|
[In bewerking. Versie 02-11-2025 14.09] Eén van de dingen die ik als hulpverlener gaandeweg heb moeten leren was om mezelf niet als 'leraar', maar als 'leerling' op te mogen stellen in het leven van de ander. Bescheidenheid is niet alleen gepast maar ook helpend wanneer je met iemand mee mag denken, mee mag zoeken in zijn of haar strijd met het leven. Zeker als die strijd al jarenlang duurt en iemand al van alles heeft geprobeerd om vol te houden of verder te komen. Iedere therapeut die wat langer in het vak zit heeft een heleboel woorden, modellen en theorieën waarmee je al snel taal kunt geven aan allerlei psychologische processen. Mijn schrijfsels in dit 'schrijfatelier' zijn daar een klein voorbeeld van. Maar geen van deze schrijfsels kan de werkelijkheid goed beschrijven waar jij al jaren in leeft. En hoe het is om daarin te moeten leven en daar alleen in te zijn. Mijn woorden schieten tekort. Hoeveel ik er ook schrijf. Want het zijn mijn woorden. Wat voor mij een slootje is om over heen te springen is voor jou misschien een woest kolkende rivier die overgestoken moet worden. En wat voor mij een onoverkomelijke, dreigende rivier is, is voor jou misschien een drooggevallen sloot waar je zo overheen stapt. En wat de één in drie maanden voor elkaar kan krijgen, kan een ander tien jaar kosten. Eén van mijn grootste moeiten in mijn vak is altijd geweest: 'overleg' met collega's over een cliënt. Niet omdat dat zo moeilijk is, maar juist omdat het voor ons in dit vak zo griezelig makkelijk is! We kunnen als 'professionals' zonder veel moeite een hoop woorden en termen uit onze mouw schudden bij de meest schrijnende levensverhalen. In een kwartier tijd kunnen we vanuit onze theorieën, de DSM en nog wat veelgebruikte termen uit de Schematherapie in onze veilige professionele taal iemands levensloop, patronen en problemen even 'duiden'. We zien al snel de 'toch wat borderline-achtige persoonlijkheidsstructuur', de 'onveilige hechting', de 'onvolwassen patronen', de 'beperkte emotieregulatie', de 'ongezonde communicatie', de 'overlevingsstrategieën', de 'dreigende decompensatie'. En als we er niet goed uitkomen grijpen we graag naar 'aanwijzingen voor gemaskeerde ASS-problematiek', een 'patroon van splitting', 'onderliggende persoonlijkheidsproblematiek' en zo kan ik nog een aantal therapeutische stokpaardjes noemen. Ik zeg dit niet als een verwijt, maar vanuit een (hopelijk gezonde) zelfkritische houding naar mijn eigen vakgebied. Met respect naar mezelf en mijn hardwerkende collega's van wie verwacht wordt dat we in een aantal sessies therapeutische doelen bereikt hebben. En in ieder geval vermindering van symptomen kunnen aantonen met vragenlijsten. Ik geloof in het belang van een eerlijke, respectvolle en open ontmoeting met de 'ander'. Een besef dat we elkaars drinkbeker niet zomaar zouden kunnen drinken. Een besef op deze dag dat ik als hulpverlener morgen ook de hulpvrager kan zijn. En dat deze cliënt ook mijn therapeut had kunnen zijn als een paar dingen in onze levens net anders waren gelopen. Als je hulpverlener, metgezel of naaste van iemand bent: sta je zelf toe om respectvol, blanco en 'bewust onwetend' het levensverhaal van de ander te mogen betreden. Het is een grote eer om als gast in iemands wereld toegelaten te worden. Vergeet dat nooit. Durf eerst een 'leerling' te zijn van je cliënt of naaste. Verwonder je erover hoe hij of zij elke dag de dag weer doorgaat en doorkomt met de last die er te dragen is. "Echte experts zien zichzelf als leerlingen. Wie zichzelf een expert noemt, heeft nog veel te leren." Ben je cliënt of hulpvrager: geef je hulpverlener de tijd om jou te leren kennen en neem je eigen levenservaring, je eigen levenslessen en je eigen behoeften serieus. Jij alleen weet wat het tot nu toe heeft gekost om 'jij' te zijn. Om jouw leven te moeten leven. En waar je in je levensreis doorheen bent gegaan en nu doorheen gaat. Wat hielp. En wat niet hielp. Wat past en wat niet past. Alle psychologische en therapeutische termen van een ander schieten per definitie tekort om dat te beschrijven want het zijn woorden die voor duizenden mensen gelden. En jouw leven is niet dat gemiddelde leven van die duizenden.
Tegelijkertijd is dat ook niet erg. Wanneer je merkt dat een hulpverlener dat beseft en respectvol zoekt om zich zo goed mogelijk te verplaatsen in jouw wereld, jouw gevoelens en jouw strijd, geeft dat al hoop. En erkenning. En ook voor deze tekst en al mijn schrijfsels geldt: het zijn woorden die slechts ten dele kloppen. Respect voor jou en alles wat je tot nu toe gedragen of overwonnen hebt. Dank voor alles wat ik van jou heb mogen leren! Het helpt mij om mijn eigen strijd beter te kunnen strijden.
0 Opmerkingen
Hij heeft ieder ding schoon gemaakt op zijn tijd; ook heeft Hij de eeuwigheid in hun hart gelegd, zonder dat de mens het werk dat God gedaan heeft, kan uitvinden, van het begin tot het einde. (Prediker 3:11)
[In bewerking. Versie 28-10-2025 23.00] Afgelopen week sprak ik iemand die ik al lang niet had gesproken. We spraken na wat koetjes en kalfjes al snel van hart tot hart over wat er in ons leven, in de wereld en in ons vakgebied gebeurt in de afgelopen jaren. Er was ruimte voor verwondering, ontmoeting, rust, enthousiasme en een oprecht, eerlijk en puur meezoeken met elkaar naar Gods hand in ons leven en in de wereld om ons heen. Het deed me beseffen dat er iets in ons hart gelegd is dat boven de tijd verheven is. Je kunt iemand jaren niet spreken, maar als je allebei verbonden bent met de eeuwigheid, kun je de draad zo weer oppakken waar die jaren geleden neergelegd is. Tien jaar voelt als een paar uur. Mijn schoonvader is ruim 20 jaar geleden overleden, maar als hij nu hier in mijn kamer zou binnenlopen kunnen we zo verder praten waar we gebleven waren in ons allerlaatste gesprek over God, het leven, zonde, dood, liefde en genade vlak voor hij stierf in 2002. Hij was niet iemand in mijn leven, hij is iemand in het geheel van mijn leven. Toch kan dit soort ontmoetingen ook niet zomaar ontstaan. Het kan misschien alleen als je in een situatie bent gekomen waarin je de controle over je leven hebt moeten loslaten. Ik zeg 'moeten loslaten', want het zit niet in mijn aard (en waarschijnlijk ook niet in jouw aard) om die controle los te laten. Veel mensen hebben net als ik moeten ontdekken dat loslaten pas lukt wanneer je niks meer te verliezen hebt: wanneer je aan het eind van je Latijn bent, rock-bottom (of juist mountain-top: je hebt alles wat je ziel begeert en er is niks meer om naar uit te zien) of op de rand van leven en dood. Het is uiteindelijk in die situatie, in die toestand, dat ons brein minder 'tijdprojectie' vertoont. De hersennetwerken die verbonden lijken te zijn met het analyseren van het verleden en het bedenken van toekomst worden minder actief. Wat overblijft is het 'tijdloze': de eeuwigheid. De essentie. Verweven met het 'nu'. In de situatie van totale uitputting kunnen we onze geest vaak pas overgeven in de handen van de Vader omdat we Hem dan pas (weer) zien als Degene die (er) is. 'Nu' en 'eeuwig' hebben één ding gemeen volgens diepe denkers als Albert Einstein en C.S. Lewis: tijdloosheid. Net als licht. Voor lichtdeeltjes (fotonen) bestaat er geen tijd; ze verplaatsen zich met lichtsnelheid en bij die snelheid bestaat 'tijd' niet meer. Als we zelf met de snelheid van licht zouden kunnen reizen zouden we het ontstaan van de kosmos, de geschiedenis van de wereld, van jouw en mijn leven, van Gods plannen en alle wonderlijke ontwikkelingen in ons leven in één oogwenk zien. Je zou geen volgordes in tijd meer zien, maar een tijdloos totaalbeeld dat al je voorstellingsvermogen op dit moment eindeloos ver te boven gaat. Misschien is licht wel fundamenteler voor het begrijpen van de werkelijkheid dan tijd. De volgorde speelt dan geen rol meer, alleen nog de essentie van wat er is. Alles wat er vanuit het tijdelijke waar we nu in zitten was of nog moet komen, vermengt zich met elkaar tot wat het ten diepste is. Ons verstand zoekt graag naar wat er al was, of naar wat iets zal worden of wat nog gaat komen. Het tijdloze in ons hart beseft dat niks was wat het in essentie niet is, en niks zal worden wat het nu (ten diepste) al niet is. Maar dat is voor ons beperkte verstand moeilijk te betreden. Tenzij ... : je aan het eind van al je mogelijkheden bent. Je de dood voor ogen ziet. Totaal uitgeput bent. Je elke dag of zelfs elk moment moet leven alsof het je laatste dag is. Als elke ontmoeting met een medemens je allerlaatste ontmoeting met die persoon kan zijn. In die toestand komen we meer in verbinding met het nu en de eeuwigheid. Dan zijn we niet meer met onszelf bezig, maar met het wonder van het leven en de diepste waarheid over dat leven. In die situatie zijn we misschien wel het meest ons 'zelf'. In die toestand besef je meer dan ooit hoe waardevol je leven is en hoe dierbaar je naasten, je geliefden, je voorouders en al je medereizigers die jou gevormd hebben voor je zijn. En vanuit het tijdelijke gezien dus ook waren en ook zullen blijven. Het is in die toestand dat we de diepste antwoorden vinden op de verzoekingen en beproevingen van het leven. Het toont je de weg die moet gaan. De Weg, de Waarheid en het Leven ... Wens ik je dus totale uitputting toe en de rand van leven en dood ... ? Dat weet ik niet goed. Ik wens je de verbinding met het eeuwige, het tijdloze toe dat God in je hart heeft gelegd. Ik bid dat je niet méér moet lijden dan nodig is daarvoor, maar dat zeg ik met met grote voorzichtigheid en veel respect voor ieders lijden. [Draft; in bewerking 12-10-2025 23.03] Het is inmiddels ruim 30 jaar geleden. Ik zat als 26-jarige junior-psycholoog met een collega na werktijd aan onze bureaus in een diep gesprek over het leven, God en wat de toekomst ons misschien zou brengen. Het was ergens midden in de jaren '90, de tijd waarin we Don Fransisco, Ralph van Manen en Kenny Marks draaiden. Mijn collega vertelde me dat zijn mentor had gezegd: 'Eén van de grootste uitdagingen in dit leven is om nooit mensen als je vijand te zien, maar de kwade krachten erachter. Daar vechten we mee. Nooit met mensen.' Waarheid herken je op een of andere manier direct. Ik wist diep van binnen gelijk dat dit 'waar' was. Ik zie de kamer waarin we zaten toen hij dat zei nog voor me. In de loop van mijn leven heb ik hier vaak aan moeten denken.
