaar bijna dagelijks Johnny Cash-liedjes zing, waren tot 2013 de keren dat ik Cash-nummers voor een publiek heb gezongen op twee handen te tellen. Na ‘A boy named Sue’ op het jongenskamp begin jaren ‘80 kan ik me slechts een paar momenten herinneren dat ik live een Cash song heb gezongen: een paar keer op feestjes en jamavondjes en incidenteel voor de gezelligheid na een kerkdienst.

De songs kwamen vooral tevoorschijn als ik ’s avonds laat alleen in mijn woonkamer zat. Johnny Cash zei ooit in een interview dat hij nog een album ‘Johnny Cash - Late and Alone’ had willen maken. Dat is er nooit van gekomen, althans niet met die titel, maar voor mij drukt ‘Late and Alone’ aardig goed uit hoe ik jarenlang Cash zong. Mijn kinderen zijn er heel wat keren in slaap gevallen bij ‘A satisfied Mind’ en ‘Peace in the valley’ als papa ’s avonds in de woonkamer ging zingen en zij mijn stem tot in hun slaapkamer konden horen. Onze dochter Joline van 21 (nu ik dit schrijf) ging laatst tien dagen naar Gran Canaria. De avond dat we haar weg zouden brengen vroeg ze: ‘Pap, wil jij misschien een paar Johnny Cash liedjes op mijn telefoon zetten … ? Dan heb ik iets vertrouwds als ik me daar alleen voel.’

Ik zing ’s avonds in mijn eentje van alles: veel gospels, maar ook allerlei andere nummers. ‘Believe in Him’, ‘Lead me gently home, Father’, ‘Why me, Lord’, ‘God’s gonna cut you down’, ‘Going by the Book’, ‘I’m a newborn man’, ‘Will the circle be unbroken’ zijn een paar van mijn favorieten. Maar natuurlijk ook ‘I walk the line’, ‘Ring of fire’ en de nummers die ik van ‘Welcome to Europe’ had geleerd: ‘The lady came from Baltimore’, ‘Look at them beans’ en ‘The night they drove old dixie down’. 

Ik moet er wel eerlijk bij bekennen dat ik tijdens het zingen van die liedjes in gedachten altijd een publiek voor me zag. Als ik dat zo opschrijf vind ik het als psycholoog eigenlijk zorgelijk klinken; het heeft iets narcistisch. Denken aan roem, bewondering, aandacht. Maar aan de andere kant is publiek misschien wel iets waar elke gezonde muzikant over droomt. Je maakt muziek immers niet voor jezelf alleen. 

Er zit iets raars in muziek maken. Aan de ene kant speel je die muziek die jou raakt, waar jij jezelf in herkent zodat je er ook iets van je zelf in kwijt kunt. Als de mensen om je heen er niks aan vinden, verandert dat niet je voorkeur voor muziek; je speelt wat jij wilt, jij bepaalt wat je mooi vindt. Er zit iets heel onafhankelijks in.

Aan de andere kant is muziek maken heel onbevredigend als niemand er iets aan vindt, of niemand er door geraakt wordt behalve jij zelf. Dan voel je als muzikant dat je muziek zijn doel heeft gemist. Een lied dat niemand raakt is als een boek dat niemand leest. Het gaat verloren. Aan het begin van een show in London in 1975 zei Johnny Cash tegen zijn publiek: ‘We hopen dat er vanavond een lied tussen zit waarvan je voelt dat die speciaal voor jou wordt gezongen. Daar doen we het voor.’

Publiek is dus misschien wel onlosmakelijk verbonden met muziek die uit je hart komt. Iemand zei ooit eens tegen me: ‘Wat uit je hoofd komt raakt het hoofd van de ander. Wat uit je hart komt, raakt het hart van de ander.’ Ik heb het altijd onthouden. Dit zinnetje legt naar mijn idee precies het verschil tussen kunst en informatie bloot. Informatie kun je weten, kennen, analyseren, begrijpen. Kunst, en zeker ook muziek, kun je alleen voelen, ervaren, meemaken of ondergaan. Op het moment dat je informatie wilt ervaren blijf je leeg achter want informatie is voor je verstand. En als je kunst wil analyseren, mis je misschien wel juist de essentie want kunst gaat via je gevoel naar je hart.
Het laat misschien ook zien dat een echt goed live optreden van een band of een artiest iets heel kwetsbaars is. Je stelt jezelf als muzikant of zanger heel kwetsbaar op als je vanuit je hart zingt of speelt. Je bent op dat moment de meest kwetsbare versie van je zelf voor het oog van een zaal vol mensen.

Om die reden klap ik altijd zo hard en lang mogelijk als iemand iets heeft gezongen dat me raakt. En zelfs als het mij niet raakt, maar ik wel zie dat het anderen raakt. Het is een van de dingen die je als publiek kunt doen om een muzikant een ‘ontvangst-bevestiging’ te geven. ‘Yes! Ik heb het gevoeld! Het kwam over, ik heb er van genoten, het raakte me.’ Als mensen vanuit hun hart klappen of applaudisseren, raakt dat ook weer de muzikant die daardoor ontspant en nog meer zichzelf durft te zijn.

Daarmee is het misschien toch niet zo verontrustend dat ik vaak een denkbeeldig publiek voor me zag als ik ‘late and alone’ aan het zingen was. De muziek van Cash zat blijkbaar in mijn hart en zocht een uitweg naar het hart van anderen.
In de drukte van mijn dertigers- en veertigersleven was ik me daar allemaal niet echt bewust van. Ik was te druk met ons gezin, onze praktijk, de kerk en allerlei andere zaken om ook nog iets met muziek te doen. Ik was wel actief in de kerk met worship-muziek. Dat is overigens iets geweldigs om te doen; er is geen muziek waarin zoveel spirituele kracht zit als worship. Maar het grote verschil met andere soorten muziek is dat worship puur en alleen gericht is op de band tussen jou en God. Het is geen gezelligheidsmuziek, geen show en niet primair gericht op interactie tussen mensen. Natuurlijk is die er wel, maar dat is niet de focus. Ik ben een overtuigd worshipper en leid incidenteel nog steeds aanbiddingsbijeenkomsten, maar ik sta dan echt in een andere modus. Ik kleed me dan zo gewoon mogelijk, ik probeer de aandacht van mezelf en de mensen voortdurend op God te houden, ik hou de muziek heel basic en ik zing vooral aanmoedigend om mensen te stimuleren om ook vol overgave mee te zingen.

Dat aanbidding niet primair om muziek gaat heb ik als kind en tiener intens ervaren. Ik groeide op in de zogenaamde ‘Vergadering van Gelovigen’, een beweging die in de negentiende eeuw in Engeland was ontstaan als een soort tegenreactie op het hiërarchische systeem en de leer van de Anglicaanse Kerk. Het uitgangspunt van de ‘Vergadering’ was dat iedereen gelijk is, geen leken, priesters of dominees, en dat christelijke bijeenkomsten puur geestelijk moeten zijn. Elke vorm van kunst, muziek, beelden, instrumenten, toga’s of wat voor ander uiterlijk vertoon zou de aandacht alleen maar afleiden van de kern van de christelijke samenkomst: Jezus. Wij zongen dus zonder instrumenten, gewoon a capella. Eén van de broeders vervulde de rol van ‘voorzanger’ door met een krachtige, duidelijke stem de eerste regel in te zetten. Ik keek als altijd jongen met respect naar ‘ome Co’, de man op de voorste rij die in zijn eentje met zijn stem een hele gemeente meekreeg in gezang. Hij was de vader van Mark van de Yamaha Clavinova. Hij moest zonder instrument of stemvork iedere keer weer opnieuw de juiste toonhoogte pakken. Hij hing altijd een beetje scheef in zijn stoel als hij een nieuw lied moest inzetten alsof hij zich zo klein mogelijk wilde maken. Of dat nou was uit nederigheid of dat hij gewoon graag onderuit in zijn stoel hing heb ik nooit helder kunnen krijgen.

Hoewel we dus niet geholpen werden door instrumenten of microfoons kan ik me hele intense momenten van aanbidding herinneren waarin ik me in de hemel waande, vlak bij God en waarin het leek of ik de hemelse bazuinen en engelenkoren om me heen mee hoorde zingen. Muziek is meer dan je letterlijk hoort, meer dan de klanken die uit je mond, je instrument of de luidsprekers komen.

Ik ben heel dankbaar met deze vorming in mijn jonge leven. Het heeft me respect en ontzag voor God bijgebracht, maar het heeft me ook geleerd om met beperkte middelen ‘groot’ te denken: met eenvoudige middelen kun je grootse dingen doen. 

Toen ik later in de evangelische- en pinksterwereld kwam moest ik erg wennen aan alle bands en geluidsinstallaties, maar ik heb de toegevoegde waarde van echte worship-muzikanten daar leren kennen. Echte worship-muzikanten kunnen zichzelf wegcijferen en hun instrument, hun geluid echt ten dienste van de ander stellen en kunnen een hele gemeente meenemen in aanbidding.

---

Het was in het voorjaar van 2011 dat ik voor het eerst in mijn leven langdurig mijn stem kwijt was. Het begon met een soort verkramping in mijn keel waardoor ik geen hoge tonen meer kon zingen. Hoewel ik het heel vervelend vond dat ik niet meer kong zingen, maakte ik me er niet ongerust over; het zou wel weer over gaan.

Toen het probleem weken bleef aanhouden en steeds erger werd, begon ik wel ongerust te worden. Ik was iedere avond gefrustreerd als ik mijn gitaar pakte om wat te zingen. Na een paar eerste regels zette ik de gitaar maar weer terug en beklaagde me bij Edith dat ik nog steeds mijn stem niet terug had en dat ik daar echt gek van werd. Ze had medelijden met me, maar kon er ook weinig aan doen. Als er iemand is die weet hoe belangrijk zingen voor mij is, is het wel Edith.
Ik herinnerde me iemand die ergens in zijn veertigers-jaren zijn stem was ‘verloren’ en alleen nog maar hees, krassend kon praten in zijn vijftigers-, zestigers- en zeventigersjaren. Zingen was voorgoed verleden tijd voor hem. Toen ik daar over doordacht sloeg de schrik me letterlijk om de keel. Ineens realiseerde ik me dat dat zou betekenen dat ik nooit meer iets met mijn stem voor een ander zou kunnen doen. Dat ik mijn hart geen stem meer zou kunnen geven door middel van muziek. Dat al die tientallen jaren dat ik ’s avonds voor mijn denkbeeldige publiek had gezongen helemaal voor niets was geweest. Dat al die nummers die ik me in de loop der jaren echt ‘eigen’ had gemaakt, die ik had doorleefd, gevoeld, gezongen, nooit meer door iemand gehoord zouden kunnen worden. Johnny Cash was dood en ik was te laat.

Ik ging naar de huisarts (waar ik normaal gesproken maar  zelden kom), naar een KNO-arts, naar een logopedist, maar niemand kon goed helder krijgen wat er aan de hand was. De huisarts geloofde me maar kon er weinig mee en wees me door naar het ziekenhuis. De KNO-arts zag niks bijzonders en en volgens de logopedist gebruikte ik mijn stem niet goed en was dat het probleem. Maar daar geloofde ik niets van. Ik zing al vanaf mijn 14e en dat had ik altijd op deze manier gedaan. Nog nooit problemen mee gehad. Er was iets mis met mijn keel, maar ik wist zelf ook niet wat het was en kon er niks aan veranderen.

Ik voelde spijt. Een diepe spijt dat ik in de afgelopen jaren niet meer met mijn stem en ‘mijn’ muziek had gedaan. Nu was ik 43 en had de tijd mij ingehaald en was het voorgoed te laat. Hoe moest ik dat ooit aan Pavarotti uitleggen als ik hem in de hemel tegenkwam? Hoe moest ik het aan God uitleggen dat ik niks met dit talent had gedaan? ‘Het was te druk; ik kwam er niet aan toe.’? ‘Ik ben het gewoon vergeten …. Sorry.’? Niet dat ik van mezelf vind dat ik zo’n getalenteerde zanger ben, maar ik had net zelf een boek geschreven waarin ik de lezers uitleg dat talent in Gods ogen niet primair met uitblinken of originaliteit te maken heeft, maar vooral met datgene dat je graag doet en dat je heel makkelijk afgaat. In mijn geval is het vrij helder dat dat zowel het zingen van Johnny Cash liedjes is als de Luther Perkins gitaarstijl. Gemiste kans. Te laat.

Ik nam mezelf plechtig voor dat als ik ooit mijn stem weer terug zou krijgen, ik er echt iets mee zou gaan doen. Wat - dat zouden we dan wel zien, maar in ieder geval iets.