Er zit zowel iets bevrijdends, als ook iets verontrustends in het besef dat niet mensen onze echte vijanden zijn, maar iets duisters daarachter. Paulus schrijft in Efeze 6:12 dat 'onze strijd niet tegen vlees en bloed is, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van deze eeuw, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten'. Dat is een heel ander perspectief dan we van nature hebben. Als iemand mij kwetst, veroordeelt of onrecht aandoet, richt iets in mij (mijn 'ik', mijn ego; de Bijbel noemt dit mijn oude natuur, of mijn 'vlees') zich vanzelf op die persoon: hoe durft hij?! Wie denkt 'ie wel niet dat 'ie is?! Ik ga me verdedigen en op mijn rechten staan. En als de ander misschien toch gelijk heeft beroep ik me op mijn goede intenties! Maar de Bijbel leert me iets anders. Nederige, vergevende houding Als ik naar Jezus kijk en het onderwijs van het Nieuwe Testament tot me door laat dringen is er geen twijfel over: ik moet leren (we zeggen liever tegen elkaar 'we mogen leren', maar 'ik moet' vind ik hier toch beter passend) vanuit een nederige, vergevende houding te leven met anderen en vanuit die houding met zowel terechte als onterechte oordelen en beschuldigingen om te gaan. Dat is allebei verrekt moeilijk. Terechte oordelen en beschuldigingen triggeren onze angst en schaamte: wat zal men van me vinden als ik dit toegeef? We herkennen allemaal wel de neiging om weg te duiken, ook omdat we om ons heen zien hoe genadeloos hard de wereld kan zijn. One day you're a diamond, next day you're a stone. Onterechte oordelen en beschuldigingen triggeren ons rechtvaardigheidsgevoel en al onze pijn, afwijzing, het alleen staan en de oneerlijkheid die we ook allemaal hebben ondervonden in dit leven. Het leven is niet 100% eerlijk. Voor niemand. Dat maakt het dan misschien nog een klein beetje eerlijk ... Maar het moeilijkste is misschien wanneer ze door elkaar lopen: terechte beschuldigingen vermengd met totaal onterechte beschuldigingen. Het bekende Horn-effect: omdat je deze fout hebt gemaakt is alles wat je hebt gedaan fout. Dat triggert een storm van tegenstrijdige gevoelens in onze ziel. Dan vechten angst, schaamte, pijn, boosheid, recht en onrecht met elkaar om de eerste plek waardoor we in een helse paradox kunnen belanden: niets van wat we denken of zeggen klopt dan nog volledig. Wat je ook denkt of zegt, het is nooit goed. Wat recht doet aan je boosheid, doet onrecht aan je schuld. Wat recht doet aan je schaamte, klopt niet met wat zo oneerlijk voelt. Dat bij elkaar triggert een diepe wanhoop die uiteindelijk vaak òf tot diepe interne veroordeling of tot vergeldende verbittering leidt. Dan wordt het heel lastig om nog in de nederige, vergevende houding te blijven. Dan red je het niet met alleen de 'theorie' van het evangelie of de 'theologie' van het Nieuwe Testament. Dan red je het alleen door Jezus echt voor je te zien. Met welke innerlijke houding Hij aan het kruis hing in deze paradox. Terecht, want Hij had er zelf voor gekozen. Onterecht, want Hij had niets fout gedaan. Eerlijk, want Hij had het zelf voorspeld en had hier als Zoon van God zelf bewust voor gekozen. Oneerlijk want Hij was nu ook mens, was extreem verdrietig en angstig en begreep blijkbaar ook niet alles toen Hij schreeuwde: 'Mijn God, Mijn God, waarom heeft U mij verlaten??!!!' Als ik Hem zo voor me zie, verlang ik er dan nog steeds naar om op Hem te lijken ... ? Verlang ik er echt naar om de nederigste te zijn? Om de voeten van de ander te wassen? Om niet voor mijn eigen gelijk te gaan, maar voor de houding die de ander ruimte geeft? Hou ik zoveel van Hem dat ik op Hem wil lijken ... ? Echt ... ? Overwinnende autoriteit Tegelijkertijd leert de Bijbel me dat ik ook moet leren een vechtende, overwinnende houding aan te nemen tegen de duisternis: die moet ik krachtig leren weerstaan zodat die op de vlucht slaat. 'Onderwerp u dan aan God; bied weerstand aan de duivel, en hij zal van u vlieden.' (Jakobus 4:7). En dat is ook een intern gevecht. Ik moet leren me eerst te onderwerpen aan Gods waarheid; dat is het meest krachtige wapen tegen de duisternis. De duisternis probeert namelijk altijd een aanknopingspunt in mij te vinden: in mijn leugens, in mijn gekwetstheid, in mijn trauma's, in mijn pijn, in mijn hartstochten en onvervulde verlangens, in mijn trots, mijn eer. Ik geef die aan Hem, ik onderwerp me aan Hem. Maar ook: ik schuil bij Hem. Hij begrijpt me. Hij kent me. Hij houdt van me met een ongelofelijke, eindeloze liefde. Als ik daar ben, kan Satan er niet bij. Dan krijgt de duisternis geen 'grip' op me. Als ik doordrenkt ben van Jezus glip ik als een gladde zeep steeds uit zijn klauwen. Vanuit die onderworpen en door de Heilige Geest doordrenkte positie mag (moet?) ik opstaan. Mag ik mijn tanden laten zien. Mag ik grommen. Nooit tegen mensen, maar tegen de duivel. 'Ga weg, ga bij me vandaan, want je triggert me om menselijk te redeneren, maar ik redeneer Goddelijk. Als God voor me is, wie kan dan tegen me zijn? Als ik God aan mij zij heb kan me niks gebeuren. Ik ga voor waarheid, liefde, vergeving, voor het belang van de ander en niet van mezelf! Verdwijn Satan!' Eerlijkheid en liefde Mensen zijn niet het probleem. Het probleem zit in mij. Mensen zijn niet mijn vijand. De duisternis met zijn listen is mijn vijand. En mijn houding, mijn liefde voor Jezus bepaalt of de duisternis een haakje bij me kan vinden. Dat vraagt eerlijkheid met mezelf en God. En ook veel liefde. Liefde leidt altijd tot zachtmoedigheid. Zowel naar mensen als naar jezelf. En liefde geeft me ook de meest krachtige overtuiging en standvastige houding om de duivel te weerstaan. En nooit meer mensen te verwarren met de duisternis. Want liefde is uiteindelijk altijd sterker dan alle andere krachten in het leven. Jezus onderscheidde door zijn goddelijke liefde Petrus van Satan. Toen Petrus Hem probeerde te weerhouden van het kruis, klonken zijn woorden corrigerend, maar misschien ook wel bezorgd en liefdevol. Zoiets als: 'Dat mag niet met U gebeuren, dat verdient U niet!' Maar Jezus herkende de duistere stem er in die een aanknopingspunt bij Hem zocht: een gevoel van onrecht of oneerlijkheid. 'Ga weg achter Mij, Satan, want je bent niet bedacht op de dingen van God, maar op die van de mensen' (Mattheüs 16:23). Hij zei dat niet tegen Petrus, maar tegen degene die door Petrus heen sprak: Satan. Even later zegt hij tegen diezelfde Petrus, omdat hij iets zegt wat juist wél van Gods Geest komt: 'Vlees en bloed hebben je dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader in de hemel' (Mattheüs 16:17). Zo kan een mens, iemand vlak naast je, een geliefde, zonder dat die het doorheeft soms woorden van God en soms woorden van Satan spreken. Maar dat maakt die persoon niet tot vriend of vijand. De persoon mag blijven, maar Satan moet wijken. Ziende op Jezus Aan het kruis liet Jezus ons het meest extreme voorbeeld zien wat het betekent om niet te strijden tegen mensen maar tegen de duistere machten daarachter. 'Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen' (Lukas 23:34). Hij keek verder dan de spottende, brullende gezichten, Hij keek voorbij de handen die met hamers hard op de spijkers sloegen. Hij zag dwars door Zijn eigen diepe pijn hoe deze mensen zelf gevangen zaten. Hij zag hun eigen paradoxen, hun pijn en trauma's die ze hier overschreeuwden met iedere hamerklap op de spijkers die dwars door Zijn handen en voeten werden geslagen. Hij zag mensen die totaal niet beseften wat ze deden, maar gedreven werden door haat, bitterheid en duistere machten. Getraumatiseerde soldaten die al honderden mensen een wrede, gruwelijke dood hadden zien sterven en zelf in doodsangst hadden gezeten. Hij zag hoe de duisternis via deze pijn en via hun trauma's ingang bij hen vond. Hij voelde hoe diezelfde duisternis via Zijn eigen trauma's van marteling en helse pijn ook bij Hem probeerde binnen te dringen met haat en verbittering. De woorden van Satan via Petrus kwamen terug: 'Dit is niet eerlijk. Toon je macht en vernietig ze!' Hij proefde het, maar wilde het niet. Hij streed met deze demonische krachten terwijl hij de mensen die deze duisternis belichaamden met hun martelwerktuigen, vergeving en liefde gaf. Hij schoot zelf geen brandende pijlen af, maar goot verzachtende olie van liefde, vergeving en genade in hun wonden. Het bloed droop als olie langs zijn lichaam, langs het hout op de grond. De duisternis probeert jou en mij ook op alle mogelijke manieren te raken op onze meest kwetsbare plekken. Midden in de wonden die het leven ons heeft gegeven. Satan is gruwelijk wreed en deinst nergens voor terug. Niets is hem te gortig; ook voor je meest intieme en kwetsbare eenzaamheid en strijd heeft hij geen enkel respect. Hij lacht er om en zet zijn klauwen en tanden erin om het verder open te scheuren zodat je gilt van pijn en verbittering. Paulus zegt: 'Doet aan de hele wapenrusting van God, opdat u stand kunt houden tegen de listen van de duivel' (Efeze 6:11). Die strijd is innerlijk. Het is de strijd om je hart: wat je ten diepste gelooft, waar je ten diepste op vertrouwt en waar je ten diepste naar jaagt. 'We breken redeneringen af en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God, en nemen elke gedachte gevangen om die te brengen tot de gehoorzaamheid aan Christus' (2 Korintiërs 10:5). Het valt niet mee om mezelf, mijn eigen ik-gerichte neigingen en zelfrechtvaardiging te overwinnen. Het begint met de erkenning dat ik dat zelf niet kan. Mezelf aan Hem overgeven en onderwerpen is de eerste overwinning. Een rare 'overwinning' voor mijn ik-gerichte natuur: mijn verlies erkennen en mezelf onderwerpen. Hij is mijn Held, niet ik ben de held. Vanuit deze overgave mag ik overeind komen en met Hem gaan wandelen door het leven. Wandelen ja. Maar op cruciale momenten in mijn leven komt het er op aan en moet ik ook de strijd onder ogen zien en aangaan. Dan moet ik leren naast Hem als de Grote Held ook een dappere held te zijn. Maar nooit om het gevecht met mensen aan te gaan. Nooit. Mensen zijn juist ons doel. Nooit onze vijand. Onze strijd is niet tegen vlees en bloed ... Help mij Heer om op U te lijken en mensen van duistere machten te kunnen onderscheiden. Dat kan ik niet uit mijzelf. Geef me zoveel liefde voor U en voor de mensen om mij heen dat U alleen mijn doel bent. En Uw plan met de mensen om mij heen belangrijker is en blijft dan mijn eigen plan of mijn eigen verlangen. Dat kan ik niet zelf. Ik geef mezelf daarom aan U. Amen. Jonathan sloot een verbond met David, omdat hij hem liefhad als zichzelf. Jonathan trok het bovenkleed uit dat hij droeg en gaf het aan David, ook zijn wapenrusting, ja zelfs zijn zwaard, zijn boog en zijn gordel. (1 Sam. 18:3–4)
Een Bijbeltekst die me al sinds mijn kindertijd steeds weer diep raakt. Een inkijkje in een diepe vriendschap en verbondenheid die eigenlijk niet mocht bestaan. Ze hadden elkaars rivalen moeten zijn: Jonathan als rechtmatige troonopvolger vanuit menselijke logica en David als gezalfde troonopvolger vanuit Gods plan. Er was continu verdeeldheid en spanning over deze relatie in het hof, in de legerleiding en in de familie van Jonathan. Maar, misschien wel mede daardoor, groeide er in de loop der jaren een diepe verbondenheid tussen deze twee. We lezen hier dat Jonathan zijn mantel, zijn wapenrusting en zijn wapens aflegt en aan David geeft. Een diep symbolisch gebaar dat veel verder gaat dan vriendschappelijke sympathie of een cadeau. De mantel drukt iets uit van zijn officiële titel en positie als kroonprins en troonopvolger. Jonathan is bereid deze op te geven. Hij stapt letterlijk uit zijn positie met alle risico's en gevolgen van dien. Zijn wapenrusting staat voor de middelen die hij in handen heeft om zichzelf, zijn leven en zijn positie te beschermen. Ook die is hij bereid op te geven. Hij brengt zichzelf symbolisch in gevaar door zijn wapens uit handen te geven en ze te geven aan iemand die hem daarna kan maken of breken. Dat is een grote daad van vertrouwen. Het zwaard heeft te maken met slagkracht. Een oordeel vellen, een knoop doorhakken, je eigen gelijk of recht bevechten. Jonathan maakt zijn zwaard los van zijn riem en legt het voor David neer. Hij geeft zijn slagkracht en zijn oordeel weg. De boog is een lange-afstandswapen. Het staat voor Jonathan's reputatie; hij was een veelgeprezen boogschutter (1 Sam. 20; 2 Sam. 1:22). Hij is bereid zijn reputatie op te geven voor de goede naam van David. Maar misschien zit er nog meer verborgen in deze boog: het oorspronkelijke woord voor boog wordt in de Bijbel ook gebruikt voor de regenboog. Het symbool van Gods verbond met de mens. Het is alsof Jonathan met deze boog David herinnert aan Gods verbond en Gods roeping voor David. Die acht hij belangrijker dan zijn eigen imago of reputatie. De gordel in de Bijbel doet mij altijd denken aan vrijheid en kracht. Een gordel gaf je vroeger de mogelijkheid om je mantel wat hoger te trekken zodat je benen de ruimte krijgen om te rennen. Dat geeft vrijheid en wendbaarheid. Je mantel los laten hangen zorgt voor meer bedekking en uitstraling, maar maakt je eigenlijk kwetsbaarder. Een soldaat heeft de lendenen omgordt. Als we onszelf omgorden met de waarheid ontstaat er vrijheid. De waarheid maakt vrij. En vrijheid maakt je slagvaardig. Jonathan legt zijn mogelijkheid om zich te omgorden voor David neer. 'Ik stem mijn keuzes, mijn acties en de juiste momenten af op de ontwikkelingen in jouw leven en Gods timing daarin.' Dat is wat het mij leert. Jonathan was de kroonprins, erfgenaam van de troon. Toch kiest hij ervoor zichzelf weg te cijferen en David te eren, omdat hij Gods hand in het leven van David herkent. Daar wil hij bij aansluiten. Niet bij zijn eigen carrière. Deze daad tekent een vriendschap die zichzelf weggeeft. Geen vriendschap die vraagt: “Wat levert dit mij op?”, maar een vriendschap die zegt: “Ik wil jou laten bloeien, ook als dat ten koste gaat van mij.” Jonathan kiest niet voor jaloezie, recht of rivaliteit, maar voor trouw, wachten en zelfovergave. Ruimte maken voor de ander. Johannes de Doper maakte ruimte voor Jezus. Jezus maakte ruimte voor de Heilige Geest. De Heilige Geest maakt ruimte voor Jezus. Beiden maken ruimte voor God de Vader. De Vader maakt ruimte voor zijn Zoon ... Ruimte maken zit in het wezen van God zelf. Het is misschien wel wat God zo extreem onderscheidt van Satan. Satan wilde ruimte voor zichzelf. God maakt ruimte voor de Ander. Het is de grondhouding die we door de hele Bijbel heen lezen, zowel in het Oude als het Nieuwe Testament. Jezus zegt: “Niemand heeft grotere liefde dan dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden.” (Joh. 15:13). Wat Jonathan bij David deed, vindt zijn vervulling in Christus: Hij legde zijn heerlijkheid af en gaf zichzelf geheel voor ons. Echte vriendschap weerspiegelt die liefde. Het vraagt moed om je eigen rechten, macht en invloed los te laten, om de ander ruimte te geven, om naast iemand te staan in ontwapende kwetsbaarheid en trouw. Zulke vriendschap is kostbaar, zeldzaam en per definitie levensveranderend. Het grootste geheim is misschien het zien van Gods hand in het leven van de ander en het diepe verlangen om daar bij aan te sluiten. Jonathan had David lief als zichzelf. Maar meer nog dan dat: hij zag wat God aan het doen was door middel van David. Hij was bereid zijn plek daarvoor op te geven. Voor wie in mijn leven wil ik mezelf wegcijferen om hem of haar tot zegen te zijn? Wat mag dat mij kosten? Hoe ver mag God gaan in het verhogen van de ander en het vernederen van mij? Ben ik bereid Gods hand te zien in het leven van mijn naaste en God ruimte te geven voor Zijn werk en Zijn plan? Ben ik bereid mijn imago of vertrouwde leven op te geven voor een ander? Is mijn liefde voor Hem nog groter dan mijn liefde voor mijn vriend of vriendin? Wat is mijn diepste verlangen? Vertrouw ik Hem werkelijk in alles? Ben ik er klaar voor oneerlijkheid of onrecht te verdragen? Om mijn imago te verliezen? Ben ik bereid de minste te zijn? Een boodschap uit mijn hart naar aanleiding van de moord op Charlie Kirk. [In bewerking. Laatste update: 15-09-2025 22.26] Het lijkt alsof er deze week na de afschuwelijke moord op Charlie Kirk ineens maar twee soorten mensen meer bestaan: vechters voor de de waarheid en vechters voor harmonie. Iedereen die mij een beetje kent weet dat dit soort polarisatie mij diep raakt. Het raakt mij omdat polarisatie het tegenovergestelde is van wie God zelf is als een Eenheid in Verscheidenheid. We kunnen niet minder op God lijken, niet minder zijn beelddragers zijn, dan wanneer we lijnrecht tegenover elkaar komen te staan en elkaar veroordelen. Daarom moet ik er even iets over schrijven. Het helpt me als ik het een beetje kan verwoorden. En het is een belangrijk deel van mijn schrijfmissie: verzoening tussen mensen die door polarisatie uit elkaar gedreven zijn.
Voor 'waarheids-predikers' en 'vechters voor orde' is genade en empathie soms griezelig ruim en verdacht grenzeloos. Empathie of eenzijdige nadruk op genade is voor hen sjoemelen met de waarheid, water bij de wijn. Zij zien het als pleasegedrag waarmee kromme zaken recht gepraat worden 'onder het mom van genade'. Voor 'genade-predikers' en 'harmonie-zoekers' is juist de waarheid soms griezelig hard, koud en bot. Waarheidspredikers zijn voor hen al snel 'haatzaaiers' omdat ze bijzonder pijnlijke dingen zeggen zonder rekening te houden met de gevoelens, beperkingen of goede intenties van mensen. Het klinkt voor hen als liefdeloze woorden zonder enig inlevingsvermogen 'onder de vlag van de waarheid'. Er is slechts één Mens die beide kon en kan verenigen: Jezus Christus. Hij is 'vol van Genade én Waarheid' zegt de apostel Johannes (Joh. 1:14). Inderdaad: vol! De rest van de mensheid kan hoogstens een accent leggen: de één iets meer op waarheid, de ander iets meer op genade. Maar we zijn er zeker niet vol van. Niemand heeft de volle waarheid in pacht en niemand is zo overvloedig genadig als God. Althans: ik ben er nog niet één tegenkomen. Ondanks (of dankzij) deze grote verschillen zullen we met elkaar in dit leven de lastige levenspuzzel moeten leggen. Ik ben zelf duidelijk meer een harmonie-zoeker. De man van begrip en empathie. Iedereen die mij een beetje of zelfs goed kent zal dat vast beamen. Wat ik soms nodig heb zijn mensen die de harde waarheid spreken. Misschien kan ik er moeilijk mee samenwerken. Misschien zouden ze niet mijn mentor, therapeut, beste vriend of businesspartner kunnen zijn. En dat hoeft ook niet. Maar ik voed me wel met de input van mensen die juist minder empathisch zijn, durven zeggen waar het op staat en mij op de gevaren van mijn empathie durven wijzen. Want empathie zonder waarheid of grenzen kan wel degelijk ook gevaarlijk zijn. Net als waarheid zonder genade. In de kerk komen de 'herder' en de 'leraar' daarom soms tegenover elkaar te staan. De 'herder' (de dienaar met het pastorale hart) wringt zich in allerlei bochten om dat ene schaap te redden. Desnoods met gevaar voor eigen leven. Voor de herder zijn liefde, genade en ontferming sleutelwoorden. De 'leraar' (de uitlegger van de principes van Gods koninkrijk) wijdt zich er aan toe om het Woord van God recht te snijden. Desnoods met het gevaar mensen tegen zich in het harnas te jagen. Voor de leraar zijn recht, gerechtigheid, zuiverheid en principes sleutelwoorden. Beiden zullen zichzelf als 'trouw' zien. De herder trouw aan zijn roeping, liefde en overgave voor de schapen. De leraar trouw aan het Woord van God. We beseffen allemaal wel dat genade niet zonder waarheid kan, en dat waarheid niet zonder genade kan. Dat is niet zo heel moeilijk te begrijpen. Genade bestaat überhaupt bij de gratie van waarheid (waarvoor zou anders 'genade' geschonken moeten worden?) en waarheid zonder genade zou sowieso geen mens overleven. Een 'basisprincipe' van het christelijk geloof dat we allemaal wel kennen. Maar in de omgang met elkaar blijkt dit heel lastig te zijn omdat niemand van ons in staat is beide in volmaakte balans te houden. We neigen allemaal naar een bepaalde kant op deze dimensie. Daar komt onze persoonlijkheid, ons karakter, onze eigen aard in beeld. Het heeft nogal wat implicaties aan welke kant van deze dimensie je staat. Het stelt je tot iets in staat, maar het zorgt er ook voor dat je tot sommige dingen niet in staat bent. Ben je écht empathisch en ook nog emotioneel intelligent, dan kun je per definitie niemand hard veroordelen, laat staan haten. Want je begrijpt en doorziet hoe mensen tot bepaalde uitspraken of daden komen. Voor jou is niet alles zwart-wit, maar er bestaat ook grijs. Er zit overal een verhaal achter. Te veel rationele kaders of theologische modellen zouden je begrip voor de ander ondermijnen. Je zult misschien eerder 'herderlijke' dan 'lerende' taken krijgen in de kerk. Ben je écht geroepen om de waarheid te vertellen, dan kun je je per definitie nooit helemaal verplaatsen in de ander. Waarom niet? Omdat je als waarheidsprediker ten diepste in één waarheid gelooft en het zou de kracht van je boodschap weghalen als je die te veel gaat nuanceren door empathie of begrip voor ieders verhaal. Een principe is zwart of wit. Grijs is voor jou een vermenging van leugen en waarheid. Empathie zou je van het rechte spoor afhouden. Pastorale taken lijken daarom misschien minder bij je te passen. Voor alle waarheids-liefhebbers: wees alsjeblieft dankbaar voor de mensen die genuanceerd zijn. En verder kunnen waar jouw logica ophoudt. Zonder hen zou Gods genade in deze wereld geen handen en voeten meer kunnen krijgen. Veroordeel niet alle empathische personen tot leugenaars, dwaalleraars of emotionele manipulators. Voor alle harmonie-liefhebbers: wees alsjeblieft dankbaar voor de mensen die ongenuanceerd de waarheid durven zeggen. Zonder hen zouden we alles maar begrijpen en goedkeuren of minstens toelaten. Ook ongezonde zaken. We zouden ons morele kompas en onze scherpte daardoor kunnen verliezen. Veroordeel niet alle waarheids-zoekers tot kille, gevoelloze narcisten. Weiger om de ander te haten! Weiger ook om de ander zomaar als een haatzaaier te zien! Weiger het oordeel dat de ander een kwaadaardige geest is. Of dat de oorzaak van de moord op Charlie Kirk bij één bepaalde groep ligt. Dat is het meest trieste of domme wat we kunnen doen. Zie de liefde voor harmonie of juist de liefde voor de waarheid in de ander. Wees daar blij mee. Heb er respect voor. Vergeef waar de ander uit de bocht is gevlogen. Een bocht waar jij zelf misschien niet uit zou vliegen. Laat integendeel de drive van die ander je inspireren om het beste van de eerlijke waarheid of het beste van genade in dit leven binnen te brengen. Laat je daarin leiden door de enige zuivere, goede Geest.: de Heilige Geest. Dankjewel Charlie voor je liefde voor en toewijding aan de waarheid. En de radicale overtuiging waarmee je over Jezus sprak als de Enige Weg tot de Vader. Je hebt me de afgelopen jaren aangescherpt en nieuwe inzichten gegeven. We zullen je missen. Ik bid dat je vrouw en kinderen omgeven mogen worden door mensen die troost, liefde, zorg en medelijden kunnen geven. - Matthijs Goedegebuure Mozes, David en de spanningsboogEr zijn plaatsen in de Schrift die ons stilzetten bij de heiligheid van God. Mozes, de man die Israël uit Egypte leidde, mocht het Beloofde Land niet binnengaan omdat hij ongehoorzaam was geweest bij de rots van Meriba (Numeri 20). David, de man naar Gods hart, kreeg te horen dat hij de tempel niet mocht bouwen, omdat zijn handen te veel bloed hadden vergoten (1 Kronieken 28). Het zijn scherpe grenzen die ons doen beseffen dat God heilig is en dat zelfs de grootste leiders en vrienden van de Allerhoogste niet boven Zijn geboden verheven zijn.