De problemen bleven aanhouden tot aan het midden van de zomer, en toen kwam in een paar weken tijd mijn stem weer terug. In het begin nog wat aarzelend, maar ik kon iedere week weer een noot hoger zingen. In augustus 2011 was ik weer in staat wat Johnny Cash liedjes te zingen. Daar zitten meestal niet al te hoge noten in … 
Nu mijn stem weer terug begon te komen kreeg ik weer hoop op een tweede kans en besloot ik zo spoedig mogelijk iets te gaan doen met mijn muziek.

Het eerste wat me te doen stond was toepassen wat ik zelf in mijn boek Ademruimte had geschreven: zie de wereld om je heen als een akker en zie je droom, je idee of je talent als zaaisel. Zaai wat talent-zaadjes in de akker en je zult zien dat er iets gaat groeien. Ik beschrijf in mijn boek hoe je eenvoudig iets kunt zaaien door mensen om je heen je idealen of je dromen te vertellen, door simpele producten van je talent weg te geven of door iets op internet te publiceren: een blog of een YouTube-filmpje. Dat laatste was wat me te doen stond: ik moest gewoon met mijn gitaar wat inzingen op een filmpje en dat op YouTube zetten.

Nou is dat makkelijker gezegd dan gedaan voor een perfectionist op geluidsgebied als ik van nature ben. Als ik iets opneem wil ik het gelijk goed doen: goede geluidstracks, goede filmshots, mooie mix, de juiste effecten en compressie er op, etc. Na wat zitten hannesen met een studiomicrofoon in combinatie met een camera merkte ik dat ik op deze manier waarschijnlijk nooit iets op YouTube zou krijgen. Ik besloot over mijn angst en mijn trots heen te stappen en gewoon de webcam van mijn laptop aan te zetten. Niet moeilijk doen, zingen met die gitaar in dat rottige kleine ingebouwde microfoontje en hupsakee, publiceren. De eerste live-opnames van Johnny Cash eind jaren ’50 klonken immers ook niet veel beter.

Op een zondagavond was het ineens zover.  Met het slechtste camera-licht dat je je maar kunt voorstellen en allerlei storende achtergrondgeluiden ging ik in de woonkamer mijn liedjes spelen. Zonder dat mijn gezin het doorhad nam ik ze op. Een bijna pikant detail is dat mijn schoonmoeder net bij ons logeerde en in een uitgelaten bui ging mijn hele gezin inclusief mijn schoonmoeder ineens de polonaise dansen op ‘Folsom Prison Blues’. Zonder dat het ze doorhadden liepen ze met allerlei gekke bekken voor mijn webcam. Ook dat nog. Ben je eindelijk na jaren je talent op YouTube aan het zetten, gaat je familie zich bizar gedragen en door de opname heen dansen alsof ze teveel gedronken hebben en Carnaval vieren op zondagavond. Ik zong stug door, vastbesloten dat niets me nu meer zou tegenhouden, maar ze hadden zo’n lol dat ze nog een keer rondje langs de webcam kwamen doen. Bij het tweede rondje kon ik mijn lachen niet meer inhouden, maar speelde wel verder. Ze hadden er geen idee van dat ze een paar minuten later op YouTube stonden … Eigen schuld. Moet je je maar normaal gedragen.

Ik moest wat kromme tenen in mijn schoenen negeren toen ik mijn opnames terugkeek. Het licht was ronduit beroerd, het geluid bagger en mijn stem was nog maar half hersteld. Bad timing Matthijs. Maar met een gevoel van ‘het is nu of nooit’ gooide ik de amateuristische filmpjes op YouTube. Mijn gezin heeft me later gesmeekt om het van YouTube af te halen omdat alle buren, vrienden en familie hen mallotig door onze woonkamer konden zien dansen, maar ik was er nu helemaal klaar mee. ‘Jammer dan. Ik heb na dertig jaar eindelijk wat gezaaid, ik ga het niet meer van de akker oprapen. We zien wel wat er mee gebeurt.’ Hoe horkerig kun je worden als het om muziek gaat …

Nadat de buren en onze familie hilarisch hadden gereageerd op het filmpje met de polonaise werd het weer stil, maar daar was ik gelukkig op voorbereid. Nota bene ook weer door mijn eigen boek (dit klinkt toch wel weer erg narcistisch …) waarin ik uitleg dat als je iets van je talent zaait in de akker van de wereld, je daarna wel geduld moet hebben. Als je een akker vol tarwe zaait, staat het niet de volgende dag ineens een meter hoog. Iets wat je zaait moet eerst ontkiemen en daarna gaat het groeien. En pas na lange tijd kun je er iets van oogsten, en dan duurt het meestal nog wel een poosje voordat je er geld of brood van ziet.

De maanden verstreken en ik zong weer regelmatig mijn liedjes en verdiepte me meer dan ooit in de Luther Perkins en Bob Wootton gitaar stijl en maakte daar mijn eigen versie weer van. Luther Perkins was de eerste rhythm-gitarist van Johnny Cash tot hij in 1968 door brand in zijn eigen huis om het leven kwam. Als je Cash filmpjes uit de jaren ’50 en ’60 bekijkt zie je wat voor een bijzondere verschijning deze Luther Perkins was. Hij stond altijd links achter Johnny Cash met zijn gitaar schuin omhoog en bewoog maar zelden. Als een soort pilaar waar alleen de vingers van bewogen en af en toe zijn hoofd om even naar zijn vingers te kijken. Hij keek bijna altijd serieus en zag er in zijn kostuum uit als een Engelse heer die per ongeluk in een cowboy-film was terechtgekomen. Hij speelde met gedempte snaren zijn bekende boom-chicka-boom begeleiding en als hij een solo speelde veranderde zijn houding of gezichtsuitdrukking niet. Zo ongeveer het tegenovergestelde van elke normale leadgitarist. Bovendien waren zijn solo’s meestal beangstigend simpel.

Gevorderde gitaristen kijken meestal met een mengeling van respect, verbijstering, plezier en medelijden naar Luther Perkins. Respect omdat je een sound hoort die staat als een huis. Luther speelde geen noot te veel, was stabiel van de eerste tot de laatste noot en creëerde in zijn eentje de typische Johnny Cash sound die iedereen gelijk herkent. Verbijstering omdat zijn manier van gitaar spelen de vloer aanveegt met alle poeha die leadgitaristen kunnen maken over speeltechnieken, stijlen, grooves, schema’s, effecten, versterkers, etc. etc. ‘The simplicity of this music scares you to death’ zei een artiest ooit over Johnny Cash en Luther Perkins. Plezier omdat je moet glimlachen als je het ziet en hoort. Het klinkt lekker, herkenbaar en veel mensen worden er blij van. Ik verbaas me er altijd weer over wat er in een zaal gebeurt als je de intro van ‘I walk the line’ inzet. Mensen worden echt blij. En tenslotte roept Luther Perkins ook iets van medelijden op omdat bij het zien van deze filmpjes je soms het gevoel bekruipt dat er een automonteur staat die voor de lol gitaar is gaan spelen en ineens op een groot podium is terechtgekomen met een charismatische artiest naast zich en allemaal joelende mensen voor hem die hem als een soort gitaarheld zien terwijl hij zelf nog maar een paar deuntjes kent. En dat gevoel klopt mogelijk nog wel ook …

Misschien is dat ook wel de charme van Johnny Cash en de Tennessee Two. Drie gewone mannen die kunnen wat ze kunnen maar daar alles uit halen wat er maar uit te halen is. Er zit iets hoopvols in. Als je met overgave simpelweg doet wat je kunt en wat je voelt is er blijkbaar heel veel mogelijk in dit leven.

In de maanden nadat ik mijn zaadjes op YouTube had gezaaid, bestudeerde ik meer dan ooit de techniek van Luther Perkins en oefende vaak eindeloos in de woonkamer om me dit helemaal eigen te maken. Ik had immers geen band en de meeste muzikanten haalden hun neus er voor op om Johnny Cash muziek te spelen. Ik moest dus zowel zingen als spelen. Er is weinig anders te bedenken waar ik in mijn leven  door de jaren heen zoveel tijd aan heb besteed als aan het mezelf eigen maken van die ‘boom-chicka-boom’ sound uit de jaren zestig. 

Mijn favoriete plaat is altijd ‘Johnny Cash live at San Quentin’ geweest. De plaat waar ‘A boy named Sue’ op staat. Ik weet nog dat ik deze lp voor het eerst leende bij de muziekbibliotheek in Middelburg. Ik zal toen een jaar of zestien zijn geweest. Het was altijd een bijzonder moment wanneer je na een half uur fietsen thuiskwam met een plaat en deze voorzichtig op je draaitafel legde. Je zette dan eerst de draaitafel in beweging en de echte liefhebbers hadden zo’n fluwelen borstel waarmee je dan bijna liefkozend het stof van de plaat verwijderde. Het gaf me altijd al een soort magisch gevoel als de plaat draaide en ik de tekst van het label iedere keer voorbij zag komen. Alsof je een soort tijdmachine opstartte die je mee terugnam naar de studio of de concertzaal waar deze muziek was opgenomen. De zwarte vinylschijf waarop je in de groeven soms een afdruk van het ritme van de muziek kon zien was een soort tastbaar overblijfsel van de opname vele jaren daarvoor. Je hoorde zeker aan het begin van een lp altijd wat krasjes en kraakjes van iedereen die ooit een keer de naald op deze plaat had gezet en dan begon het eerste nummer. Omdat ik vrijwel uitsluitend country-, rockabilly-, fifties- en sixties muziek draaide, hoorde ik mijn favoriete artiesten maar zeer zelden op de radio of bij iemand anders. Op een nieuwe plaat hoorde ik dus altijd iets wat ik soms al jaren niet meer had gehoord en meestal zelfs nog nooit had gehoord. Dat maakte een nieuwe plaat draaien voor mij altijd tot een bijzonder moment waar ik graag even de tijd voor nam en het liefst geen mensen om me heen had.

Die magie lijkt er niet meer te zijn. Op hetzelfde beeldscherm waarop je Facebook, facturen en mailtjes bekijkt kun je met een paar klikken miljoenen liedjes zien, waar je op dat moment ook bent. In de trein, op vakantie, in je bed of zelfs op je fiets. En met één volgende klik op een ‘Play’-icoontje begint het nummer direct te spelen. Is het niet wat je wilt, dan klik je naar het volgende liedje dat direct wordt gespeeld. Je hoeft er niks meer voor te doen en er is uberhaupt geen tijd om de spanning van ‘hoe zal het klinken’ op te bouwen. Hoewel ik een dankbaar gebruiker van Spotify ben, mis ik wel de romantiek van platen kopen of huren en thuis op je stereo draaien.

Ik herinner me nog dat ik ‘Johnny Cash live at San Quentin’ opzette en tussen mijn Sansui tweeweg-speakers op de grond ging zitten om het stereobeeld zo goed mogelijk te horen en te beleven. Terwijl ik de nummers beluisterde bekeek ik de achterkant van de lp-hoes waar allemaal bruingetinte foto’s van het optreden in de San Quentin gevangenis op stonden. De combinatie van muziek uit mijn stereo en de foto’s op de hoes creëerden in mijn fantasie een film van hoe dit optreden in de gevangenis er uit gezien moest hebben. Ik hoorde hoe Johnny Cash de producers van deze opname op de hak nam door de gevangenen te vertellen wat ze voor de show tegen hem hadden gezegd: hij moest dit liedje doen, dat liedje, zus staan, zo bewegen en zo kijken. Maar hij had er allemaal lak aan en riep het publiek in de gevangenis toe: ‘I’m here to do what you want me to, and what I wanna do! So what do you wanna hear?!!’. Het gejoel van de honderden gevangen aan de andere kant van de oceaan kwam door mijn speakers nu mijn slaapkamer in Vlissingen binnen. Ik hoorde iemand hard ‘Jackson!!’ roepen en ik zag deze man als het ware voor me. De meesten schreeuwden om ‘I walk the line’ en met een grijns op mijn gezicht hoorde ik hoe de gitarist op commando van Johnny Cash in een  hoog tempo de bekende gitaarintro inzette. De hele zaal ging los. Het idee dat dit was opgenomen toen ik zelf nog maar één jaar oud was en nog in de wieg lag gaf me een mengeling van iets wat ver weg en lang geleden was met een gevoel ‘bijna bereikbaar’.
Een van de bijzonderheden van deze met Grammys bekroond plaat is dat Luther Perkins hier vervangen is door Bob Wootton. Na het overlijden van Luther had Bob zichzelf na een concert van Johnny Cash voorgesteld aan June Carter als gitarist. June stelde hem direct aan Johnny Cash voor en tot zijn grote verbazing kon Bob exact alle loopjes en de boom-chicka-boom sound spelen. Bob werd aangenomen en het legendarische San Quentin concert was zijn eerste duidelijk acte de presence op TV en plaat. Een mooi voorbeeld van iemand die ook jaren in zijn uppie Cash liedjes had zitten spelen en Luther Perkins nauwgezet had bestudeerd en nu oogstte wat hij gezaaid had.