Maar de Schrift vertelt verder. Zo'n 1500 jaar later verschijnt Mozes wél in het Beloofde Land, op de berg van de verheerlijking (Mattheüs 17). Op één van de meest unieke momenten in de geschiedenis; een 'VIP-plaats' bij de uitvoering van Gods plannen zou je met eerbied zeggen. Daar staat hij, naast Elia, in gesprek met Jezus over diens lijden en verheerlijking. Ze praten als vrienden, 'van aangezicht tot aangezicht'; nota bene een persoonlijke en ooit onuitvoerbare wens van Mozes. Maar God gaf hem waar hij boven op de berg Horeb naar had gevraagd. En David, hoewel uitgesloten van de fysieke bouw van de tempel, heeft een geestelijke erfenis achtergelaten die niet te meten is: zijn psalmen worden tot op de dag van vandaag gebeden, gezongen en gehuild door gelovigen over de hele wereld. En de Heilige Geest gebruikt Davids woorden (zelfs vandaag!) op de meest cruciale momenten in mensenlevens. Nota bene een persoonlijke vurige wens van David in zijn diepste berouw: neem Uw Heilige Geest niet van mij weg. Wat betekent dit? Valt het dan uiteindelijk toch nog mee met Gods heiligheid? Of zitten er toch grenzen aan de genade van God? Het laat iets zien van een diep spanningsveld: God is heilig en rechtvaardig, maar ook barmhartig en goedertieren. Hij sluit deuren die niemand kan openen, maar opent ook deuren die niemand kan sluiten. Hij straft, maar laat tegelijk Zijn belofte en genade overvloedig blijken. Mozes sterft aan de grens. Vlakbij het land waar hij 40 jaar op weg naar toe was door de woestijn. Een harde, ongenadige reactie zou je zeggen. Maar God zelf begraaft hem en eert hem door hem vanuit de eeuwigheid vrijwel direct aan Jezus’ zijde te plaatsen. Ik zeg 'vrijwel direct' omdat ik geloof dat Mozes toen hij stierf in de eeuwige tijdloosheid kwam waar 1000 jaar is als één dag, en één dag als 1000 jaar. Hij was eerder in het beloofde land dan het volk. En op een mooiere plek en een unieker moment dan wie dan ook. David mag de letterlijke tempel niet bouwen, maar wordt al schrijvend, musicerend en zingend de stem van overgave, vertrouwen en aanbidding die door de eeuwen heen de geestelijke tempel van Gods volk vorm geeft. Wie heeft er zo aan de geestelijke tempel mogen meebouwen als David ... ? De fysieke tempel werd later compleet verwoest. De geestelijke tempel wordt nog steeds gebouwd, mede door zijn psalmen en zijn onwankelbare geloof. Het lijkt alsof God daarmee wil zeggen: met Mijn heiligheid valt niet te spotten, maar mijn genade schrijft het laatste woord. Zonden hebben consequenties, maar ze hebben niet het laatste woord over jouw leven. God laat de gebroken en zondige menselijkheid van Zijn dienaren niet de grens zijn van Zijn trouw. Dit opent een venster van hoop. Want als Mozes en David, met hun zonde en schuld, toch zo’n bijzondere plek in Gods geschiedenis en in Zijn toekomstplannen mogen innemen, hoeveel te meer mag er verwachting zijn voor ons, die leven onder het verbond dat Jezus Christus met Zijn bloed heeft verzegeld. De God die heilig is, is ook de God die belooft een beloner te zijn van wie Hem zoeken (Hebreeën 11:6). Zo mogen (of moeten) we leren om Gods heiligheid niet licht te nemen, maar tegelijk te vertrouwen op Zijn goedertierenheid. Wat er ook gebeurt, en hoe Hij ook straft, Hij is goed. Het verhaal van Mozes en David zegt ons dat onze fouten en mislukkingen niet het laatste woord hebben. God schrijft verder en geeft oneindig veel meer dan we verdienen en vervult zijn beloften veel mooier dan we ooit zouden durven vragen of verlangen. Hij bouwt Zijn tempel, Hij schenkt alles wat Hij heeft, Hij voltooit Zijn plannen en Hij kiest ons uit om daarin met Hem samen te werken en samen te leven. Ondanks ons tekort. Hij maakt het goed. Al is het nu moeilijk voor je en hebben dingen gevolgen; het komt goed. Want Hij is goed. Dat wil ik jou, en ook mezelf, graag meegeven. Hoop op Hem. Hij was er en Hij zal er zijn. Hij maakt het goed. Beter dan je ooit durfde te dromen. Echt waar. Niet omdat ik het zeg. Maar omdat Hij het zegt. 6/8/2025 0 Opmerkingen Folsom Prison BluesLiner notes van Johnny Cash bij live album 'Johnny Cash at Folsom Prison' uit 1968 Vertaling: Matthijs Goedegebuure Duizend jaar beschaving klettert aan diggelen met het dichtslaan van de celdeur achter je. Het leven buiten de cel, dat je net achter je hebt gelaten, is met één klap onwerkelijk geworden. Vanaf nu ga je je er steeds minder mee bezighouden dat het überhaupt bestaat. Alles wat je nog hebt in deze cel zijn je kale, dierlijke instincten.
Ik spreek deels uit ervaring. Ik heb achter de tralies gezeten. Soms vrijwillig, maar ook tegen wil en dank. Maar steeds opnieuw was er datzelfde diepe gevoel van verbondenheid met mijn medegevangenen. Achter de tralies, buitengesloten van de maatschappij, word je heropgevoed, gecorrigeerd, geherprogrammeerd, herschoold in het leven zelf, zonder dat je deel uitmaakt van dat leven. Je bent het object geworden van een strak systeem van isolatie, straf, africhting, bijscholing en berisping. Alles bedoeld om jou berouw bij te brengen over je fouten. Om je nog eens goed duidelijk te maken wat je wel en niet hoort te doen daarbuiten, zodat je, als je ooit vrijkomt, als een 'gezuiverd' mens kunt terugkeren naar een wereld die geacht wordt jou te verwelkomen en te vergeven. Kan dat werken??? ‘Natuurlijk niet’, zeg je. ‘Hoe zou zo'n marteling iemand ooit ten goede kunnen komen … ?’ Maar goed: waarom sluiten ze je anders op? Je zit op je koude, stalen, harde bed en je kijkt hoe een kakkerlak onder het smerige toilet vandaan kruipt. Je doodt hem niet. Je voelt je jaloers worden als hij onder de celdeur door kruipt. Weg. In de celgang hoor je een stalen deur opengaan, en dan met een dreun weer dichtslaan. Zoals iedere man die dit hoort, denk je steeds in een reflex: iemand komt me hier misschien weghalen. Maar je weet dat dat een illusie is. Je telt de stalen spijlen van de deur zo vaak dat je jezelf erom begint te haten. Je grootste wapenfeit van de dag is een wiskundige conclusie. Daar ben je zeker van, van niets anders: er zijn negen verticale en zestien horizontale spijlen in je deur. Verderop in de gang is er weer een deur die opent en sluit. Een cipier loopt voorbij zonder je zelfs maar aan te kijken. Hij verdwijnt weer achter een andere deur. ‘Die klootzak … ’ Je zou willen zeggen dat je ergens op wacht, maar er gebeurt nooit iets. Er is niets om naar uit te kijken. Niets. Je sluit vriendschap in de gevangenis. Je wordt lid van een clubje dat geen enkel doel dient. Niemand is rijker of armer dan de ander. Rijkdom wordt hier afgemeten aan de hoeveelheid peuken die je hebt. Jullie zijn allemaal hetzelfde kwijtgeraakt. Alles wat een man een man maakt. Een vrouw, geld, een gezin, een baan, de open weg, de stad, het land, ambitie, macht, succes, falen. En nog een miljoen dingen. Rondom jouw cellenblok staat een muur. En om die muur nog een muur. Zeven meter hoog, en drie meter diep in de grond verzonken in beton. Je weet dat je hier bent om te blijven, en om een of andere reden wil je in leven blijven - en niet wegrotten. Dus, zoals ik al vier keer eerder heb gedaan in Californië, bracht ik mijn muziek weer naar Folsom. Gevangenen vormen het mooiste publiek dat een artiest zich kan wensen. Wij brengen ze een straaltje zonlicht in hun donkere kerker, en ze schamen zich niet om te reageren, om hun dankbaarheid te uiten. Na zes jaar praten vond ik eindelijk de man die naar me wilde luisteren bij Columbia Records. Bob Johnston geloofde me toen ik zei dat een gevangenis de enige juiste plek zou zijn om een livealbum op te nemen. Hier is het bewijs. Als je goed luistert naar dit album hoor je op de achtergrond het dichtslaan van deuren, het loeien van de fluit, het geschreeuw van mannen … zelfs het gelach van mannen die vergeten waren hoe dat moest. Maar je voelt vooral de geladen sfeer; je hoort de ene puls van tweeduizend hartslagen, van mannen bij wie het hart eruit is gescheurd. Samen met hun verstand, hun zenuwen, en hun ziel. Hoor het geluid van de mannen, de veroordeelden, allemaal broeders van mij. Samen maken we de Folsom Prison Blues. - Johnny Cash Hoe overleef je een onmenselijk lange wachtstand? <Concept. Laatst bijgewerkt: 25-07, 15.45.>Sommigen onder ons zitten midden in een orkaan die niemand ziet. Misschien jij wel. Of een goede vriend van je. Er wordt niet geschreeuwd, er is geen zichtbare brand, maar er blijft juist iets helemaal stil. Onheilspellend stil. Ieder uur weer een uur langer. Geen nieuws. Geen teken van leven. Geen duidelijkheid. Geen antwoord. Stilte. Alleen maar stilte. Terwijl de klokt tikt. Uren. Dagen. Weken. Maanden. Jaren soms. Dat soort stilte is een kwelling voor je ziel. Een constante pijn in je hart. Denk aan mensen die maanden of jarenlang wachten op een bericht van een geliefde. Aan de partner van iemand met een ernstige psychische of lichamelijke handicap, waardoor er op een bepaald gebied een pijnlijk gemis en een stilzwijgende, blijvende afstand is ontstaan. Aan de vader of moeder van een kind dat vermist is. Aan de oma wiens kleinzoon al een jaar lang gegijzeld is. Aan de man wiens vrouw al maanden in coma ligt. Aan de zus wiens tweelingbroer met de noorderzon vertrokken is. Aan de gijzelaar die al maanden niet weet of hij over een uur nog leeft. En hoe het ondertussen met zijn familie gaat. Aan de moeder wiens tienerdochter boos weggelopen is van huis en al maanden onbereikbaar is. Aan de moeder wiens kind uit huis geplaatst is en die een contactverbod heeft gekregen. Maar er zijn nog veel meer mensen die lijden onder stilte, eindeloos wachten of een onoverbrugbare afstand. Als je daar iets van herkent, dan begrijp je wat ik bedoel: stilte is geen rust meer. En rust is geen stilte meer. De breuk heeft je gebroken en stilte is nu iets geworden dat je steeds verder breekt. Je herbeleeft de pijn en het verdriet van het laatste contact of het noodlottige bericht duizenden keren. Afleiding houdt je op de been. Even rusten is er niet meer bij, want rust confronteert je met die kwellende stilte die direct tot wanhoop, onrust en interne paniek leidt. Je hart bonkt door je lijf als je even ‘rustig’ gaat liggen. De doemscenario's over het lot van de ander gieren door je hoofd als je vijf minuten geen afleiding hebt. Wandelen door de natuur was ooit fijn en ontspannend, maar is nu een kwelling vanwege de emotionele pijn, het gemis, de bezorgdheid of het angstig dreigende gevoel dat het geeft. Je liefde en zorg voor de ander zoekt wanhopig iets om te doen, te zorgen, te helpen. Maar er is niets te doen dan de kwelling van de stilte zien te overleven. En maar blijven hopen op een teken van leven. Op een goed bericht. En niemand om je heen ziet het want je houdt je sterk. Dat is heel vervreemdend. Lonesome to the bone. Hoe stilte of rust een trigger kon worden Ons verstand wil dingen begrijpen, verklaren. Ons hart zoekt iets om te geloven. Onze geest zoekt een richting, een vuurtoren in de verte, iets van hoop. Maar als er geen informatie komt, geen antwoord, geen richting, dan gaat je geest 'tollen'. Als een kompas dat het magnetische noorden niet meer kan vinden. Het blijft draaien, zoeken. Het blijft scannen. Wat gaat er gebeuren? Hoe loopt dit af? Waarom niet ... ? Waar is … ? Hoe is het nu met ... ? Leeft hij nog? Leeft zij nog? En ondertussen ben je zelf nog steeds op de plek waar je was toen de klap kwam. Continu wakend. Ieder uur biddend. Wachtend. Wanhopig hopend. Scrollend op je mobiel naar een aanwijzing, een teken van leven of een lichtpuntje. Je mentale weerstand gaat steeds verder achteruit. 'De breuk heeft iets in me gebroken. Stilte en rust zijn voor mij vanaf dat moment triggers van angst, schuld, zorg, gemis en paniek geworden.' Dit soort stilte heeft niets meer met rust te maken. Het is een angstig wachten dat je emotioneel volkomen uitput. Stilte zelf is traumatisch geworden. Waardoor elk moment in de dag van letterlijke stilte, een pauze, een wandelingetje of een powernap waar je vroeger van opknapte, nu juist een trigger is voor de (her)beleving van dit trauma. Je herbeleeft in elk stukje rust steeds het moment waarop het onheil onverwacht als een raket insloeg. En daarna werd het akelig stil. En het bleef stil. Je leven is vanaf dat moment niet meer hetzelfde. Hoe blijf je dan heel? Dat is een heel lastige vraag waar geen eenduidig antwoord op te geven is. In ieder geval niet door de impact die het verlies, de breuk of de stilte op je heeft weg te 'relativeren'. En ook niet door je laten te verdrinken in de hoge golven van wanhoop. Misschien door te proberen zachtjes, stap voor stap, een beetje bedding te maken of houden voor jezelf. Hieronder deel ik wat mij en anderen soms helpt in die stille, onzichtbare crises. 1. Geef de akelige stilte een passende naam Zeg eerlijk tegen jezelf: “Stilte is voor mij geen stilte meer. Stilte is geen rust meer. Stilte is een akelige, kwellende trigger van paniek geworden en zo zal ik er vanaf nu mee om moeten gaan.” Erkennen dat iets een kwelling of een trigger is, helpt je zenuwstelsel meer dan je denkt. Je hoeft het niet af te zwakken of minder erg te maken. De kwelling mag (of moet misschien wel) een naam krijgen. Het 'moet mogen bestaan'. Je leest niet veel over stilte of rust als 'trigger'; overal lees je juist over het belang van stilte en hoe helpend stilte zou moeten zijn. Maar er zijn inmiddels, zowel door ervaring als ook wetenschappelijk gezien, voldoende aanwijzingen dat stilte juist ook een trigger van pijn, paniek en herbelevingen kan zijn. Bij deze de erkenning dat je niet gek bent als stilte niet helpend, maar juist ondraaglijk is geworden. Je bent niet de enige die hier alleen mee is … 2. Focus je een paar keer per dag heel bewust Je kunt niet 24 uur per dag in de half bewuste, angstige of passieve wachtstand staan. Dat zuigt je leeg. Wat misschien helpt: kies twee vaste momenten op de dag waarop je juist heel bewust 'actief' stilstaat of afdaalt in het wachten, in de pijn. Je doet er dan zelf bewust iets mee in plaats van dat het alleen maar iets met jou doet. Bijvoorbeeld: elke ochtend om 10.00 uur en elke avond om 20.30 uur maak je tijd. Steek misschien een kaarsje aan. Of werk dan aan een schilderij, een tekst, een artikel (zoals dit), een lied of een brief. Het klinkt zo cliché, maar helpt soms meer dan je zou denken. Bid op vaste tijden heel gericht voor hem, haar of hen; laat je daarbij leiden door wat je die ander nu toewenst. Denk juist bewust aan degene op wie je al zo lang in spanning wacht. Zodat je geest het daarna misschien weer een poosje los kan laten. Je kunt niet iets loslaten voor je het eerst heel bewust beetpakt. En je kunt niet zomaar iets loslaten dat niet goed afgesloten is. 3. Geef uitdrukking aan je dankbaarheid en je liefde Als je iemand mist maar niets hoort doet dat pijn in je ziel. Dat vreet aan je. Het triggert in je brein dezelfde gebieden die ook actief worden bij fysieke pijn. Schrijf een brief. Zeg vanuit je hart wat je zou willen zeggen. Waar je diegene dankbaar voor bent. Of misschien wel waar je spijt van hebt. Of schrijf over je pijn. Fluister het. Of zing het. Of teken het. Niet om er perse controle over te krijgen, maar om te kunnen bestaan met wat je voelt, herinnert, weet, koestert en gelooft. Ook al sta je daar volkomen alleen in. Juist dan is dit zo belangrijk. 'Je bent niet de enige die hier alleen mee is ... ' 4. Zoek helpend geluid in plaats van kwellende stilte
Als stilte je overspoelt met onrust, vul haar dan soms met iets zachts. Met rustige muziek als dat helpt. Met een gesproken tekst. De stem van de Bijbel-app. Een psalm. Een stem die je aandacht even naar iets anders 'draagt'. Of je helpt uit te zoomen op het leven. Soms helpt het om elke dag naar hetzelfde lied, dezelfde componist, dezelfde zangeres te luisteren, of een podcast van dezelfde persoon. Het is een soort anker. Een beetje herkenbare houvast in de chaos. 5. Ga staan op wat je gelooft Naast het zachte voor je kwetsbare kant, heb je ook steeds opnieuw de kracht van je diepste overtuigingen nodig voor je sterke kant. Wat geloof je nog steeds? Waar ben je ondanks alles nog steeds van overtuigd? Waar brult de sterke leeuw in jezelf? Wat zegt die? Waar ben je misschien verontwaardigd of boos over? Geef ook je overtuiging een stem. Misschien wel als je alleen in de auto zit en je met een soort ‘autoriteit’ iets kan zingen, bidden, roepen of zeggen waar je ondanks alles nog steeds van overtuigd bent. Of schrijf zelf een inspirerend Facebook bericht over wat je ook nu gelooft. Daar zit kracht in! Pak een stok en sla hem kapot op de grond. Voel de kracht die je gegeven is! Je gelooft nog ergens in, ondanks alles! 6. Je mag afleiding zoeken en de ander even 'vergeten' Je hoeft niet constant je mail, social media of het nieuws in de gaten te houden, al zul je geneigd zijn dat steeds te doen. Je hoeft niet elke minuut aan die ander te denken. Je mag ook gewoon even thee drinken met een YouTube filmpje om de stiltetriggers te voorkomen. Of buiten lopen terwijl je iemand even belt voor een praatje of afleiding. Of lachen om een mop of een komiek. Of een spelletje doen. Dat maakt je niet ontrouw. Het is geen 'verraad'. Dat maakt je mens. Tot slot Je hebt niet gekozen voor de situatie waarin je zit. En ook niet voor hoe je binnenwereld nu reageert op stilte. Maar je kunt wél kiezen hoe je je eigen binnenwereld vormgeeft. Durf dat op jouw manier. Niet om alles te fixen. Maar om overeind te blijven, juist nu. "Ik weet niet hoe dit afloopt. Maar ik blijf vanuit liefde reageren. Ik wil een gevend mens blijven. Aan de ander. Aan mezelf. Aan het leven. Aan Hem die mij eerst liefhad." Misschien is dat genoeg voor vandaag. 1. Achtergrond: PTSS en traumagekoppelde triggers
Posttraumatische stressstoornis (PTSS) ontstaat na een ingrijpende gebeurtenis waarin iemand intense angst, hulpeloosheid of afschuw ervaart. Bekende triggers zijn beelden, geuren, geluiden of situaties die aan het trauma herinneren. Maar: niet elke trigger is ‘hard’. Soms zijn het juist afwezigheden – zoals stilte, leegte, alleen-zijn – die het zenuwstelsel activeren. Dat is minder zichtbaar, maar minstens zo ontwrichtend. 2. Wat is een trigger eigenlijk – en hoe werkt het? Een trigger is een prikkel (intern of extern) die het brein associeert met dreiging. Bij PTSS is het geheugen zó overgevoelig geworden voor gevaar, dat ook onschuldige signalen (zoals stilte) een alarmsignaal kunnen worden. De amygdala speelt hierin een centrale rol: het scant voortdurend op gevaar. Bij PTSS is deze amygdala hyperactief, terwijl de prefrontale cortex – die normaal nuance aanbrengt – minder goed remt. 3. Waarom kan stilte een trigger zijn? Stilte is op zichzelf geen dreiging, maar in bepaalde contexten symboliseert het iets voor iemand met trauma. Meerdere mechanismen kunnen een rol spelen: A. Conditionering: “De stilte vóór de klap” Veel mensen met trauma herinneren zich dat voordat het misging, er een moment van doodse stilte was. Of juist nadat het trauma plaatsvond. Denk aan:
Het brein koppelt die stilte aan dreiging. Dus zelfs jaren later kan een vergelijkbare stilte dezelfde alarmreactie opwekken. B. Onvoorspelbaarheid en controleverlies Stilte = gebrek aan informatie. Mensen met PTSS hebben vaak een intense behoefte aan controle, omdat hun ervaring er één was van machteloosheid. In stilte is er geen input, dus ook geen mogelijkheid om gevaar te voorspellen. Dit versterkt het gevoel van onveiligheid. C. Hyperarousal + introspectie = explosief Bij PTSS is het autonome zenuwstelsel overactief. In stilte is er minder afleiding van binnenwereld (gedachten, beelden, gevoelens). De persoon ‘valt naar binnen’ en kan overspoeld raken door flashbacks, angst, dissociatie of ruminatie. De stilte fungeert dan als een versterker van de interne storm. D. Ambigue verlies en onvoltooid rouwproces Bij mensen die iemand missen zonder duidelijkheid (zoals bij vermissing of langdurig geen contact) wordt stilte een symbool van het niet-weten, van onmacht. Boss (1999) noemt dit “ambiguous loss” – een verlies zonder slot, zonder ritueel. De stilte bevestigt de open wond, en triggert telkens opnieuw het brein om “het gat te dichten”. 4. Empirische bevindingen: wat zegt de wetenschap? Er is geen overvloed aan studies die expliciet “stilte” als trigger onderzoeken, maar verschillende onderzoeksvelden bevestigen de plausibiliteit: a. Neurobiologie van trauma Studies (Rauch et al., 2006; van der Kolk, 2014) laten zien dat traumatische herinneringen niet alleen expliciet, maar ook impliciet en zintuiglijk zijn opgeslagen. Dus zelfs niet-zichtbare of niet-woordenrijke stimuli (zoals sfeer of geluid) kunnen triggers zijn. Sensorimotor Psychotherapy (Ogden & Fisher, 2015) werkt expliciet met het idee dat omgevingssignalen onbewust trauma kunnen reactiveren. b. Ambigue verlies en chronische onzekerheid Pauline Boss (1999, 2006) beschrijft hoe het ontbreken van informatie (stilte, wachten) psychisch slopend is en PTSS-symptomen kan veroorzaken of verergeren. Onderzoek naar familieleden van vermisten (Kristensen et al., 2012) toont verhoogde PTSS-scores, met stilte en onzekerheid als directe stressoren. c. Stilte in therapeutische contexten Ironisch genoeg kan ook stilte in therapie onveilig aanvoelen voor mensen met PTSS (Ladany et al., 2004). Stiltes die voor sommigen rustgevend zijn, kunnen voor getraumatiseerde cliënten voelen als afwijzing, verlating of verlies van controle. Sommige therapievormen (bijv. ACT of mindfulness) passen hier hun interventies op aan, door stilte voorzichtig op te bouwen of te vervangen door geleide aandachtsoefeningen. 5. Wat betekent dit voor begeleiding en therapie? Stilte is niet neutraal. Vraag expliciet na of stilte voor de cliënt prettig is. Als stilte een trigger is, werk dan met ritme, klank, voorspelbaarheid:
Conclusie Stilte kan bij PTSS een krachtige trigger zijn. Niet omdat er iets gebeurt, maar juist omdat er niets gebeurt – en dat niets voelt als gevaar. Door trauma-opslag in het lichaam en het brein kan stilte symbool staan voor onveiligheid, verlamming, verlies of onmacht. Zorgvuldige begeleiding vraagt om erkenning van deze dynamiek. Niet elke cliënt vindt rust in stilte. Soms begint heling juist bij klank, ritme, woorden en verbondenheid. <Concept. In bewerking. Laatst bijgewerkt: 26-7-2025 15.22>Iedereen die regelmatig met jeugdzorg, GGZ-wachtlijsten of met de acute kant van de GGZ te maken heeft voelt het: de methodische, rationele en soms bijna juridische taal van protocollen, diagnoses en dbc's staat steeds meer op gespannen voet met de complexe emotionele werkelijkheid van psychische nood, jarenlange strijd, onveiligheid, lange wachtlijsten en cliëntenstops die er in alle regio's zijn. Naar schatting van het Trimbos instituut zijn er in Nederland ieder jaar 100.000 mensen die een suïcidepoging doen. Laat even op je inwerken: 100.000 mensen. Dat is een complete stad. Allemaal mensen als jij en ik die in uiterste wanhoop een poging doen om te sterven zodat er een einde komt aan hun psychische lijden. Elk jaar opnieuw 100.000 pogingen ... . Bijna 2000 daarvan 'slagen'. Voor deze mensen was hulp vanuit de Jeugdzorg of de GGZ te laat, niet bereikbaar, niet helpend of niet voldoende. Hun eenzame strijd, het niet begrepen zijn, bleef of werd steeds erger ondanks al onze 'evidence based' kennis. Niets mis op zich met protocollen, risico-inventarisaties en richtlijnen. Ze tonen het beste wat we hebben; de state-of-the-art van de wetenschap van de psychologie. Laat daar geen twijfel over zijn. Ik wil daar niet negatief over doen. Respect voor mijn collega's die zich hebben ingezet om wat we wel en niet weten zo goed mogelijk te vertalen in richtlijnen. Maar met deze state-of-the-art van de GGZ zijn we maar zeer beperkt in staat om mensen een helpende hand te reiken, suïciderisico's goed in te schatten, mensen het gevoel te geven dat ze gezien of gehoord worden. Ontwikkelaars van protocollen en risico-inventarisatie instrumenten benadrukken dit zelf steeds opnieuw. We schieten eenvoudig tekort, hoe hard we ook werken en goed we ons best ook doen. "These tools cannot predict with clinical certainty who will attempt or complete suicide." (Bron: APA, NICE, WHO-richtlijnen) Wanneer je als hulpverlener na een gesprek met een cliënt, die in uiterste wanhoop en eenzaamheid vecht met suïcidale gedachten, een beleidsstuk van de NZa gaat lezen, kun je er niet omheen dat hier twee werelden flink uit elkaar zijn gelopen. Iets wringt. Iets klopt er niet. Op zijn minst niet helemaal. Op zijn ergst totaal niet. Of niet meer. Of misschien: nog steeds niet. We kunnen ons zelfs afvragen of we als wetenschappers in de psychologie onszelf niet in de voet hebben geschoten met het ontwikkelen van dit soort risico-inventarisatie tools, omdat we daarmee bij verzekeraars, de overheid en de inspectie de indruk hebben gewekt dat we betrouwbare tools hebben. Een indruk die (als we dan toch evidence-based willen redeneren) helaas een illusie blijkt te zijn. Maar waarmee men de GGZ wel 'om de oren slaat' als er klachten, meldingen of problemen zijn. Voor mij is dit het punt waar fenomenologie begint. Niet als theorie of methode, maar meer als een houding ten opzichte van de rauwe werkelijkheid zoals die op ons afkomt. Als een existentiële en intellectuele uitdaging, of zelfs noodzaak, om het vanzelfsprekende te bevragen; om het opnieuw te durven bekijken alsof je van niets weet. Als een erkenning dat al onze psychologische modellen en theorieën (waar ik als psycholoog juist ook zo enthousiast over ben), allemaal maar een beperkt licht doen schijnen op de uiterst complexe psychologische en geestelijke werkelijkheid waar we ons in bevinden. Elk psychologisch model, of het nu cognitieve gedragstherapie, schematherapie, contextuele therapie of meer specialistische modellen voor persoonlijkheid, trauma of psychopathologie betreft, is een poging om de complexe binnenwereld van mensen terug te brengen tot iets 'begrijpelijks' en iets waar we invloed op hebben. Hoe langer je expert bent 'binnen' zo'n model, hoe meer bewijzen je gaat zien dat jouw model klopt. En als je daar als hulpverlener eenmaal van overtuigd bent geraakt is de volgende stap dat je vanuit dat 'altijd kloppende' of 'universele' model cliënten en hun levensvragen gaat benaderen. Daarmee wordt het een 'totalitair' of 'superieur' model dat niet meer ter discussie staat; met bijbehorende taal, begrippen, verklaringen, schema's en interventies. En zo ontstaan de gesprekken die cliënten ervaren als het rationeel doornemen van een 'afvinklijst' of 'checklist' zodat de cliënt, de hulpvraag, de problematiek of de diagnose in kaart gebracht kan worden. De verwondering verdwijnt daarmee. De cliënt krijgt terug dat hij of zij diagnose X heeft en dat daar behandelmodules Y en Z bij horen die wel of niet in het contract met de zorgverzekeraar zitten. Of: bij meer complexe modellen zoals bepaalde psychodynamische en contextuele theorieën, krijgt de cliënt een bepaalde taal mee die net anders is dan hoe de wereld om hem heen praat. Dat kan helpend maar ook heel vervreemdend en ontwrichtend zijn. Reageert de cliënt niet zoals men ideaal gesproken hoopt, dan word hij of zij verwezen naar een andere therapeut met een ander model, 'want dit valt buiten mijn expertise'. Dan ineens is het eigen model niet meer zo superieur. Of: het is stiekem een manier om van een 'lastige' cliënt af te komen die 'niet in staat is om de werkelijkheid goed te zien.' Tja ... "Ik ben zeker niet tegen modellen. Maar wel tegen rigide of totalitaire toepassing van modellen." Ik ben niet tegen modellen of systemen. Maar misschien wel tegen de rigide of totalitaire toepassing van modellen en systemen. Elk model, hoe prachtig en volledig het ook lijkt, en hoe intellectueel bevredigend het ook is, schiet te kort bij de werkelijkheid en de vragen van het lijden. Vooral de modellen die verder gaan dan het 'beschrijven' van psychologische fenomenen, kunnen totalitaire trekjes krijgen. Ik bedoel daarmee dat ze een normatief karakter krijgen. Ze bevatten 'impliciet' een eigen moraal, een eigen ethiek, een eigen verklaring van wat gezond, ongezond, rechtmatig of onrechtmatig is. Dat is naar mijn idee voor een psychologisch model gevaarlijk omdat het ongemerkt (vooral ongemerkt voor degene die het model inzet) bepalend of oordelend gaat worden. Daar is psychologie en hulpverlening misschien niet zo geschikt voor.