Hoewel Bob precies de sound van Luther kon spelen, hoor je direct een enorm verschil. Waar Luther nooit een noot te veel speelde en altijd een keurige, afgepaste cleane sound had, pompte Bob Wootton in San Quentin een enorme berg stuwende energie in de muziek van Johnny Cash. Hij speelde met een Fender Jazzmaster en een Fender Twin Reverb versterker (voor de kenners onder ons) en regelde deze veel rauwer in dan Luther deed en speelde de uptempo nummers veel voller in met meer licks en tussennoten. Het gaf de hele band, Johnny en alle gevangenen in San Quentin een stoere, energieke boost. De impact daarvan is nog steeds voelbaar als je de plaat beluistert en de beelden bekijkt. Vooral het wereldberoemde nummer ‘San Quentin’ dat Johnny Cash na luid geroep gelijk een tweede keer speelde heeft Bob Wootton persoonlijk bestempeld met zijn rechttoe-rechtaan metaal-achtige rauwe gitaarsound. Ik verdiepte me in de verschillen tussen deze twee gitaristen en besloot me toch meer aan te sluiten bij Bob Wootton.

Omdat ik tot nu toe altijd in mijn eentje speelde, had ik ook een manier gevonden om op mijn akoestische gitaar een soort combinatie te spelen van de Luther Perkins stijl en de manier waarop Johnny Cash op zijn eerste plaat een snare-drum imiteerde op zijn akoestische gitaar. Hij deed dat door een dollarbiljet tussen zijn snaren te stoppen zodat je een raar, gedempt geluid kreeg dat vlak voor een microfoon uit de fifties een beetje als een snare-drum klonk. Door de snaren van de gitaar op de brugkam met mijn rechterhandpalm af te dempen kon ik zowel het Luther Perkins geluid als dat snare-geluid imiteren. Als je het maar lang genoeg doet gaat het op een gegeven moment vanzelf en kun je het met wat ritmische licks weer verder opleuken. Het gaf een heel eigen sound wat typisch Cash klonk, maar wat Johnny Cash zelf niet gebruikte.

Jarenlang in je eentje in de veilige sfeer van je woonkamer spelen heeft voor- en nadelen voor je muzikale ontwikkeling. Het voordeel is dat je de nummers zo vaak in je comfortzone kunt spelen en er mee kunt experimenten qua sound, ritme, zangstijl en klankkleur van je stem dat je helemaal één wordt met het lied. Je denkt dan niet meer na over de techniek van spelen of zingen, dat gaat helemaal vanzelf, en je kunt je dan veel meer concentreren op het verhaal van het lied. Zeker voor Johnny Cash songs is dat cruciaal: het zijn allemaal verhalen, waarvan vele een diepere laag hebben dan de letterlijke tekst. Het zijn meestal geen nummers waar je allerlei zangkunsten of technische hoogstandjes op los kunt laten; Johnny Cash vertelt verhalen. Verhalen waar hij in gelooft zodat je het als luisteraar ook gelooft.

Wat veel mensen zich niet realiseren is dat het live uitvoeren van Johnny Cash songs een enorme muzikale uitdaging is voor zangers. Omdat je hoofdzakelijk laag zingt kun je geen indruk maken met hoge noten. Hoge uithalen scoort meestal goed bij het publiek. Maar bij Cash-songs moet je het volledig van ritme, timing en geloofwaardigheid hebben. In die zin staat Cash-muziek misschien wel dichter bij rap-muziek dan bij country-muziek. Hetzelfde geldt voor de muzikanten. Het vraagt lef om de begeleiding zo sober mogelijk te houden zodat het lied zelf zijn werk doet.
​
Zo verstreken de maanden na mijn YouTube-zaai actie. Sommige filmpjes werden amper bekeken, maar één filmpje kreeg opvallend veel views: mijn versie van ‘The Man comes around’ werd al snel door duizenden mensen bekeken. Van over de hele wereld kwamen er reacties als ‘Fantastic cover! Awesome voice! Love it!’, ‘A guitar, a voice and passion is all it takes too make a great cover! Loved it, keep it up man.’ en ‘I think the Man in Black himself would be proud.’, maar ook een reactie als: ‘One doesn't often hear country music sung with dutch accent. Haha. But you have a nice voice. Good cover.’ Het is verbazend wat een paar complimenten van onbekende mensen met je doen. Er waren blijkbaar toch veel mensen die dit konden waarderen! Na deze sound tientallen jaren lang binnen mijn kamer te houden, was het nu vanuit mijn kamer naar buiten gegaan en had zelfs ook de andere kant van de oceaan bereikt. Dit had ik me niet kunnen voorstellen toen ik op zestien-jarige leeftijd die ene man ‘Jackson!!!’ hoorde brullen vanaf die verre overkant. Het gaf me vertrouwen dat deze zaadjes op een of andere manier wel zouden uitgroeien tot een plantje.
0 Opmerkingen

6/7/2015 0 Opmerkingen

'You great voice ... !'

Afbeelding
6 juli 2015 - versie 3.6 

​Het was op een warme zondagochtend in de zomer van 1992 in een baptistengemeente in Arad, Roemenië. De grote kerkzaal zat bomvol, er werd druk gefluisterd en er hing een sfeer van verwachting. Hoewel de zon nog een eind moest klimmen voor ze haar hoogste punt had bereikt, hadden veel mensen een waaier meegenomen om de drukkende hitte binnen te doorstaan. Het was zo’n typisch Roemeense zaal voor grote groepen met een wonderlijke combinatie van mooi klassiek houtwerk uit een ver verleden met daar tussendoor allerlei fantasieloze aanpassingen van een slechte kwaliteit houtfineer dat inmiddels triest verkleurd was.  Ik zat met Edith ergens achterin tussen onze vrienden, de leden van de vocalgroup ‘Nicanor’. Wij waren bijna allemaal tieners, twintigers en een enkele dertiger.

Het werd ineens stil. De dienst ging blijkbaar beginnen. Het was nu al ondraaglijk heet in de kerk die bestond uit een grote groep christenen die jarenlang in het geheim hadden moeten samenkomen. Door de politieke omwenteling die in 1990 had plaatsgevonden waren kerken sinds vorig jaar weer toegestaan en konden gelovigen zonder angst voor de staatspolitie christelijke bijeenkomsten houden. Zowel het leed van jarenlange onderdrukking als ook opluchting en dankbaarheid voor de nieuwe vrijheid waren voelbaar als deze mensen bij elkaar kwamen. Je voelde hoe ze door alle ellende aan elkaar gesmeed waren; ze hielden echt van elkaar, ze hadden elkaar leren vertrouwen en er was een gemeenschappelijk respect voor de oudere generatie die trouw was gebleven aan de God van de Bijbel. Maar je voelde ook de intense nieuwe vrijheidsbeleving: het plezier dat ze hadden als ze met elkaar aten, muziek maakten, zongen, grappen maakten en verhalen vertelden was uitbundig, bijna puberaal. Ondanks hun armoede was elke bijeenkomst in mijn beleving een spontaan feest met een overdaad aan eten, drinken, gezelligheid, muziek en gezang. De een na de ander moest een solo of een duet zingen dat altijd een enthousiast en liefdevol applaus oogstte, hoe het ook klonk. Het maakte iedere bijeenkomst bijzonder.

We hadden net een tournee van een aantal dagen achter de rug waarin we met Pro Deum, een Roemeens koor, door allerlei Roemeense steden waren getrokken. We hadden gezongen in theaters, schouwburgen, kerken en zaaltjes. Een groter contrast als tussen Pro Deum en Nicanor kun je bijna niet bedenken. Pro Deum bestond grotendeels uit veertig-plussers. Zij klonken in onze oren als klassiek geschoolde professionele zangers en zagen er zo ook zo uit door hun kleding, hun kapsels en hun gezichtsuitdrukking. Ze zongen zeer gedisciplineerd; hun volume, hun klankkleur leek wel met een draadloze afstandsbediening door de dirigent bediend te worden. Een kleine beweging van zijn hand was voldoende om hele koor van een teer, ingehouden stuk naar een kippenvel-creërend crescendo te brengen. Ik genoot altijd van hun optredens, vooral wanneer de mannen een soort traditionele strijdliederen gingen zingen, begeleid door een moderne elektrische piano met een soort Rhodes-geluid voor de kenners. Het riep een aparte sfeer op van herrezen kozakken-strijders uit een ander tijdperk die zingend het einde van de twintigste eeuw binnenstapten.

De dienst was begonnen met allerlei mededelingen in het Roemeens voor de gemeente waar wij niets van verstonden, maar aan de gezichten van de gemeenteleden kon je duidelijk zien dat het belangrijk was. Mensen om ons heen luisterden aandachtig en meelevend. Het gaf me de indruk dat het over mensen van de gemeente ging. Misschien de zieken of gemeenteleden met andere problemen?

Na een eenvoudig en traditioneel klinkend lied dat iedereen luidkeels meezong en dat op een soort Hammond-orgel werd begeleid, stapte Pavarotti naar voren op het podium en begon met een twinkeling in zijn ogen de gemeente toe te spreken in het Roemeens.

Pavarotti was de onbetwistbare solist van Pro Deum. Hij was een kleine, maar indrukwekkende man van halverwege de vijftig, een paar jaar ouder dan onze ouders in die periode. Als hij met zijn operastem begon te zingen kreeg ik altijd het gevoel dat de hemel openging en de ruimte om me heen lichter werd. Hij zong zo vol overgave, zo vol liefde en zo vol respect over de Schepper van hemel en aarde dat in mijn beleving de meest verstokte atheïst wel spontaan in God moest gaan geloven als hij Pavarotti hoorde zingen. Daarnaast was hij ook nog eens een zeer begaafd zanger met een fantastische controle over zijn stem, zijn timbre, zijn vibrato, zijn timing. Het was af. Tijdens elk concert wat we gaven was het moment waarop Pavarotti solo ging zingen steevast een kippenvel-moment waarin er in het publiek ineens opvallend veel zakdoeken verschenen. Dat was de reden waarom we hem Pavarotti hadden genoemd. Zijn echte naam was Nelu Mot.

Het toeval (of het geluk of God) wilde dat Edith en ik in Pavarotti’s gezin waren ondergebracht tijdens deze tournee.  We sliepen een aantal nachten bij hen thuis en ik krijg nog warme gevoelens als ik daar aan terugdenk. Zelden in mijn leven heb ik zoveel liefde gevoeld als in dit gezin. We kregen als Nederlandse gasten het beste van al hun eten en drinken, de grootste slaapkamer in hun eenvoudige bovenwoning, de meest comfortabele stoelen aan tafel en voortdurend hun volle aandacht en belangstelling.

Het ging zelfs zo ver dat ze via vrienden een cassettebandje hadden geregeld met Nederlandstalige muziek voor tijdens het eten. Pavarotti kende de muziek zelf niet, maar in gebroken duits, een heel klein beetje engels en veel gebarentaal maakte hij ons duidelijk dat deze muziek speciaal voor ons was. Het ontroerde ons dat ze dit allemaal hadden geregeld, maar toen het bandje begon te spelen moest ik mijn tong er af bijten om niet in een schaterlach uit barsten. Het een na het andere foute nederlandse carnavalsliedje kwam langs met half schunnige teksten en muziek waar ik me echt voor schaamde dat dat uit Nederland kwam. Maar we beseften dat het een mission impossible was om dat met een paar duitse en engelse woorden uit te leggen, dus we knikten dankbaar en neurieden beleefd met een dankbare glimlach op ons gezicht een paar regels mee. Liefde stelt je in staat dat te doen, geloof me.

Maar gisterenavond was het anders gegaan. We zaten met hun hele gezin aan tafel in de kleine en (echt zeer) sober ingerichte woonkamer, Pavarotti, zijn vrouw, hun zoon, hun dochter en wij. De foute muziek bleef achterwege en in plaats daarvan pakte Pavarotti na het eten onze handen en begon ‘Hallelujah’ te zingen. We vormden met zijn zessen een kring en samen hieven we onze handen op en zongen we steeds luider en intenser ‘Halleluja’. Ik waande me in een andere wereld, in een ander tijdperk, in een ander hoofdstuk van de wereldgeschiedenis.