In deze korte zoektocht wil ik drie stemmen verkennen die mij de afgelopen jaren hebben geïnspireerd en aangemoedigd om 'anders' te kijken en rondom het lijden ook mijn vertrouwde theoretische kaders even los te laten: die van Jim van Os, Dirk de Wachter en Iain McGilchrist. Als kritische, maar tevens juist zeer mensgerichte en betrokken denkers op een pad dat misschien richting biedt in een tijd waarin de geestelijke gezondheidszorg steeds verder systemisch vast lijkt te lopen. De moeizame anatomie van een systeem De Nederlandse GGZ is een systeem geworden dat zichzelf bij voortduring probeert te verbeteren, maar daarbij misschien het wezenlijke uit het oog verliest. In naam van kwaliteitseisen en doelmatigheid zijn we gaan werken met DSM-categorieën, DBC-structuren en meetbare behandeldoelen. Maar steeds vaker klinkt de vraag: wie wordt hier nou beter van? Wachtlijsten groeien. Hulpverleners lopen vast in bureaucratie. En cliënten voelen zich, ondanks alle goede bedoelingen van iedereen, regelmatig niet echt gezien of gehoord. Het is alsof het systeem met al zijn protocollen het lijden probeert op te lossen, maar het niet langer kan verdragen. Alsof lijden pas bestaansrecht heeft als ze past binnen een classificatie; en liefst ook behandelbaar is binnen 12 sessies van 45 minuten. Jim van Os: het verhaal boven de diagnose Jim van Os is geen filosoof. Hij is psychiater, epidemioloog, en staat met beide voeten in de wetenschap. Maar als je goed luistert, hoor je in zijn werk een duidelijke fenomenologische gevoeligheid. Wanneer Van Os spreekt over het psychosecontinuüm, over het afschaffen van de diagnose schizofrenie, en over 'herstelondersteunende zorg', spreekt hij in wezen over een verschuiving: van ziekte naar betekenis. Van classificatie naar ervaring. Van protocol naar ontmoeting. Hij stelt de vraag: wat gebeurt er als we niet de stoornis centraal stellen, maar het levensverhaal van de mens? Wat als de subjectieve beleving niet een ruis is op de lijn van de diagnose, maar de hoofdzaak? In die verschuiving zit een fenomenologische kern. Want wat is fenomenologie anders dan trouw zijn aan de ervaring zoals die zich aandient? Dirk de Wachter: de menselijke maat Ook Dirk de Wachter spreekt over herstel, maar dan op een andere toon. Minder gericht op systemen, meer op onze maatschappelijke context. In zijn werk klinkt een existentiële laag door die raakt aan de grondvragen van het mens-zijn: Wie ben ik als het leven pijn doet? Wat betekent het om te lijden zonder dat er meteen een oplossing in zicht is? De Wachter weigert het lijden te reduceren tot iets dat opgelost moet worden. Hij ziet het als iets wat gedragen mag worden, gedeeld ook, in relatie. Hij pleit voor een therapie waarin de ander aanwezig is, niet als expert, maar als medemens. Het is die houding – beschikbaar zijn zonder te fixen – die nauw verwant is aan de fenomenologische traditie. In de lijn van Levinas, Merleau-Ponty en Buber gaat het hier om de ontmoeting, niet om de interventie. En dat is precies wat de GGZ zo vaak dreigt kwijt te raken: de ruimte voor ontmoeting. Voor nabijheid zonder productieverantwoording. Voor luisteren zonder afvinken. Iain McGilchrist: het verdwijnende geheel En dan is er nog Iain McGilchrist, neuroloog en filosoof, die vanuit een totaal andere hoek dezelfde kwetsuur blootlegt. In zijn monumentale werk over de twee hersenhelften laat hij zien hoe onze cultuur zich in toenemende mate laat leiden door de logica van de linkerhersenhelft: analyserend, controlerend, gericht op fragmentatie, op meten en beheersen. De rechterhersenhelft daarentegen (die van de context, het relationele, het belichaamde weten) raakt op de achtergrond. Niet omdat zij minder belangrijk is, maar omdat haar manier van kennen niet past in spreadsheets en beleidsplannen. McGilchrist’s analyse biedt een diepe onderstroom aan het probleem van de GGZ. Het gaat niet alleen om beleid. Het gaat om een cultuur die de gevoeligheid voor het geheel, voor betekenis, voor complexiteit is kwijtgeraakt. En dus ook voor de mens in zijn lijden. Een pleidooi voor vertraging Wat deze drie denkers met elkaar verbindt , is niet dat ze exact hetzelfde zeggen. Het is dat ze, elk op hun manier, de vertraging verdedigen. De herwaardering van het subjectieve, het relationele, het onmeetbare. Niet als soft alternatief, maar als noodzakelijke tegenkracht tegen een systeem dat in zijn streven naar controle zichzelf heeft vervreemd van zijn oorspronkelijke bedoeling. Fenomenologie is dan geen luxe, maar een discipline van aandacht. Een ethiek van nabijheid. Een taal waarin de ander niet hoeft te passen, maar mag verschijnen. Misschien ligt daar een beginpunt. Niet van een nieuwe methode, maar van een ander luisteren. Niet om het systeem omver te werpen, maar om er opnieuw ziel in te blazen. Omdat de mens meer is dan zijn diagnose. En omdat zorg begint waar iemand werkelijk gezien wordt; niet als casus, maar als persoon. En dan hebben we het niet alleen over de client, maar ook over de zorgverlener. Luistertip: https://open.spotify.com/episode/5ROuYaLlSgIBVffcVrRkys?si=0bDucvUCR8WY9yuDpvk50Q Niet iedereen, maar de meesten van ons snakken soms naar vakantie. Even weg. Ander land. ‘Effe niks’. Maar hoe vaak ben je een paar dagen na je vakantie alweer net zo moe als daarvoor?
Wat mij opvalt, bij cliënten, collega’s én bij mezelf, is dat het niet zozeer de lange vakanties en verre reizen zijn die ons uiteindelijk door het jaar heen de meeste ontspanning geven, maar de mini-vakanties. Korte, kleine herstelmomenten tussendoor. Even 10 minuten in de zon. Een paar dartpijlen werpen. Een bemoedigend kaartje herlezen dat je ooit kreeg. Een bloemetje fotograferen langs de stoep. Even vijf minuten piano of gitaar spelen. Een wandelingetje door het park in de buurt. Even niks ‘produceren’. Gewoon even rondbanjeren. En het is niet alleen maar een soft gevoel of romantisch idee. Het is ook wetenschappelijk onderbouwd. Kleine pauzes, grote effecten Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat juist de korte, bewuste onderbrekingen van ons dagelijks patroon een groot effect hebben op:
Onderzoekers als Sabine Sonnentag en Barbara Fredrickson beschrijven hoe micro-breaks (van 5-10 minuten) onze hersenen helpen schakelen, opladen en verbinden. De natuur als oplader Een paar minuten in de buitenlucht doet wonderen. Zelfs kijken naar iets natuurlijks (een boom, de lucht, een bloem) verlaagt het stressniveau en verhoogt ons gevoel van welzijn. Uit onderzoek blijkt dat vijf minuten in het groen al merkbare effecten heeft op stemming en concentratie. Grote vakanties? Vaak overschat Lange vakanties zijn natuurlijk heerlijk, maar hun effect is vaak tijdelijk. Binnen een week na terugkomst zijn veel mensen weer even moe als daarvoor. Soms zelfs vermoeider door reisstress of het inhalen van achterstanden. Mini-vakanties zijn juist:
Ze bouwen geen verwachtingen op. Ze zijn er gewoon. Anders omgaan met je dag Het vraagt niet veel om je leven anders in te richten. Niet groots en meeslepend, maar klein en bewust. Je dag wordt iets anders als je ruimte maakt voor regelmatige adempauzes. Als herstel geen uitzondering is, maar onderdeel van je ritme. Niet om meer te presteren, maar om beter te leven. We hebben geen tropisch strand nodig om te ademen. We hebben ademruimte nodig in het hier en nu. Mini-vakantie-inspiratie:
Heb je suggesties voor mini-vakanties of leuke tips? Deel ze gerust hieronder. Lord, here I come with nothing to give and nothing to lay before You There are words in my heart that my tongue can not speak oh I need to be more like You All of my life I've been searching myself but I found there is nothing to find ... I'm not worth it at all but I'm asking You Lord: please make me more like You ... Please make me more like You Lord Please make me more like You Please make me more like You Lord Please make me more like You There were times in my life I played 'holy believer' but my heart was fulfilled with myself Forgive me oh Lord, please, make me Jesus, please make more like You All of my life I've been searching myself but I found there is nothing to find ... I'm not worth it at all but I'm asking You Lord: please make me more like You ... Please make me more like You Lord Please make me more like You Please make me more like You Lord Please make me more like You Music and lyrics: ©Matthijs Goedegebuure | To be released on YouTube in the future In the deepest moments of my life, I came to one conclusion: what others think of me doesn’t really matter. What truly matters is how close I am to Jesus, and how much I have come to reflect Him on this journey through life. I pray that my life may increasingly become a reflection of Him.
"Daarom heeft God Hem hoog verheven en Hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader." Filippenzen 2:9-11 [Laatst bewerkt: 24-5-2025 22.53] Satan is bepaald geen domme tegenstander. Hij is niet alleen de duistere bron van alle kwaad, de leugenaar en mensenmoordenaar vanaf het begin, hij is ook onvoorstelbaar intelligent, berekenend, strategisch en goed in staat om lang te wachten op kansen. Bij de schepping had hij gezien hoe de mens gekroond werd tot heerser over het prachtige domein van de zichtbare wereld – over alles wat tastbaar, zichtbaar, hoorbaar of op enigerlei wijze zintuiglijk waarneembaar is. Het maakte hem jaloers, maar tegelijkertijd zag hij hier ook kansen liggen. Als hij deze gekroonde mens kon bespelen, kon verleiden om naar hem te luisteren, had hij via hen macht over de zichtbare werkelijkheid. Hij besefte mogelijk ook dat God eeuwig trouw zou blijven aan de domeinen, mandaten en grenzen die Hij Zelf had ingesteld. Hij kende God goed genoeg om te beseffen dat Deze altijd het domein van de mens zou respecteren, en daarin niet zomaar ongevraagd, buiten de mens om, definitief zou ingrijpen. Dan zou Hij immers (ondanks Zijn soevereiniteit) Zijn eigen inzettingen ondermijnen. De mens had van God een eigen gebied en een volledig eigen vrije wil gekregen. Als hij eenmaal binnen was in het domein van de mens kon hij voorlopig ongestoord zijn gang gaan. Hier lagen nog meer kansen voor zijn plannen met het rijk der duisternis. Ten derde zag Satan misschien dat God zo ongelofelijk en eindeloos veel hield van de mensen die Hij gemaakt had, dat als de mens ook zou vallen (zoals hijzelf), en mee verloren zou dreigen te gaan, God hen zeker zou komen opzoeken. Hij zou vast een reddingsplan verzinnen want zo is Hij. 'Liefde maakt blind' heeft Satan wellicht gedacht. God zou door Zijn 'blinde' liefde voor mensen ongetwijfeld op enig moment naar het domein van de mens komen om die te redden. Dan zou Hij kwetsbaar zijn. Daarom moest hij dat domein in zijn macht proberen te krijgen. Als Hij dan kwam kon hij Hem in de val lokken. Die mensen waar God zo van hield zouden het perfecte lokaas zijn. We weten hoe het is gelopen: het domein van de mens werd door de zondeval Satans terrein. Hij werd de 'god dezer eeuw'. Hij wachtte; eeuwen en eeuwen, duizenden jaren, tot God zou verschijnen. Hij zag het al voor zich: God Zelf, of Zijn Zoon, in een kwetsbare redderspositie in het domein waar hij als Vorst der duisternis alle touwtjes in handen had. Er was geen betere plek denkbaar om de God van het licht in de val te lokken. Hier lag zijn ultieme kans. Ondertussen had Satan een paar duizend jaar de tijd om tussen en onder de woonplaatsen van mensen een web van leugens, manipulatie, verleiding, angst en macht te bouwen. In kinderlevens, in families, in generaties, rondom talenten, in religie. Hij bouwde in het domein van de mens een duister, ondergronds gangenstelsel van verleidingen, aanvallen, zonde, hoogmoed, egoïsme, schuld en dood – een netwerk vol tunnels, schijnuitwegen en valkuilen. Hij kon zich daardoor verschuilen in de uitspraken van een kind, in de gevoelens van genegenheid tussen mensen, in vriendschap of wat voor menselijks dan ook en dit listig inzetten om uiteindelijk God Zelf te verleiden. Als Hij tenminste zo gek was om Zelf mens te worden om de mensheid te redden. Hij kon een discipel of vertrouweling inzetten om zijn slag te slaan. Hij kon pijn, onbegrip, wanhoop en eenzaamheid gebruiken om een mens te verlokken tot verdovende zonden, bitterheid en onrechtmatig oordeel over zichzelf en anderen. Zo zou hij de 'mensenzoon van God' zelf gevangen kunnen nemen met dezelfde valstrik als waarmee hij de eerste mens van God los had weten te peuteren. En definitief met Hem afrekenen. Dit plan kon niet mislukken. Perfect darkness. Een masterplan. En Hij kwam. Gods eigen Zoon daalde af. Niet als een flitsende superheld, niet met kracht of geweld, maar nota bene als een kwetsbare baby. Onderworpen aan honger, dorst, vermoeidheid, eenzaamheid, onbegrip, afwijzing en pijn. De kans was misschien nog wel groter dan Satan had gehoopt: God was werkelijk zo 'dwaas' om zelf mens te worden en zichzelf in die ongelofelijk kwetsbare positie te manoeuvreren. God nam daarmee het risico dat niet alleen de complete zichtbare wereld, maar ook de onzichtbare werkelijkheid uiteindelijk in Satan's handen zou vallen. Het enige wat hij moest doen was deze Zoon van God één keer laten struikelen. Dat moest lukken. Er was nog nooit een mens niet gestruikeld in alle duizenden jaren. Allemaal waren ze gevallen: Adam, Noach, Abraham, David, Salomo, ... ze bleken allemaal een zwakke plek te hebben. Ook de meest gelovige en integere mensen: hij had ze allemaal op hun knieën gekregen. Zelfs een man naar Gods hart, was extreem diep gevallen in moord en overspel. De kans dat deze Jezus overeind zou blijven staan was nihil. Een heel leven niet zondigen ... dat was een mission impossible. De strategie was helder: de Zoon van God zélf in de val laten lopen. Eén misstap. Eén leugen. Eén daad van eigenbelang. Eén uitspraak of zinnetje of kleine knieval was genoeg. Dan zou zelfs de Zoon van God ongeschikt zijn als Redder en de mens definitief verloren. Dan zou hij, Satan, niet alleen heerser van de aarde en de zichtbare wereld zijn, maar zelfs met recht de hemel kunnen binnendringen als uiteindelijke overwinnaar. Maar: het liep totaal anders. In Jezus ontmoette Satan voor het eerst sinds Adam een mens die géén zonde toeliet. Geen compromis. Geen leugen. Geen verzet tegen de Vader. Geen eigenbelang. Geen begeerte. Geen ego. Zelfs toen Hij vanuit de duistere gangenstelsels van Satan bespeeld, verleid, verraden en gemarteld werd en aan een kruis gespijkerd, vernederd, bespot, gedood – bleef Hij zuiver. Geen haat. Geen wrok. Geen zonde. Geen bitterheid. Maar vergeving. Liefde. Trouw. Zuiverheid. Genade. Dát kwam tevoorschijn. Hoe hard Satan en alle demonen Hem ook sloegen, verleidden en kwelden. De mission impossible werd werkelijkheid ... Waar Adam faalde in de hof van Eden, overwon Jezus in de hof van Ghetsemane ... Waar Adam faalde in de hof van Eden, overwon Jezus in de hof van Ghetsemane. Waar Adam zich stilletjes verschool tussen de takken en boomstammen, zei Jezus: 'Ik ben het' en liet zich openlijk kruisigen aan het ruwe bomenhout. Waar Adam zijn vrouw de schuld gaf, droeg Jezus de schuld van zijn bruid. Zodat zij voor altijd vrijuit kon gaan.
Satan rekende op zijn slimme en strategische logica, maar niet op de kracht van dwaze en voor hem naïeve Goddelijke Liefde. Dat Iemand zo radicaal, zo zichzelf vergetend, zo puur en heilig mens kon zijn (en blijven!) bestond in geen van zijn scenario's. Waarom niet? Hij kende dit zelf niet. Het was in zijn voorstellingsvermogen gewoonweg niet mogelijk dat Iemand alleen maar aan de ander zou denken. Onmogelijk. Dat God een keer zou komen – daar had hij vast op gerekend. Hij kende Hem immers. Maar dat Hij als kwetsbaar mens een heel leven lang tot zijn laatste adem volkomen zuiver vol liefde zou blijven, dat was niet in hem opgekomen. Hier was Iemand die sterker was dan hij. Hij moest buigen. Diep buigen. Definitief buigen. Dát lieve mensen, beste lezer, is het evangelie. Gods kracht tot behoudenis. Voor mij. Voor jou. Het enige echte houvast in dit leven. Het houvast buiten onszelf. Grijp het. Zonder dat ben ik reddeloos verloren. Ik ben gevallen. Dat weet ik. En jij ook. Er is maar één weg: erken dat. En erken dat Jezus de Enige is die niet gevallen is. En erken dat je Hem nodig hebt om weer in verbinding met God te komen. Hij tilt je overeind en maakt alles goed. Het komt goed. Het is zelfs al goed. Betekent dit dat alle gevolgen van zonden weg zijn? Nee. Zonden hebben consequenties. Zowel voor jezelf als voor je naasten. Dat kan een besef en verdriet zijn dat je je leven lang met je meedraagt. Het evangelie is niet in de eerste plaats goed nieuws omdat je leven er prettiger van wordt. Het is goed nieuws omdat het je leven, het lijden en de pijn van dit leven in een totaal ander perspectief plaatst: uiteindelijk komt het goed want Gods Liefde is sterker gebleken dan het alle kwaad bij elkaar. De poorten van de zichtbare en onzichtbare wereld zijn niet alleen bezocht door Jezus; ze zijn overwonnen. In bezit genomen. De onmogelijke afstand is overbrugd. Jezus Christus – volkomen mens én volkomen God – heeft in ons domein, waar Satan alle macht had gekregen, de duisternis volledig ontmaskerd, tentoongesteld en diens macht definitief gebroken. Hij heeft er mee afgerekend. 'Het is volbracht.' De zweetdoek kon opgerold worden. De missie is volbracht. Doel behaald. De zichtbare wereld is geen gevangenis meer. Hij is erdoorheen gegaan. Voor jou. Voor mij. Om ons voor eeuwig thuis te brengen. De dood is overwonnen. Forever. De zonde is overwonnen. Alles. ... alles ... ? Ja alles! De Vredevorst heerst en regeert voor altijd! God die mens werd en niet viel. Ongelofelijk. Maar waar. Dank U Heer Jezus. U alleen komt toe alle lof, alle eer. Er is niemand zoals U. Wij aanbidden U voor eeuwig. 3/5/2025 0 Opmerkingen De taal van je hart. Waarom jij geraakt wordt door iets wat de ander koud laat.Over de pijn en de schoonheid van onze verschillen – en waarom ze ons van elkaar verwijderen of juist verbinden. [Laatst bewerkt 31-5-2025 16.25] Er zijn van die momenten waarop je geraakt wordt tot in je diepste vezels, en je niet goed kunt uitleggen waarom. Een zin in een lied. Een blik die iemand je toewerpt. Een hug. Afwijzing. Een boze blik. Een uitleg. Een beeld. Een tekst op een kaart. Een ontmoeting. Afstand. Stilte. Het raakt iets diep binnen in je, het schudt iets in je wakker, het ontroert je, het doet pijn of neemt je ineens mee terug in de tijd. En dan zie je dat anderen – vrienden, broers, zussen, collega’s – het niet eens opmerken. Het lijkt ze totaal niets te doen. En het omgekeerde gebeurt ook: zij kunnen zich druk maken of gekwetst voelen door dingen die jou werkelijk niets doen. Hoe komt dat? Waarom raakt hetzelfde leven ons zo verschillend? Meestal, ook in de psychologie en de GGZ, wordt dit gekoppeld aan trauma’s, wonden in onze ziel, fawning, sociale fobie, allerlei diagnosen, autisme, borderline, etc. Maar er is veel meer dan dat. Het heeft ook te maken met welk menstype je bent en de ‘taal van je hart’. Niet alle pijnlijke of intense emoties komen voort uit ‘stoornissen’ waar de taal van de GGZ mee is doorspekt. Het zegt ook iets over je unieke gezonde, sterke kant. Geraakt worden is persoonlijk De afgelopen dertig jaar heb ik veel mensen mogen spreken over hun diepste pijn. Wat mij steeds weer raakt is dit: we hebben allemaal onze eigen 'eenzame' kracht en 'eenzame' kwetsbaarheid. Naast onze geschiedenis, wonden, pijn, geheimen, verdriet en ervaringen, hebben we allemaal ook een unieke manier van waarnemen, interpreteren en voelen. Sommige mensen zien snel symmetrie of structuur in dingen, anderen zijn gevoelig voor feiten en rechtvaardigheid. Andere mensen denken in beelden, symboliek, metaforen, schoonheid en betekenis. Weer anderen zijn alert op communicatiestijlen, op relationele processen, op bevestiging, of juist op onafhankelijkheid en autonomie. We zien niet allemaal hetzelfde met de ogen van ons hart en we spreken niet allemaal dezelfde hartstaal in onze binnenwereld. En dat maakt uit, enorm zelfs, voor wat ons raakt. En hoe we reageren als we geraakt worden. En wat ons dan helpt. Of wat juist niet ... Je eigen taal leren herkennen Voor sommige mensen is het bijna vanzelfsprekend: ze verwoorden makkelijk wat ze voelen, wat hen raakt, wat hen ontroert of wat hen pijn doet. Maar voor veel anderen – en opvallend vaak voor artistieke en creatieve geesten, gevoelige mensen met een diepe en soms meer gefragmenteerde dynamische binnenwereld – is het een ingewikkelde zoektocht. Ze voelen veel, intens en diep, maar vinden soms moeilijk de woorden die daar 'recht' aan doen, die uitdrukken wat ze werkelijk voelen. Vaak ook omdat ze veel tegenstrijdige gevoelens hebben. Sommigen hebben zich jarenlang aangepast en hebben zichzelf en hun taal weggecijferd; anderen hebben hun oorspronkelijke hartstaal nooit ontdekt omdat niemand in hun naaste omgeving diezelfde taal sprak. Of omdat niemand hun tegenstrijdigheden begreep en accepteerde. 