Ik zag dat Pavarotti tranen in zijn ogen kreeg en begon te bidden waarbij hij regelmatig onze namen, ‘Matthei’ en ‘Ediet’, noemde. Ik kon niet letterlijk verstaan wat hij zei, maar als je naar zijn gezicht keek wist je het toch. Hij dankte voor ons, bad voor ons, voor onze families, onze toekomst.

Ik weet niet meer hoe lang dit moment duurde, maar het volgende dat ik me kan herinneren is dat we gezellig aan het zingen waren geslagen. Er werd een fles wijn opengetrokken, we hadden de grootste schik om allerlei gekke liedjes die we samen bleken te kennen. Nu kwam echt alles langs: hymns, country-song, Johnny Cash-songs, hits van Elvis. Ik was p.a.-man van het koor en zong dus zelf nooit mee met Nicanor, maar voor de ontspanning in die week had ik wel mijn gitaar meegenomen. Terwijl ik speelde, zong Pavarotti de een na de andere Amerikaanse hymn, meestal in het Roemeens en soms wat stukken in het Engels. We kwamen in de sfeer van ‘do you know this song?’ en ‘listen to this one, listen!’ en ‘this is also one of my favorites!’. Ik zette ‘Will the circle be unbroken’ in en zag Pavarotti zichtbaar genieten. ‘Give me a C’ zei hij nadat het lied klaar was. Ik sloeg een C akkoord aan en hij begon te zingen:

O, Doamne mare, cand privesc eu lumea,
Ce ai creat-o prin al Tau Cuvant,
Fiintele ce-mpodobesc natura
Cum le-ntretii cu bratul Tau cel sfant


Bij de eerste twee woorden herkende ik gelijk ‘How Great Thou art’, één van de beroemdste hymns ooit gemaakt. Het lied werd vaak gezongen tijdens Billy Graham-campagnes, onder andere ook door Johnny Cash die goed bevriend was met Billy Graham.

Pavarotti was bij het refrein aangekomen en was inmiddels gaan staan. De overgave en het volume waarmee hij het refrein inzette maakten van de kleine, sober ingerichte woonkamer een hemelse concertzaal en inspireerden me om mijn gitaarsnaren zo subtiel en ondersteunend mogelijk aan te slaan. Je moet misschien muzikant zijn of in ieder geval een groot muziekliefhebber om te begrijpen hoe heerlijk het is om met iemand samen op te gaan in muziek die uit je hart, uit het diepst van je ziel komt. Het is een spiritueel moment, iets wat je uittilt boven tijd en plaats.

Nadat hij het eerste refrein had uitgezongen wees hij op mij. ‘You sing’. Ik zette op mijn manier het tweede couplet in in het engels en zong het lied zoals ik het op dat moment voelde.

And when I think that God, His Son not sparing,
Sent Him to die, I scarce can take it in;
That on the Cross, my burden gladly bearing,
He bled and died to take away my sin.


Pavarotti was weer gaan zitten en luisterde met gesloten ogen. Hij neuriede zachtjes mee. Ik zag een glimlach op zijn gezicht. Toen ik het refrein inzette in het engels, zong hij er in het Roemeens een tweede stem doorheen en ik was verbaasd hoe mijn country-manier van zingen prachtig samenvloeide met zijn operastem. Hij zong met gesloten ogen en een ernstige uitdrukking op zijn gezicht, terwijl ik zingend bijna in lachen uitbarstte van plezier. Ik zou er heel wat voor over hebben als ik daar nog een geluidsopname van zou kunnen krijgen. Maar die is er zeker weten niet.

Nadat we waren uitgezongen klapte hij in zijn handen om even alle aandacht te krijgen. Hij zat recht tegenover me, keek nog steeds serieus en wees met zijn vinger naar naar mijn borstkas alsof hij op een onzichtbare knop drukte. ‘You sing with me in my church tomorrow’. Het voelde alsof ik een duw in de verkeerde richting kreeg en zei ‘No, no, no … you great voice, I’m the p.a.-man, I love to sit behind all the knobs to create the right sound for yo uso you can sing’. Hij schudde zijn hoofd en keek nu heel serieus. ‘YOU great voice. YOU sing with me in my church tomorrow!’

Dit had zich allemaal afgespeeld de avond voor deze kerkdienst in Arad. Ik zag Pavarotti nu op het podium staan en zag hoe hij een vlot verhaal vertelde waar hij ieders aandacht mee trok. Ik kreeg een bang voorgevoel dat versterkt werd toen ik hem duidelijk ‘Matthei’, ‘Ediet’ en ‘Ollanda’ hoorde zeggen. De rest kon ik niet verstaan, maar ik zag wel ineens mijn gitaar op het podium staan. Dat zei al genoeg. Pavarotti had nu blijkbaar gezegd dat ik naar voren moest komen want meerdere mensen in de zaal draaiden zich om en keken naar Edith en mij. Een paar leden van Pro Deum wenkten me om naar voren te komen. Ik stond half op, nog steeds twijfelend of het wel echt over mij ging, maar toen ik Pavarotti zag staan glimlachen naast mijn gitaar wist ik zeker dat ik naar voren moest.

Het voelde vreemd om als p.a.-man naar voren te lopen en mijn vertrouwde plek achterin de zaal achter me te laten. Maar ik wilde Pavarotti  ook niet teleurstellen, dus met een bonzend hart liep ik naar voren het podium op. Pavarotti gaf me een hand alsof hij me welkom wilde heten op deze plek en fluisterde ‘Mathei, How Great Thou Art. In C!’.

De volgende beelden staan voor altijd in mijn geheugen gegrift. Midden op het podium stond één grote, stevige microfoonstandaard met een grote klassieke Sennheiser microfoon er op. Het ding zou zomaar veertig jaar oud kunnen zijn. Ik hing mijn gitaar om mijn nek en sloeg even zachtjes de snaren aan om te horen of die wel nog goed gestemd waren. Dat viel mee. Pavarotti was achter de microfoon gaan staan en sprak de gemeente toe. Ik heb geen idee waar het over ging, maar iedereen luisterde aandachtig. Terwijl ik rechts achter hem stond keek ik de zaal in en zag de verbaasd lachende gezichten van onze vrienden. Ik zag dat ze deze spontane actie leuk vonden en dat stelde me wat gerust.

Pavarotti ging steeds iets zachter praten en creëerde daarmee stilte in de kerkzaal. Zulke dingen vallen je pas op als je de taal niet verstaat; je let dan veel meer op lichaamstaal, volume en klanken. Toen hij was uitgepraat was het echt stil in de zaal. Ik hield mijn hand op mijn snaren uit angst dat ze per ongeluk de stilte zouden verstoren. Pavarotti duwde rustig de microfoonstandaard een stuk hoger. Zo hoog dat hij boven zijn hoofd uitkwam, en haalde de microfoon eruit. ‘Give me a C’ fluisterde hij. Ik sloeg langzaam maar duidelijk een paar opeenvolgende tonen van het C akkoord aan. Hij deed zijn ogen dicht, vouwde zijn handen met de microfoon er in voor zijn buik en zette het eerste couplet van ‘How great Thou art’ in. Zijn heldere, krachtige operastem had eigenlijk geen microfoon nodig, zelfs niet als hij zacht zong. Zijn liefde voor God was duidelijk nog groter dan zijn liefde voor muziek en mensen, want terwijl hij God toezong leek hij alles om zich heen te vergeten, inclusief mij. Hij zong zo vol overgave, ontzag en liefde God toe dat ik zelf ook alles om me heen vergat. Hij zong het lied met veel vertragingen en rust tussen de regels, wat meestal lastig is om te begeleiden op een gitaar, maar we hadden blijkbaar hetzelfde gevoel voor timing want alles vloeide samen. Het was een heerlijk moment om met deze man onze liefde voor muziek en onze talenten in te zetten voor iets dat groter was dan wij zelf. Voor Iemand die groter was dan wij zelf.

Het refrein met de climax in de allerlaatste zin was zo geweldig om te spelen dat elke vorm van spanning of zelfbewustzijn van me af gleed. We bestonden eigenlijk zelf niet meer, maar maakten klanken die al duizenden jaren geleden voorbereid waren en die wij slechts vertolkten.

Toen kwam het tweede couplet. De grote Sennheiser zat weer in de standaard en ik zag dat Pavarotti een stap achteruit had gedaan.

Als er één moment is waarop je als amateur-zanger niet wilt zingen is het wel na zo’n moment. De impact die Pavarotti had gehad met zijn vertolking van How great Thou echode nog na in de atmosfeer van de zaal. Alles wat hierna zou komen kon alleen maar minder zijn. Ik wilde het liefst acuut onzichtbaar worden en alleen maar gitarist van Pavarotti zijn. Wat doe ik hier in ’s hemelsnaam? Mijn zangkunsten stellen werkelijk niets voor vergeleken bij dit operawerk dat net uit zijn hart, zijn mond en al zijn bewegingen naar buiten was gekomen. Maar het C-akkoord dat ik ondertussen nog tokkelde vroeg steeds dringender om het tweede couplet.

Wat er toen gebeurde zal mij mijn hele leven bijblijven. Ik zag hoe Pavarotti nog een stap achteruit deed om plaats te maken achter de standaard. Hij keek me een moment recht in mijn ogen, maakte een buiging voor me en zwaaide uitnodigend met zijn linkerarm richting de microfoon. In zijn ogen had ik gezien dat hij er volledig van overtuigd was dat ik het kon. Zijn respect was niet gespeeld en zijn keuze om dit lied hier met mij te zingen was een overtuigde keuze. ‘You great voice … ‘ klonk het diep in me. En deze man had er verstand van. Hij was een autoriteit voor me.

Het respect dat hij overbracht en de overtuiging die hij uitstraalde werkten als de dubbele klik op het icoontje van een computerprogramma dat al jaren op de harde schijf stond, maar tot dusver nog nooit was gebruikt. Ik geloofde hem. Ik geloofde ineens echt dat ik het kon. Ik wist het gewoon zeker. Het vergeten programma was opgestart.

Ik liep naar de microfoon en zette op mijn manier het tweede couplet in. Ik zong zoals ik nog nooit in mijn leven had gezongen. Deze keer zag ik voor me wat ik zong; het was alsof iemand mijn ogen had geopend. Ik zag in beelden over wie ik zong. Tegen wie ik zong en zelfs wat ik zong. Ik zag het kruis, ik zag de prachtige aarde waar we op mogen wonen, mijn eigen leventje daarop, ik zag hoe ik hopeloos tekort schoot op allerlei gebied, maar ik zag het universum daarom heen, de eindeloze, eindeloze hoeveelheid genade die er voor me was en ik zag het moment waarop we met elkaar in de hemel zouden komen om voor Jezus neer te knielen. Ik zag het nu en was niet meer bezig met techniek, muzieknoten of maten en ook niet met wat anderen er van vonden. Ik zong nu wat ik voor me zag, ik zong wat ik geloofde en op de manier zoals ik het voelde. Pavarotti had me ergens uit getrokken en had me ergens in een nieuwe ruimte weer neergezet. Ik voelde me vrij om ad libs toe te voegen, maar ook vrij om het simpel te houden. Het ging niet meer om de vorm, maar om de inhoud. Ik voelde me vrij om alle muziekinvloeden die mij gevormd hadden door te laten klinken: van de plaat van Jim Reeves die ik ooit op zolder had gevonden tot en met Johnny Cash, Matthew Ward, Elvis Presley en de manier waarop ik mijn vader wel eens het Duet van de Parelvissers had horen zingen. Elke rem, elke schaamte was er af. Alle personen, stijlen, visies en invloeden die mij hadden gevormd kwamen bij elkaar en vormden een nieuw geheel dat nu uit mijn mond kwam. Dit had er altijd al in gezeten, maar er was iemand nodig geweest die het bevestigde, die wist in welke map het programma stond dat al die fragmenten met elkaar kon verbinden en het dubbel aanklikte. Dit kon alleen iemand zijn waar ik vertrouwen in had. Iemand die autoriteit had op het gebied van muziek en die zelf in deze eindeloze zee van ruimte leefde. God had deze man op mijn weg gebracht in de persoon van Ioan Nelu Mot, Pavarotti.

Vanaf dat moment heb ik bij Nicanor maar zelden meer achter de knoppen gezeten hoewel ik dat nog steeds veel plezier zou doen. Ik was ineens solist geworden en kreeg ruimte om op mijn manier liederen te brengen.

Het was in de jaren negentig zonder internet, Facebook of mobiele telefoons lastig om contact te houden met mensen in Oost Europa. We hoorden af en toe wel eens iets via mensen die hulptransporten richting Roemenië organiseerden. Een paar jaar later kregen we een briefje van een Nederlandse familie die een paar dagen bij hen in huis was geweest:

Lieve familie,

We zijn blij dat we jullie via familie DK die bij ons in Arad zijn te kunnen groeten. Ik hoop dat we ooit weer eens samen ‘Hoe groot zijt Gij’ kunnen zingen. Wij wensen jullie als familie Gods zegen toe. Woensdag hopen we naar Zweden te vertrekken om daar in verschillende kerken op te treden.

Ioan Nelu Mot


Het is één van de briefjes en kaarten die ik zorgvuldig bewaar. Blijkbaar deelden we onze beleving van ‘Hoe groot zijt Gij’. Ik zou er veel voor over hebben het nog een keer samen met hem te mogen zingen, maar twee of drie jaar na deze brief kregen we het bericht dat hij geheel onverwacht was overleden. Ik was geschokt, verdrietig voor zijn gezin, voor de kerk in Arad en voor Pro Deum. Een groots mens, nog veel te jong. En ik was ook verdrietig dat ik hem nu zeker nooit meer zou zien op deze wereld en nooit meer met hem zou kunnen zingen.

En toch moet ik glimlachen als ik zijn briefje weer lees. Want Ioan Nelu en ik zijn allebei gelovigen. We weten allebei dat er meer is dan dit leven en dat er een moment zal komen dat we elkaar weer zullen zien. Dan gaan we zeker zingen. Ik stel voor dat we dan naar onze Schepper toe gaan zodat we Hem letterlijk in de ogen kunnen kijken terwijl we zingen:  ‘Then sings my soul, my Saviour, God to Thee - How great Thou art!’. Dan hebben we onze spirituele ogen, onze verbeeldingskracht en ons geloof niet meer nodig, want dan zien we Hem letterlijk. Dat wordt een feest; de een na de ander zal er bij komen staan om mee te doen: Edith, onze kinderen, Johnny Cash, Billy Graham, mijn ouders, schoonouders, mijn opa en oma, iedereen die me in dit leven lief en dierbaar is geworden, iedereen die ik op aarde kwijtgeraakt ben …. ‘You great Voice’ zeggen we tegen Hem en misschien ook wel tegen elkaar.

O Lord my God, when I in awesome wonder
Consider all the worlds thy hands have made,
I see the stars, I hear the rolling thunder,
Thy power throughout the universe displayed.

Then sings my soul, my Savior God, to Thee:
How great thou art! How great thou art!
Then sings my soul, my Savior God, to Thee:
How great thou art! How great thou art!

When through the woods and forest glades I wander
And hear the birds sing sweetly in the trees,
When I look down from lofty mountain grandeur,
And hear the brook and feel the gentle breeze.

And when I think that God, his Son not sparing,
Sent him to die, I scarce can take it in,
That on the cross, my burden gladly bearing,
He bled and died to take away my sin.

When Christ shall come with shout of acclamation
And take me home, what joy shall fill my heart!
Then I shall bow in humble adoration,
And there proclaim, "My God, how great thou art!
0 Opmerkingen

17/4/2015 0 Opmerkingen

Solitary man

Afbeelding
17 april 2015 - versie 1.3. 

De warme klanken van de donkerbruine Yamaha Clavinova uit 1983 streelden de oren van de aanwezigen in de grote kerkzaal. Hij stond op ‘Cosmic’ en de ‘Stereo Symphonic’ button was ingedrukt. Het brede, zoete geluid gaf een mooi contrast met mijn stem die door de geluidsman mooi mannelijk was ingeregeld met een vleugje lange delay er overheen. De Bose 802 speakers verdeelden het geluid royaal over de hele ruimte.

De Yamaha YP-40 is de geschiedenis ingegaan als ’s werelds eerste digitale piano. Hij staat inmiddels in het muziekmuseum in Carlsbad in California. Het instrument gaf een voor de jaren tachtig ongekend warme sound. Het geheim van de warmte zat in het feit dat het eigenlijk geen digitale piano was zoals we die tegenwoordig kennen met gesamplede geluiden, maar een analoog apparaat dat via FM-signalen klanken produceert. Dat zorgde voor dat een vol, vriendelijk en emotioneel geluid. Het leek in de verste verte niet op een echte piano. Je kon er allerlei geluiden uit halen waarvan er eigenlijk maar twee echt mooi waren: ‘E Piano 2’ en ‘Cosmic’.  De E Piano 2 had iets weg van een Fender Rhodes en de Cosmic was een heel eigen sound: het was een soort kruising tussen een pedal-steel gitaar, een Rhodes en een Hammond zonder tremolo voor wie het nu nog snapt.

Het apparaat had één nadeel: om de speelbeleving zo echt mogelijk te maken hadden de ingenieurs bij Yamaha bedacht dat de toetsen zo zwaar mogelijk uitgevoerd moesten worden. Dan voelde je dat er iets gebeurde onder je vingers als je speelde. Ze hadden dit doeltreffend opgelost: in elke toets was een blokje lood verwerkt. Het instrument was alleen zo zwaar geworden dat veel muzikanten ‘on the road’ snel op iets anders overstapten. Ik kon hem net met pijn en moeite in mijn eentje de trap op krijgen, maar dat moest je niet doen als je ooit een hernia had gehad. De volgende versies kregen allemaal kunststof toetsen met een ingebouwde toetsweerstand om dezelfde beleving te creëren. Als ik eerlijk moet zijn is niets te vergelijken met de loodverzwaarde toetsen van de eerste Clavinova.

Ik had de piano in 1988 voor vijfentwintig gulden gekocht van Mark die toen geluidsman was bij onze band ‘The Bax Brothers’. Hij had zelf een nieuwer model gekocht en vond het leuk mij voor een symbolisch bedrag aan een piano te helpen. Voor mij was dit de perfecte piano: er zat een schuifknop op waarmee je je muziek kon transponeren. Aangezien ik op een piano alleen maar in C en G kon spelen was dat voor mij een uitkomst. Met een simpele beweging kon ik nu ook in D, E, F, A of B spelen. En zelfs in Fis, Bes of wat ook maar nodig was.

We hadden net een paar pittige country-rock achtige nummers gedaan en om een emotioneel contrast te creëren was ik nu achter de piano gekropen voor het lied ‘Thank You’, een prachtig gevoelig lied van Ray Boltz over iemand die droomt dat hij in de hemel is.

We speelden met onze band op een jongerenlanddag van onze kerk. Een paar honderd jongeren waren daar op afgekomen. Sommigen voor de studies en de sprekers, een enkeling misschien voor de muziek en waarschijnlijk ook velen voor de gezelligheid of in de hoop een leuke jongen of een leuk meisje tegen te komen.

De eerste nummers waren goed gegaan en ik zat er helemaal in. Hoewel ik alleen maar wat akkoorden, een beetje country-piano en een beetje boogie-woogie kon spelen op de piano voelde ik me toch vertrouwd op dit instrument. Misschien ook omdat ik ooit mijn eerste muzikale stapjes had gezet op een elektronisch orgel. Mijn Yamaha was weliswaar geen orgel, maar het toetsenbord was nagenoeg identiek en ook kleur van beide instrumenten kwam enigszins overeen.

Het orgel van mijn moeder had altijd een bijzondere aantrekkingskracht op me gehad. Mijn moeder speelde vooral ’s zondags en ik kan me nog herinneren hoe elk lied me weer een ander gevoel gaf. Als mijn moeder ‘The Windmills of your Mind’ speelde voelde ik me altijd heel triest worden, maar het was een soort triestheid die niet heel vervelend was omdat ik wist dat er daarna weer een ander lied kwam waar ik weer blij van werd.

Ook de ingebouwde lesley-box in het orgel interesseerde me mateloos als kind. Als je op je knieën naast het orgel ging zitten kon je door een soort houten tralies naar binnen kijken. Daar zag je een soort groot wiel dat langzaam of hard kon ronddraaien, dat kon je met een knop op het orgel bedienen. Dat ronddraaiende wiel zorgde voor de typische lesley-geluidsgolven waar ik als kind soms bijna van in een soort trance raakte. Ik probeerde dat effect wel eens na te bootsen door een koptelefoon waar muziek uitkwam snel heen en weer te bewegen langs mijn oren. Dat gaf een zelfde soort ruimtelijk effect als de lesley.

Toen ik negen of tien was mocht ik van mijn ouders op orgel-les. Elke week ging ik braaf naar de muziekschool in een groot oud herenhuis onder aan de boulevard in Vlissingen. Het was zo’n huis waar je al triest werd als je de grote zware eikenhouten deur opendeed. Je kwam dan in een hoge, lege hal waar een paar afgedankte bruin-beige wachtkamerstoelen stonden. De deur viel altijd gelijk dicht achter je met een harde knal die door de lege, betegelde hal galmde. Dan moest je via een lange trap naar de eerste verdieping waar je in een wat kleinere hal kwam. Ook daar stonden weer een paar van die afgedankte stoelen waar ik moest gaan zitten om te wachten tot ik aan de beurt was. Er hing een nare, trieste sfeer die er voor zorgde dat ik ter plekke een afkeer kreeg van notenbalken en muziekles.

Er waren in mijn herinnering vijf deuren in die hal, een soort overloop. Door twee of drie van die gesloten deuren hoorde je  gedempte muziekgeluiden van andere kinderen die les kregen. Soms hoorde ik tussen de onsamenhangende piano- en orgelgeluiden door een paar aarzelende tonen van een toonladder op een of ander blaasinstrument. Die hielden ineens op en dan hoorde ik een gedempte zware stem die blijkbaar aan het uitleggen was hoe het wel moest, maar ik kon het nooit verstaan. Ik zag in gedachten aan de andere kant van de deur een jongen van mijn leeftijd zitten die zwetend probeerde te doen wat hem werd uitgelegd.

Het bizarre was dat ik nooit aan hoorde komen wanneer de deur ineens openzwaaide en de les voorbij was. Er was nooit een aanwijzing van een krakend geluid of iets dat op afscheid leek. Terwijl er uit een andere kamer nog gedempte muziekles-geluiden kwamen, zwaaide tot mijn schrik ‘mijn’ deur altijd ineens open, liep de vorige muziekschool-leerling zwijgend weg en moest ik de hoge kamer in waar twee of drie orgels stonden en in de hoek een vreemd houten apparaat met een deken erover waarvan ik lang niet wist wat het was.

Zo kreeg ik twee jaar lang iedere week muziekles van een oudere grijze man die zelf organist en stadsbeiaardier was. Hij overhoorde een half uur lang mijn lessen, gaf aanwijzingen en schreef dan weer nieuw huiswerk in mijn schriftje. Na twee jaar wilde ik echt niet meer en mocht ik van mijn ouders van orgel-les af. Ik was toen denk ik een jaar of twaalf.
Maar nu zat ik hier acht jaar later in een grote kerk met een paar honderd jongeren achter mijn eigen Yamaha Clavinova YP-40 van vijfentwintig gulden en speelde niet van bladmuziek, maar pakte de akkoorden die ik op de gitaar had geleerd.
‘Thank You’ van Ray Boltz is een waanzinnig mooi, ontroerend lied. Het gaat over iemand die droomt dat hij naar de hemel gaat, door de straten van goud en langs de glazen zee loopt en daar terugziet wat elk klein offer dat hij op aarde bracht voor uitwerking heeft gehad. Het verwoordt iets waar iedereen diep in zijn geest naar verlangt: dat je leven zin blijkt te hebben en dat God toch bestaat. Iedere keer komt het refrein ‘Thank you, for giving to the Lord’ weer terug.
Ik was in vorm als amateur-zanger en legde er alles in wat ik maar had. Sommige liederen zijn zo intens en zo sterk geschreven dat je ronduit slecht moet zingen om het nummer van zijn glans te ontdoen. ‘I will always love you’, geschreven door Dolly Parton en door veel artiesten gecoverd (meest bekende is natuurlijk Whitney Houston), is daar een voorbeeld van. ‘Thank you’ is naar mijn mening ook zo’n nummer. Als je het eerlijk en met overgave zingt, raakt het lied je diep van binnen, zowel emotioneel als spiritueel.

Dat gebeurde dus met mij. Ergens bij de derde keer dat ik het refrein moest zingen raakte ik geëmotioneerd en begonnen de tranen in mijn ogen te branden. Ik moest verder zingen, maar de emotie werd duidelijk hoorbaar in mijn stem.
Nu is dat iets dat veel muzikanten zullen herkennen: zo’n bijzonder momentum waarop je voelt dat wat je zingt uit je tenen komt. Geen probleem, is juist mooi en onderstreept de ziel van het lied.

Maar ik had wel een probleem. De laatste keer dat ik midden in een groep emotioneel was geworden had ik mezelf gezworen dat dat me nooit meer zou gebeuren. Ik had een hardgrondige hekel gekregen aan mijn eigen gevoelsleven. Het had me voor schut gezet, het had me overmeesterd op een kwetsbaar moment waar ik me niet kon verdedigen. Zonder het te beseffen had ik mijn gevoelsleven tot mijn vijand verklaard. Ik had de muziek van de Man in Black gebruikt om mijn levenslijn verder te wandelen zonder gehinderd te worden door dat ellendige emotionele gedoe. My name is Sue, how do you do?! And now you’re gonna die!!! 

Ik had mezelf in de afgelopen jaren getraind om mijn emoties in elke situatie onder controle te kunnen houden en geloof me: ik was er goed in geworden. Hoe meer ik het trainde, hoe ongevoeliger ik werd. Niets kreeg mij nog kwetsbaar of emotioneel. Het was zelfs zo erg dat ik op een begrafenis van opa of oma niet alleen stug kon blijven kijken, maar zelfs ook niets meer voelde. Soms maakte ik me er ongerust over: was ik niet te hard geworden? Waar waren mijn gevoelens gebleven? Waar was mijn echte ik gebleven?

Die diepere laag van mezelf kwam meestal tevoorschijn als ik alleen was. Dan kon ik mezelf verliezen in romantische of trieste muziek of in een meeslepend boek. Maar zodra er anderen in de buurt waren probeerde ik de gecontroleerde versie van mezelf te zijn en dat lukte me steeds beter.

Allerlei toestanden hadden geholpen om oorlog tegen emotie te voeren. Een emotionele ‘broeder’ die vaak met tranen sprak op jongerenbijeenkomsten binnen ‘de Vergadering’ en alom gerespecteerd werd vanwege zijn intense geloof en zijn intense toespraken werd opgepakt omdat hij jarenlang meisjes misbruikt bleek te hebben. De shock die dat had gegeven in onze kerkelijke kring is met geen pen te beschrijven. Het was voor mij een volgende bevestiging dat emotionele types en überhaupt emoties en emotionele uitingen niet te vertrouwen waren. Weg ermee.

Ik merkte dat ik het derde refrein niet meer zonder tranen en trillende stem kon uitzingen. Angst, weerstand en boosheid vochten om de eerste plaats, maar uit onverwachte hoek kwam ineens een vierde kracht mij te hulp; ‘The fourth man in the fire.’

Vanuit mijn ooghoeken zag ik dat meerdere mensen in de zaal geëmotioneerd waren. Ik zag tranen, ik zag meisjes met hun handen over hun wang vegen en jongens die hun bril afzetten. Ik was niet alleen. Ik was niet vreemd met mijn gevoel. Ik stond niet in mijn uppie naakt in een arena met vijftigduizend toeschouwers. We zaten met zijn allen in de arena. Ik was zelf ook een van de toeschouwers en we werden geraakt door de hoop, door het geloof en de liefde die Ray Boltz in dit lied had gestopt. Het was goed.

Ik zong het lied snikkend uit en iedere snik voelde alsof ik weer een stukje verder werd genezen. Alsof ik weer meer tot mezelf kwam. Wie had gedacht dat een applaus zo genezend kon zijn? Ik wist zeker dat als nu iemand aan me vroeg: ‘Matthijs, hoe gaat het eigenlijk met jou?’ dat ik gewoon een eerlijk antwoord kon geven.
0 Opmerkingen

22/3/2015 0 Opmerkingen

Prison blues

Afbeelding
7 maart 2015 - versie 2.4. 

In de wachtkamer van mijn praktijk kun je drie boeken kopen. Het boek ‘Frisse Kijk’ van onze goede vriendin Marja Meijers, mijn eigen boek ‘Ademruimte’ en ‘De Man in het Wit’. De Man in het Wit is een roman over de apostel Paulus, geschreven door Johnny Cash, ‘De Man in het Zwart’. 

‘Wat heeft u toch precies met Johnny Cash?’ vroeg een ongeveer zestig¬jarige man mij in de wachtkamer op de Matena. Het was een cliënt van één van mijn collega-psychologen die bij ons in de praktijk werkte. ‘Ik zie dat boek hier steeds liggen en ik heb begrepen dat u ook zijn muziek speelt.’ Ik hou er van als mensen hun nieuwsgierigheid niet kunnen of willen bedwingen en dit soort vragen stellen.

Ik vroeg me af hoe ik deze vraag hier even snel in de wachtkamer kon beantwoorden. Ik glimlachte om mezelf even tijd te geven. ‘Tja, wat heb ik eigenlijk precies met Johnny Cash?’ ging er door me heen. Er kwamen allerlei gedachten en mogelijke antwoorden naar boven. ‘Dat is een lang verhaal’ begon ik hardop denkend. ‘Ik weet nog precies het moment dat ik voor het eerst de muziek van Johnny Cash hoorde. Ik was toen een jaar of dertien en ik was ’s avonds even bij een wat oudere vriend uit onze kerk thuis, ik weet niet meer wat ik daar deed, maar terwijl ik in de deuropening van zijn kamer stond zag ik zo’n grote professionele bandrecorder uit de jaren zeventig draaien en hoorde ik door de Luxman versterker en de B&W speakers iemand praten met hele aparte ritmische muziek eronder. Rustig en toch stevig. Ik kon niet verstaan waar die man het over had, maar ik hoorde als dertien-jarige in ieder geval wel dat hij iets heel belang¬rijks te vertellen had. Het leek een soort preek die met volle overtuiging en gezag werd uitgesproken en ik was direct nieuwsgierig waar hij het over had. ‘Wie is dat?’ vroeg ik aan mijn vriend. ‘Dat is Johnny Cash’ zei hij. ‘Waar heeft hij het over?’ ‘Geen idee’ zei hij nuchter. ‘Maar je mag wel een bandje lenen’. En zo kreeg ik de LP ‘Welcome to Europe’ mee op cassette. Sindsdien draai ik zijn muziek regelmatig en zing ik zelf veel van zijn liedjes.’
Ik besefte dat dit eigenlijk nog geen antwoord op zijn vraag was, althans niet het antwoord dat ik eigenlijk wilde geven, maar voor een praatje in de wachtkamer vond ik het al een heel verhaal. ‘Heeft u zelf ook iets met Johnny Cash?’ vroeg ik hem. Ook hij moest even denken zag ik, maar zijn hoofd begon langzaam ja te knikken. Hij schraapte zijn keel even en zei: ‘Ik heb lang geleden zijn film gezien, The Gospel Road, toen die net uitkwam in de jaren zeventig. Dat was in een koffiebar, ik was toen nog jong, maar die film heeft toen een diepe indruk op me gemaakt. Ik herinner me nog precies dat beeld van het kruis aan het eind van die film met een ondergaande zon erachter en dan zie je ineens een vliegtuig over dat kruis vliegen. Dat bracht het kruis ineens heel dicht naar onze tijd in de jaren zeventig. Dat beeld ben ik nooit vergeten.’ 

Hij staarde naar de tafel die midden in onze wachtkamer staat en tot mijn verbazing zag ik dat zijn ogen vochtig werden. ‘Ik zag iedere keer dat boek van hem hier liggen en ik dacht ik moet dat toch eens aan meneer Goedegebuure vragen, wat heeft u precies met Johnny Cash. Maar dat beeld aan het eind van die film, dat is me altijd bijgebleven.’
We bleven even stil en staarden nu allebei naar de tafel. Er gingen allerlei dingen door me heen om er nu aan toe te voegen. Over het geloof van Johnny Cash, over ‘The Gospel Road’, de film die Johnny Cash helemaal uit eigen zak gefinancierd had en die hij zelf als zijn belangrijkste levensproject zag. ‘Dat is bijzonder om te horen’ zei ik. ‘Bedankt’. Dat zinnetje zei misschien niet zoveel, maar het drukte wel het best uit wat ik vond van ons gesprekje. Iets in me zei dat ik het hier bij moest laten. Iemand was met zijn gedachten weer terug bij een moment in een koffiebar halverwege de jaren zeventig. Een moment dat het kruis van Jezus door de film van Johnny Cash een tijdreis van een kleine tweeduizend jaar had gemaakt en dichtbij hem was gekomen. ‘De Man in het Wit’ in mijn wachtkamer liet hem nu een wat kortere tijdreis maken van een jaar of vijfendertig, maar dan weer terug. Ik moest me er misschien verder niet mee bemoeien.
‘Ik moet weer verder’ zei ik met een beleefde glimlach. Hij knikte. We gaven elkaar een hand en ik liep de wachtkamer uit en zag nog net hoe hij weer ging zitten aan de grote tafel. Op een of andere manier duikt Johnny Cash altijd weer op in mijn leven. Soms verwacht,  maar vaak volslagen onverwacht.

Toen ik op die avond begin jaren tachtig het cassettebandje ‘Welcome to Europe’ kreeg stopte ik het ’s avonds laat in mijn slaapkamer op de zolder van ons huis in Vlissingen direct in mijn cassetterecorder. Een mono portable player met vijf grote drukknoppen zoals je ze in die tijd veel zag. Eén rode knop en vijf zwarte knoppen, een klepje dat langzaam openging en een ingebouwde mini-luidspreker waar je voornamelijk midden-tonen door hoorde. De hoge en lage tonen moest je er zelf bij verzinnen, maar als je je oor op de luidspreker legde kon je ze horen. Althans: ik meende ze te horen.
Ik luisterde tot in de nacht de hele tape af en hoorde allerlei soorten muziek die ik nog niet kende. Ik hoorde voor het eerst ‘Hello. I’m Johnny Cash’ en een hoop juichende mannen waarna ‘Folsom Prison Blues’ werd ingezet. Ik had tot op deze avond nog nooit van Johnny Cash gehoord, maar deze intro gaf de indruk van iemand die op handen werd gedragen door zijn publiek. Ik hoorde voor het eerst ‘I walk the line’, met allemaal gitaarloopjes die ik als beginnend gitarist gelijk snapte en goed kon volgen. Ik hoorde vreemde nummers met een krijsende, valse vrouwenstem er doorheen (‘Allegheny’) en ik hoorde de preek die ik die avond eerder op de bandrecorder had gehoord. Het nummer bleek ‘Look at them beans’ te heten. Het verhaal ging mijn Engels te boven, maar ik begreep wel dat het over zijn vader ging. De stijlen op ‘Welcome to Europe’ zijn heel divers en komen (zoals ik toen nog niet wist) uit hele diverse perioden van de toenmalige carrière van Johnny Cash. Maar zijn stem had overal dezelfde krachtige overtuiging en was een soort kruising tussen een prediker die wel eens bij ons in de kerk kwam en de held van een klassieke western uit de jaren zestig. Ik kon nog maar een gedeelte van de teksten verstaan, maar alles waar hij over zong klonk me als iets belangrijks in de oren. Ik wilde weten waar het over ging.

Met dezelfde leergierigheid waarmee ik in die tijd de Bijbel en studieboeken over de Bijbel las, begon ik ook de nummers van Johnny Cash uit te pluizen. ‘Folsom Prison Blues’ en ‘A boy named Sue’ waren met mijn VWO2 engels goed te begrijpen. Maar van ‘I walk the line’ begreep ik niets. Wat is een ‘close watch on this heart of mine’? Wat betekent ‘I keep the ends out for the tie that binds’? Een engels woordenboek erbij mocht niet baten. Ook de melodie had iets mysterieus: ik had geen idee in welk akkoord het nou eigenlijk stond terwijl het toch erg simpel klonk en de tekst leek over iets heel dieps te gaan wat ik niet kon pakken. Het was op zich makkelijk te vertalen in het Nederlands, maar ik kreeg niet helder wat Johnny Cash er mee bedoelde en dus ook niet waarom hij het met zoveel gezag zong. ‘Gezag’ is misschien wel het woord dat er het best bij past. Al begreep ik hem niet, ik geloofde hem.

Terugkijkend denk ik dat dat ‘gezag’, die overtuiging waarmee Johnny Cash zong me ook aansprak. Misschien was ik daar onbewust wel naar op zoek. Ik was zeker in die periode van mijn leven te typeren als verlegen. In de klas bleef ik het liefst op de achtergrond en als een docent mij een vraag stelde in de groep voelde het alsof ik in mijn onderbroek in een arena stond en vijftigduizend man in hard hoongelach zou uitbarsten bij elk woord dat ik zou uitspreken of elke beweging die ik zou maken. Schaamte, een pijnlijke diepe schaamte voor mijn stem, mijn woorden, mijn geluid, mijn blik. Voor mezelf.

Het dieptepunt kwam toen een godsdienstleraar mij midden in de klas ineens vroeg: ‘Matthijs, hoe gaat het eigenlijk met jou?’ Hij vroeg dat waarschijnlijk omdat hij had gehoord dat mijn zus ernstig ziek was en dat dat een grote impact had op ons gezin. Ik was er inmiddels wel aan gewend dat mensen aan me vroegen hoe met mijn zus ging of met mijn moeder, maar ik was niet voorbereid op iemand die mij midden in de klas ineens vroeg: ‘Matthijs, hoe gaat het eigenlijk met jou?’
Ik weet nog dat het helemaal stil werd in de klas en dat alle ogen op mij gericht waren. De klas veranderde weer in de arena en zat nu niet alleen vol kwaad¬aardige mensen met leedvermaak, maar er waren ook nog eens honderden verblindende schijnwerpers op me gericht, bediend door monsterachtige wezens die me zwijgend aankeken.
Mijn hele systeem draaide binnen een fractie van een seconde op hoogspanning zoekend naar één mogelijkheid: onmiddellijk verdwijnen, onzichtbaar worden, de aandacht afleiden. Get the hell out of here.
Maar er was geen mogelijkheid om te verdwijnen en het meest afschuwelijke dat er voor mij als dertien-jarige jongen kon gebeuren gebeurde: ik barstte midden in de klas in huilen uit. Mijn laatste stukje zelfrespect knakte doormidden. Ik hoorde mezelf snikken en zwoer in mijn hart ondertussen dat dit me nooit meer in mijn leven zou overkomen.
Die avond zette ik mijn net ontdekte Johnny Cash op en keek strak in de scheerspiegel die ik had gekocht. Ik dacht aan de meest verdrietige, beangstigende en beschamende zaken die ik me maar kon voorstellen terwijl ik ondertussen mezelf strak bleef aankijken zonder een spier van mijn gezicht te vertrekken. ‘Hello. I’m Johnny Cash’ zei ik zo onbewogen en zelfverzekerd mogelijk. 

Well if they freed me from this prison
If that railraod train was mine
I bet I'd move it on a little farther down the line
Far from Folsom Prison, that’s where I want to stay


Een paar maanden later ging ik naar een jongenskamp van onze kerk. Ik nam mijn Spaanse gitaar met nylon-snaren mee (mijn eerste eigen gitaar!) en tot mijn aangename verrassing waren er nog twee gitaar-fanaten: Ruben en Bob. We speelden alle christelijke kampliedjes die we daar leerden, maar zodra we met zijn drieën in het gras zaten kwamen de Johnny Cash songs tevoorschijn. Ik kende inmiddels I walk the line, Folsom Prison Blues en zelfs A boy named Sue helemaal uit mijn hoofd. De nummers werden gelijk populair bij de hele groep en toen er na een ochtend-bijbelstudie even tijdvulling tot aan het eten nodig was begon de hele groep te roepen om ‘Folsom Prison Blues’.  En zo stonden Ruben, Bob en ik op ons veertiende voor het eerst een Johnny Cash hit te zingen, inclusief de intro ‘Hello, I’m Johnny Cash’ met een zware stem en luid gejuich en gebrul door een veertigtal jongens van onze leeftijd. Het voelde echt kick; ik stond niet meer in mijn onderbroek in de arena, maar had nu liedjes, een verhaal en een stem waar iedereen van ging juichen. We kenden alle drie nog maar een paar akkoorden, maar ik weet nog precies dat Ruben steeds een E7 speelde in plaats van een E wat het nummer in onze beleving echt een stoer geluid gaf. ‘A boy named Sue’ moest er ook achteraan en ik hoor de hele groep nog meebrullen: ‘My name is Sue! How do you do?!’

Zelfs mijn kleding-stijl is in mijn tiener-jaren beïnvloed door Johnny Cash. Het zal ergens rond mijn 15e zijn geweest dat ik ineens zeker wist dat ik een lange zwarte winterjas wilde hebben. Het liefst een dure, honderd procent wol en extra lang. In die tijd waren er nog geen Gothics en ik kan me niet herinneren dat er meer jongens in een dergelijke jas rondliepen. Mijn moeder reageerde verbaasd op mijn voorkeur, maar tot mijn verrassing vond ze het juist wel mooi en hielp ze me om er een uit te zoeken. We kochten de jas bij Coster herenmode in Vlissingen, een zaak waar je toen bij elke aankoop een plastic beker kreeg in allerlei felle kleuren. Die plastic beker ondermijnde het stoere Johnny Cash gevoel een beetje, maar vooruit.

Ik weet nog dat ik het spannend vond toen ik voor het eerst in mijn lange jas naar school ging. Mijn vrienden keken me aan met een mengeling van spot en respect, maar niemand zei er iets van. Precies wat ik had gehoopt. Ik voelde dat ik nu echt een eigen stijl had, weliswaar overgenomen van iemand anders, maar dat was iemand die zij zeker niet kenden, want Johnny Cash was in de jaren tachtig volkomen onzichtbaar voor Nederlandse tieners.

Ik kan een glimlach, maar ook een licht gevoel van weemoed niet onderdrukken terwijl ik dit zit te schrijven in het panorama-restaurant van een vliegveld. De vliegtuigen die ik hier ondertussen zie landen en opstijgen maken me extra bewust van de tientallen jaren die sinds dat moment zijn gekomen en gegaan. Maar ook van alle gebeurtenissen, levensfasen en ontmoetingen die mij allemaal hebben gevormd tot wie ik nu ben. En soms ook beschadigd. Maar ook alle beschadigingen hebben mij gevormd tot de man die ik nu ben, inclusief de littekens op mijn ziel. Het is bizar maar tegelijkertijd ook geruststellend dat ik ruim dertig jaar later nog steeds graag de Bijbel lees en deze maand nog een paar keer ‘Folsom Prison Blues’ heb gespeeld  op verschillende podia  met onze band Cashflow3.

Terug naar de vraag uit de wachtkamer: ‘Wat heeft u precies met Johnny Cash?’  Al schrijvend is ondertussen wel helder dat ik zeker iets heb met Johnny Cash. Maar wat het precies is, is lastig te verwoorden. Is het de muziekstijl? Gedeeltelijk; want Johnny Cash heeft in de loop der jaren heel wat muziekstijlen geprobeerd en heeft van producers ook heel wat muziekstijlen opgelegd gekregen. Ik moet er altijd weer aan wennen, maar uiteindelijk vind ik het bijna allemaal mooi. De American Recordings uit de jaren 1993-2003 zijn van een totaal andere snit dan de CBS-platen uit de jaren zestig. Maar toch ook weer onomstotelijk Cash. Is het zijn stem? Tja, misschien. Zijn het zijn teksten? Is het zijn voorliefde voor gospels en zijn interesse in de Bijbel? Of zijn het misschien zijn gevechten met de wereld en zichzelf waar ik me in herken? Tja. Ik weet het niet precies.

In ieder geval is zijn geschiedenis verweven is geraakt met mijn geschiedenis. Ik luister al ruim 30 jaar naar deze muziek en allerlei songs, uitspraken, melodieën en klanken zijn gekoppeld geraakt aan allerlei periodes en gebeurtenissen uit mijn leven. Sommige teksten verwoordden voor mij als tiener precies wat ik voelde; dat gaf me het gevoel dat ik blijkbaar niet helemaal alleen was op deze wereld. Andere teksten gaven me hoop, kracht. En soms bracht de bekende boom-chicka-boom sound gewoon ritme, orde in mijn gedachten en gevoelens.

In de discografie en het verhaal van Johnny Cash herken ik misschien onbewust wel de verschillende fasen waar ik als jongen, als man, als muzikant, als publicist, als schrijver, als christen doorheen ga. En ook de invloed die ontwikkelingen in de maatschappij, de politiek en de techniek enzovoort op je leven hebben.

Om met het laatste even verder te gaan: er zijn amper artiesten te bedenken die vijfig jaar lang platen hebben gemaakt met zulke totaal verschillende studio-mogelijkheden. De apparatuur waarmee de beroemde American Recordings zijn opgenomen, is op geen enkele manier te vergelijken met de studio-apparatuur van de Sun-record studios waar Johnny in 1955 zijn eerste opnames maakte. Zijn de American Recordings na 1997 met portable ADAT’s opgenomen en met ProTools op een iMac gemixt, in de jaren vijftig was een halve huiskamer vol buizenapparatuur en bewegende onderdelen nodig met hooguit vijf procent van de mogelijkheden van nu.

In de jaren vijftig was de delay (een hele duidelijke echo met behulp van een soort bandrecorder die het zojuist opgenomen geluid direct weer afspeelde) ongetwijfeld het meest opzien-barende en innovatieve studio-effect dat je aan een opname kon toevoegen. Het creëerde een heel nieuw geluid dat mensen in die tijd associeerden met futuristische ruimteschepen, tijdmachines, films. Het had iets spookachtigs, iets mysterieus, maar ook iets indringends. Op de eerste platen van Johnny Cash en de Tennessee Two hoor je duidelijk dat de zangstijl, de muziek en de gitaartechniek geïnspireerd is door de mogelijkheden die het delay-apparaat creëerde. Staccato zingen is zonder delay al snel vervelend om naar te luisteren, maar met een delay op je stem is staccato zingen en praten ineens heel indrukwekkend. Nieuwe studiotechnieken inspireren muzikanten om te gaan experimenteren met geluiden en andere stijlen.

Ik heb nog net de tijd meegemaakt dat in de muziekwereld alles analoog was en je voor elk geluidseffect een apart duur apparaat moest kopen. Ik kan me nog de kick herinneren die ik samen met mijn vriend en gitarist van onze band, Oscar Bax, beleefde toen we voor het eerst met delay speelden. Ik zal toen een jaar of vijftien zijn geweest en Oscar was begin twintig. 

Ik kende Oscar uit de kerk. Ik heb leuke herinneringen aan de kerk waar ik opgroeide in de jaren tachtig in Oost Souburg. We hadden een behoorlijk hechte groep als tieners die zich erg bewust waren van het verschil tussen de ‘kerk’ en de ‘wereld’. We werden door onze toenmalige jeugdleider stevig onderwezen in de Bijbelse principes van de ‘Vergadering van gelovigen’ waar wij bij hoorden. In die tijd was de ‘Vergadering’ een groep die zich niet inliet met christenen uit andere kerken, dus waren wij als tieners extra op elkaar aangewezen.

Oscar was helemaal niet in de kerk opgegroeid. Hij kwam uit een Indonesische muzikale familie en speelde als klein jongetje al gitaar in de familieband. Met kerk of geloof had hij niets. Maar tijdens een optreden van Tony Goodwin, een amerikaanse gospelzanger, was hij geraakt door het verhaal van het evangelie en was christen geworden. Via zijn broer John was hij in onze kerk terecht gekomen, nieuwsgierig naar alles wat het geloof hem nog meer zou brengen.
Oscar was populair: het leek altijd alsof heel Vlissingen hem kende vanuit de sport of vanuit de muziek. Als je met hem praatte kon je niet anders dan hem aardig vinden: hij was altijd enthousiast, altijd positief en stond altijd voor iedereen klaar om te helpen. Als hij een verhaal vertelde lag de hele groep altijd krom van het lachen. Oscar zelf niet in het minst; hij kon gekke situaties en bloopers van zichzelf en anderen zo levendig voor zich zien dat hij van het lachen vaak zijn verhaal niet meer af kon maken. Meestal was dat ook niet meer nodig, want het effect was al bereikt: iedereen kreeg de slappe lach van zijn slappe lach. Als 14-jarige jongen keek ik met respect naar deze populaire man uit de ‘wereld’ die gitaar speelde alsof hij zo uit een  lp van Johnny Cash was gestapt.

Oscar woonde in een bovenwoning in Vlissingen en had in de berging op de begane grond een heuse studio gebouwd: alle wanden waren helemaal beplakt met eierdozen, er stonden twee ernstig gebutste en gedeukte microfoons in het midden en een grote bandrecorder die hij van zijn broer mocht gebruiken. ‘Moet je horen als we straks de deur dichtdoen Thijs, dan weet je niet meer wat er gebeurt hoor!’ zei hij met zijn immer aanwezige en aanstekelijke enthousiasme. ‘Je weet niet meer wat er gebeurt jongen!’.

Oscar wijdde mij in die jaren stap voor stap steeds verder in in de geheimen van muziek.  Hij had een eindeloze liefde voor allerlei soorten muziek, geluid en gitaren en kon een half uur lang vol overgave over een bijzonder akkoord praten. Ik hing dan aan zijn lippen. Hij had mij de fijne kneepjes van country-stijl gitaar bijgebracht en me geleerd anders naar muziek te luisteren. Ik was benieuwd wat hij nu weer had bedacht en liep de voormalige berging in.
‘Let op Thijs, we gaan nu de deur dicht doen en dan ga je de stilte horen. Ik weet zeker dat jij nog nooit stilte hebt gehoord, maar hier ga je het horen!’ Ik keek met een soort ontzag naar de gigantische hoeveelheid eierdozen die hij allemaal tegen de muur had geplakt en probeerde me voor te stellen waar hij die allemaal vandaan had gehaald en hoe hij hier urenlang aan het plakken was geweest. Ik kreeg het plaatje niet helemaal rond want er bleef één vraag door mijn hoofd spoken: hoe kom je aan zoveel lege eierdozen? Waar zijn al die eieren gebleven? Hier had een heel leger mee gevoed kunnen worden. Op een of andere manier wist Oscar me altijd weer te verrassen met het eindresultaat van iets waar hij in zijn eentje uren en uren vol toewijding aan gewerkt had. Zonder dat kon je onmogelijk zoveel gitaarstijlen spelen en zoveel verschillende sounds uit één instrument halen.

De deur ging dicht. Het was ineens donker en ik hoorde niks. Of dat nou was omdat ik echt niks hoorde of dat ik door Oscars verhaal geloofde dat ik niks hoorde weet ik niet, maar in mijn herinnering was het stil. Muisstil. ‘Hoor je dat? Hoor je de stilte Thijs?’ vroeg hij enthousiast door het duister. ‘Ik hoor het’ zei ik zo ernstig mogelijk. ‘En dan moet je nu eens achter die microfoon gaan staan, dan weet je helemaal niet meer wat er gebeurt’ ging hij in zijn enthousiasme verder. Ik ging braaf achter de microfoon staan en verstelde de standaard zodat de microfoon precies bij mijn mond zat. ‘Let op, nou ga je het beleven, nou ga je het beleven hoor’. Hij klikte aan wat schakelaars en een irritante zoemtoon die een randaarde-probleempje verried werd hoorbaar. Zonder iets tegen elkaar te zeggen spraken we af dat die er niet was en dat we die niet hoorden. Dit paste niet in de volmaakte stilte die we net hadden gecreëerd. ‘Kijk. Dan moet je nu maar eens wat gaan zingen, dan gaat het gebeuren hoor’. In plaats van te zingen zei ik droog ‘test-één-twee-drie’. Ik wist inderdaad niet wat er gebeurde. De kleine donkere, stille ruimte was ineens een megagrote ondergrondse kerker geworden waar van allerlei kanten heel duidelijke echo’s terugkwamen. Wow! Ik kon een grijns niet onderdrukken en voelde ineens een enorme zin om te gaan zingen. ‘Hello. I’m Johnny Cash’ zei ik zo donker mogelijk vol in de microfoon. Alle kerkerruimtes en donkere gangen om ons heen begonnen mee te doen en echoden ‘Hello-hello-hello-hello-hello. I’m Johnny-I’m Johnny-I’m Johnny-I’m Johnny. Cash-cash-cash-cash-cash.’ Ik vergat acuut waar ik was, hoe laat het was, of ik nog huiswerk had en hoe laat ik thuis moest zijn. ‘I hear the train-a-coming …’ gooide ik zo stoer mogelijk in de microfoon. Zingen had ineens een andere dimensie gekregen. Ik vond mijn eigen stem ineens fantastisch, geweldig, indrukwekkend. Ik durfde er ineens van alles mee te doen wat ik normaal gesproken niet durfde. ‘Wop bop a loo bop a lop bom bom! Tutti-frutti …’; het klonk alsof God zelf een booster op mijn stem had gezet waarmee ik nu de hele wereld aan kon sturen. Na een beetje experimenteren ontdekte ik al snel hoe je je stem, het ritme en je zangstijl kon aanpassen aan het tempo van de echo’s zodat het heel strak en ritmisch klonk. Ik wist ineens zeker dat ik staat was een volle arena aan het juichen te brengen. Ik kan me niet meer herinneren hoe dit verder ging, maar dit is wellicht een van die avonden geweest dat mijn vader om twee uur ’s nachts Oscar belde om te vragen of hij wist waar Matthijs was. 

Op dezelfde manier beluister ik dat Johnny Cash in de jaren negentig ging experimenteren met een andere sound, in zijn geval juist zonder delay. Zijn stem was kwetsbaarder geworden. Maar met de nieuwe opnametechnieken kon deze kwetsbare, oud geworden en doorleefde stem zo authentiek worden opgenomen dat het mooi werd van gebroken¬heid. Dwars door die gebrokenheid heen hoor je nog hetzelfde gezag, dezelfde overtuiging waar hij mee zingt. Je twijfelt geen moment aan wat hij zingt. De techniek maakt de Johnny Cash-sound, maar ten diepste maakt Johnny Cash met de nieuwe technische mogelijkheden iedere keer weer zijn eigen sound. De techniek creëert mogelijkheden, maar je bent zelf de baas over wat je met deze mogelijkheden doet.

Ik herken dat als ik terugkijk op de afgelopen zevenenveertig jaar. De snelle ontwikkeling van internet, digitalisering en draadloze techniek heeft een enorme impact gehad op mijn leven als babyboomer. Zonder internet had ik mogelijk geen eigen praktijk gehad, had ik wellicht geen boek geschreven en speelde ik misschien ook wel niet in een Johnny Cash cover band en had ik niet zoveel live-optredens van Johnny Cash kunnen terugzien. Het is een raar idee dat technische ontwikkelingen om je heen zo’n invloed op je eigen leven en je eigen geschiedenis. Maar tegelijkertijd besef ik terugkijkend dat ik zelf op mijn eigen manier iets met deze technische ontwikkelingen heb gedaan en ze heb ingezet voor waar ik in geloof en wat ik wil bereiken. Internet heeft mij zowel als beginnend schrijver (wat ik natuurlijk nog steeds ben) en als amateur-muzikant een podium gegeven waardoor mijn schrijfsels en mijn muziek bij die mensen terecht-kwamen die het waardeerden en er iets aan hadden.
​
Nog één keer terug naar de wachtkamer. Wat heeft u toch met Johnny Cash? Veel. Nu ik dit eerste hoofdstuk heb geschreven besef ik dat dit nog maar het begin is van een lang verhaal. Een lang verhaal over een ontdekkingsreis door dit leven waar ik op allerlei kruispunten Johnny Cash weer tegenkwam. Niet als een soort heilige of een icoon. Maar als iemand die zelf ook op ontdekkingstocht was en door diepe dalen heen ging. Als iemand die zelf ook een typische dertiger, veertiger, vijftiger en zestiger is geweest en zoals het een kunstenaar betaamt zingend en schrijvend verwoordde wat hij tegenkwam. Zowel de vragen als de antwoorden die hij ontdekte. Iemand die zichzelf soms helemaal kwijt raakte en op andere momenten weer tot zichzelf kwam en deed waar hij voor gemaakt leek te zijn. Hij vertelde zijn verhaal in de hoop dat ergens op de wereld iemand rondliep die daar iets aan zou hebben. Wel, zo is het gegaan.
Nu ik dit hoofdstuk heb geschreven, staat voor mij vast dat ik verder ga schrijven tot ik mijn verhaal verteld heb. 
0 Opmerkingen

2/11/2004 0 Opmerkingen

Ben zo blij dat ik U nu ken ... (songtekst)

'k Ben zo blij dat ik U nu ken, 
Oh, ik hou van U 
'k Ben zo blij dat U bij mij bent 
ja, uw liefde vult mij nu 


U bent mijn grootste liefde 
(oh oh) Niemand is als U 
want U gaf alles wat U had 
U verdient mijn liefde nu 
En als ik terugdenk aan de tijd 
dat ik niet bij U bleef 
dan dank ik op mijn knieën Heer 
​Dat U u nu in mij leeft 

Tekst en muziek: ©​Matthijs Goedegebuure (2004)
0 Opmerkingen

21/8/2003 0 Opmerkingen

I'm here to move your broken heart (songstekst)

I've seen the shadows on the border 
I've seen the darkness on the land 
I've seen the power of disorder 
I've seen the love that did not stand 

I'm here to move 
I'm here to move 
I'm here to move 

I'm here to move your broken heart 

I've seen your trials and tribulations 
I've heard your desperate call to me 
I felt your arms reached out to heaven 
and now I'm here, I'll set you free 

I'm here to move
I'm here to move
I'm here to move

I'm here to move your broken heart

I've seen the pain of the forsaken
I touched the teardrops of a girl

I heard her crying for her daddy
Who never came back to her world

I'm here to move
I'm here to move
I'm here to move
I'm here to move your broken heart


Music and lyrics: ©​Matthijs Goedegebuure (2003)
0 Opmerkingen

22/3/1989 0 Opmerkingen

Totdat wij boven zijn (songtekst)

(Close harmony)
Er is niets mooiers
dan te weten dat
de Heiland zelf nu op ons wacht
tot we eind'lijk bij Hem zijn


Er is niets wat ik liever wil
dan Hem volgen, trouw en stil
Totdat wij boven zijn


De weg is niet gemak'lijk
soms zelfs zwaar
Maar de Heer is altijd daar
als de vijand mij omringt

Ik dank Hem nu en voor altijd
voor Zijn hulp in deze strijd
Waardoor mijn hart steeds zingt:

(Close harmony)
Er is niets mooiers
dan te weten dat
de Heiland zelf nu op ons wacht
tot we eind'lijk bij Hem zijn


Er is niets wat ik liever wil
dan Hem volgen, trouw en stil
Totdat wij boven zijn

Gitaar solo

(Acapella/close harmony)
Er is niets mooiers
dan te weten dat
de Heiland zelf nu op ons wacht
tot we eind'lijk bij Hem zijn


Er is niets wat ik liever wil
dan Hem volgen, trouw en stil
Totdat wij boven zijn


Tekst en muziek: Matthijs Goedegebuure (1989)
0 Opmerkingen

4/6/1984 0 Opmerkingen

Ghostrider (songtekst)

Ghostrider through the night 
I can see you by the dashboardlight 
blowing down the road so fast 
trying to forget your past 

Ghostrider won't you please 
admit you really need some peace 
Peace of mind 
Peace of heart 
Yeah, peace from ... 

All (!) you need 
All you need is peace from God 
All (!) you need 
All you need is peace from God 


Ghostrider I can see
she's hit you in your dignity
Told you who you really are
she didn't want a ... superstar

Ghostrider won't you please 
admit you really need some peace 
Peace of mind 
Peace of heart 
Yeah, peace from ... 

All you need 

All you need is peace from God 
All you need 

All you need is peace from God 

Ghostrider, turn your car
turn back to who you really are
Tell her that your fears and pride
caused your attempt 
to suicide ..

Ghostrider won't you please 
admit you really need some peace 
Peace of mind 
Peace of heart 
Yeah, peace from ... 

All you need 

All you need is peace from God 
All you need 

All you need is peace from God 

Tekst en muziek:
©​Matthijs Goedegebuure 1984
0 Opmerkingen
Volgende>>

    Welkom

    Leuk dat je hier even rondneust in dit kleine hoekje op internet waar vrijwel niemand komt. Dit is een greep uit de honderden pagina's die ik in bewerking heb voor schrijfsels die ik een volgende fase van mijn leven hoop te publiceren. Een preview dus! Voel je vrij er op te reageren. Positief of negatief. Corrigerend, reflecterend of suggererend. Hier een overzicht.
    ​
    Voor artikelen over talent en psychologie, kijk op: ​www.talentassessment.nl/nieuws en op LinkedIn.

    Afbeelding

    Archieven

    Juni 2025
    Mei 2025
    April 2025
    Maart 2025
    Februari 2025
    Januari 2025
    November 2024
    Oktober 2024
    Mei 2024
    Maart 2024
    Februari 2024
    December 2023
    December 2022
    September 2022
    Juni 2022
    April 2016
    Juli 2015
    April 2015
    Maart 2015
    November 2004
    Augustus 2003
    Maart 1989
    Juni 1984

    Categorieën

    Alles Autisme Autonomie Big Five Borderline Chronisch Psychisch Lijden Diagnostiek Diagnostische Dwaling DSM V Empathie Evangelie Geloof Gevoeligheid Herkenning Hertraumatisering Informatie Voor Naasten Johnny Cash Langdurige Problematiek Levensfasen Liefdesverdriet Lijden Mentale Gezondheid Misdiagnose Muziek Onmogelijke Keuzes Persoonlijk Psychologie Psychopathologie Relationele Ontwrichting Songteksten Stress Therapeutische Klik Therapiematch Trauma Zelfreflectie

    RSS-feed

Wil je meer weten over mijn werk als psycholoog, schrijver of muzikant? Kijk dan op één van mijn websites.
Websites
www.goedegebuure.info
www.talentassessment.nl
​
www.jarsonsprincipe.nl
​
www.ademruimte.net
www.cashflow3.nl
​www.oudebank.studio
Andere links
Oertalent test - ontdek je talent in 90 seconden
Wat is een talentassessment?
Demorapport Talentassessment