'Je zei gisteren dit en vandaag dit. Wat is het nu?' Het triggert diepe schuld- en schaamtegevoelens. En eenzaamheid. Het heeft grote impact op je zelfbeeld als jouw taal wordt genegeerd. Het voelt als 'afgekeurd'. Je wilt iets oprechts overbrengen, maar het wordt gezien als aandacht trekken of zelfs als manipulatie. 'Ik voelde me dan echt een domme trut ... ' vertelde iemand mij ooit. Ik heb gezien hoe het kan leiden tot zelfveroordeling, zelfhaat, zelfverminking en zelfs suïcide. Ideaal gesproken zouden we in onze kinder- of tienertijd allemaal de herkenning moeten krijgen van een vertrouwd en betrouwbaar persoon die onze hartstaal spreekt. Of minstens hoort en respecteert. En ons kan helpen om taal te vinden voor de ingewikkelde dynamiek in onszelf: de spanning (en bij sommigen: strijd) tussen de diverse tegengestelde angsten, behoeften, verlangens en schaamtegevoelens in onszelf. Het is niet toevallig dat we in onze tienerjaren zo geraakt worden door liedjes en teksten van artiesten. Ze geven ons de herkenning die we zoeken. Het leven is echter verre van ideaal, dus hebben velen van ons in hun volwassenheid nog een lange, ingewikkelde zoektocht te gaan naar hun eigen taal. Je hebt geluk als je iemand treft die je kan helpen vrede te krijgen met jouw binnenwereld, jouw eigen kleur, jouw unieke leefstijl en jouw hartstaal. De zes 'stijlen' van geraakt-zijn Eén (slechts één!) manier waarop ik soms naar die binnenwerelden en de bijbehorende talen kijk, is via het RIASOC-model van Holland. Een model dat zes 'menstypes' beschrijft (met oneindig veel variaties). Oorspronkelijk bedoeld voor beroepskeuze, maar ook best verhelderend voor in de therapeutische praktijk. Elk menstype heeft een eigen gevoeligheid, een eigen vorm van kwetsbaarheid, en dus ook een eigen normale manier waarop verdriet, angst, trauma of emotionele pijn beleefd wordt. Ik hoop meer artikelen te schrijven waarin ik de verschillen tussen mensen vanuit andere psychologische, filosofische en Bijbelse modellen of perspectieven wil belichten, maar in dit artikel doe ik dat eens vanuit het RIASOC model. Laat me je even meenemen in deze zes kleuren van geraakt, gekwetst worden; misschien herken je iets van jezelf hierin. Of van die ander naast je die voor jou soms zo onbegrijpelijk reageert. #1. 'Doeners' en de pijn van machteloosheid Realistische types zijn mensen van de praktijk. Ze werken graag met hun handen, zijn nuchter, vaak taakgericht, oplossingsgericht. Ze verwerken door te doen. Wat hen diep kan raken is machteloosheid. Situaties waarin ze niet konden ingrijpen, waarin ze met hun praktische vaardigheden toch niet het verschil konden maken. Een ongeluk, een ziekte, een kind dat ze niet konden beschermen, hun ouderdomsbeperkingen. Hun trauma zit vaak niet in het grote drama, maar in het falen van hun vermogen om concreet en praktisch te helpen. Dat voelt als verlies van hun identiteit: de 'doener' die niets kon 'doen' en machteloos moest toezien hoe iets pijnlijk misliep. 'Als ik er iets eerder bij was geweest was dit niet gebeurd.' #2. 'Analisten': getriggerd door onnodig lijden Intellectuele types zoeken begrip, logica, verklaringen. Ze willen dingen doorgronden. Wat hen raakt is irrationele chaos en tegenstrijdigheden. Vooral acties of keuzes van anderen waar geen geldige redenen voor zijn, waar geen rationele verklaring of uitleg voor is, treffen hen soms pijnlijk. Zij lijden vooral onder de tegenstrijdige uitspraken en gedragingen van anderen en de impact daarvan op hun leven of van hun naasten. Ze kunnen diep verdriet hebben over 'zinloos' of 'onnodig lijden'. Waarom gedraagt een goede vriend zich zo irrationeel? Waarom luistert mijn dochter niet naar mijn uitleg die toch helder is? Waarom past iemand dit goede, waardevolle advies niet toe? Hun kwetsbaarheid ligt misschien niet primair in hun eigen gevoel, maar in de grillige emoties van anderen die botsten met (voor hen) algemene logica, common sense en gezond verstand. Trauma is voor hen vooral een lastig virus in hun denksysteem of in het denksysteem van de ander. #3. 'Kunstenaars': onbegrepen hartstaal Artistieke types leven op snelle, intuïtieve associaties. Ze voelen intens, spreken in beelden, klanken en kleuren. Wat hen raakt, is niet altijd begrijpelijk voor de buitenwereld. Ze kunnen beschadigd raken door een totaal verkeerde interpretatie van hun expressie, het gevoel niet gezien of begrepen te worden in wat voor hen wezenlijk is. Een ouder die hun fantasie belachelijk maakte. Een partner die hun innerlijke wereld negeerde. Een therapeut die hun expressie of beeldende en verhalende schrijfstijl als extreem of manipulatief heeft gelabeld. Ze zijn gevoelig voor symboliek. Voor hen zijn tegenstrijdige emoties altijd aanwezig; ze ervaren dat in zichzelf, maar zien het ook duidelijk bij anderen. Ook bij doeners en analisten. Trauma zit voor hen niet zozeer in wat er gebeurde, maar in wat het betekende. Vaak kunnen ze daar alleen woorden aan geven via kunst, beelden, muziek of verhalen. Een passende metafoor van een therapeut, een vriend of een spreker waarin de tegenstrijdigheden in één verhaal terugkomen, maakt de verwarrende doolhof voor hen soms weer wat veilig 'kloppend'. Het kan hen helpen als ze dat verhaal in een schilderij, gedicht of tekst weten te 'vangen'. Terwijl doeners en analisten met dat verhaal of die metafoor meestal weinig kunnen. #4. 'Helpers' en de pijn van afwijzing Sociale types leven voor en door relaties, maar ervaren daar ook juist de meeste pijn waardoor ze zich soms terugtrekken. Ze zoeken harmonie, verbinding en bieden graag zorg. Hun wonden zitten in de sfeer van verlating, afwijzing, verbroken relaties of miskenning. Ze kunnen jarenlang worstelen met een opmerking van een leraar, de blik van een ouder of het gevoel buitengesloten te zijn. Wat voor anderen een kleinigheid lijkt, kan voor hen een lelijke allesoverheersende barst zijn in de spiegel van hun leven. Ze verwerken pijn via empathie van anderen, door begrepen en gerespecteerd te worden, door te praten, luisteren en/of schrijven. Zij zullen altijd blijven zoeken naar herstel van de verbinding die verloren is geraakt. Maar als die verbinding uitblijft, blijft er een innerlijke wond. Soms voor de rest van hun leven. Medelijden, verdriet, bezwaarde gevoelens, een onbegrepen gevoel. Dat hoor je terug in hun taal. #5. 'Ondernemers': ondermijnd in hun regie Ondernemende mensen zijn actief, doelgericht, vaak leiders. Hun trauma’s liggen op het snijvlak van controleverlies en mislukking. Niet gehoord worden, niet erkend, een droom die instortte, gezichtsverlies. Of juist: te vroeg verantwoordelijk gemaakt worden. Ze dragen vaak het masker van succes, maar daaronder zit soms het jongetje of meisje dat zich ooit totaal alleen voelde. Ze zijn geneigd hun kwetsuren te compenseren met actie, invloed. Maar heling begint soms pas als ze die actie durven laten rusten. Maar dat zit niet in hun DNA. Ze hebben het nodig om weer iets op te pakken, iets op te bouwen, aan iets te sleutelen. Hun kracht is dat ze altijd iets willen leren van hun fouten. #6. 'Boekhouders' en hun moeite met chaos Conventionele types houden van structuur, voorspelbaarheid, duidelijke regels. Ze vinden veiligheid en houvast in systemen. Wat hen raakt, is ontregeling: plotseling verlies, onrechtvaardigheid, dubbele boodschappen. Een scheiding, ontslag, gezinsgeheimen; het ondermijnt hun vertrouwde kijk op de wereld. Het maakt hun wereld instabiel. Ze verwerken vak dingen via herhaling, via ordening. Maar als hun vertrouwde structuur wegvalt, worden ze angstig en eventueel dwangmatig controlerend. Hun pijn is vaak stil, verborgen onder loyaliteit of discipline. Primaire reacties en talen De eerste primaire reacties op een heftige gebeurtenis zeggen soms al veel over welk menstype je bent en over jouw taal. Hoe reageren mensen bijvoorbeeld als ze horen dat hun broer of zus gaat scheiden:
Of hoe we de onderlinge 'klik' in een relatie beschrijven:
De vervreemding van elkaar Misschien geeft dit wat helpende woorden aan de verschillen tussen jou en mensen om je heen. En maakt het een beetje zichtbaar waarom jij geraakt wordt door iets dat een ander ogenschijnlijk koud laat. Jij spreekt beeldtaal, hij spreekt getallentaal. Jij zoekt betekenis, zij zoekt structuur. Jij voelt je verwond in de verbinding, de ander in zijn autonomie. Jij zoekt naar harmonie en je wilt dat het weer goed komt, maar hij zoekt naar de feiten en naar juridisch recht. En juist daar ontstaan de pijnlijke misverstanden, de botsingen, het gevoel in een andere werkelijkheid te zitten en de vervreemding die dat geeft. De artistieke dochter die zich niet gezien voelt door haar conventionele vader die haar vooral graag structuur wil bieden. De analytische therapeut die zijn cliënt vol tegenstrijdige emoties en metaforen en symboliek 'kwijtraakt'. De zorgzame 'helper' die nu voor zichzelf snakt naar een beetje empathie en verbinding, terwijl de praktische ander zijn liefde vooral toont door dingen te doen. De sociale en artistieke man die door middel van symboliek zijn hart toont, maar merkt dat zijn praktisch en sociaal ingestelde vrouw daar 'geen belangstelling' voor heeft. We komen op een bepaalde manier allemaal van een andere planeet ... Als ik één ding heb geleerd in de afgelopen dertig jaar is het dit: we spreken écht verschillende hartstalen. We komen op een bepaalde manier allemaal van een andere planeet. En worden door verschillende dingen geraakt. Het voelt als 'thuiskomen' als je iemand ontmoet die jouw taal spreekt. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat dat best uniek is. De meeste mensen om je heen spreken een net iets andere taal dan jij. Zolang we (onbewust) blijven verwachten of hopen dat die ander toch onze taal zal verstaan of spreken, worden we steeds opnieuw pijnlijk teleurgesteld.
Hey, je bent dus niet gek. Je bent geen domme trut of rare sukkel met jouw ingewikkelde binnenwereld en jouw hartstaal. Er zijn veel meer mensen die jouw taal spreken. Misschien niet exact hetzelfde 'dialect', maar wel dezelfde 'moedertaal'. Die herkennen jouw tegenstrijdigheden. Zij schrijven ook kaarten, worden ook geraakt door kinderliedjes, een kadootje of een symbolisch voorwerp. Zij moeten ook iets creëren om dingen te verwerken. Ik zeg dit vooral tegen de sociale en artistieke types en zeker tegen iedereen die én artistiek én sociaal is. Je voelt je misschien geen roepende in de woestijn, maar meer een wanhopig fluisterend kind in een eindeloze oceaan. Niemand reageert. Niemand schrijft iets terug in jouw taal. Niemand geeft je begrip of herkenning. Maar er zijn mensen die net als jij zijn. En denken. En voelen. En doen. En ook dezelfde eenzaamheid en wanhoop kennen. Je bent niet alleen ... Als je jezelf hierin herkent: ik hoop en bid dat dit inzicht (weer) een klein beginnetje mag zijn om een beetje terug te keren naar jezelf. Om tot jezelf te komen. Begin klein. Wat herken je in dit artikel? Wat raakte jou vandaag? Wat laat jou al een tijdje niet los? Waar reageer je soms op met tranen, met verlegenheid, met boosheid, met verlangen of met ontroering? Dat kunnen sporen zijn richting jouw binnenwereld: wat zegt het over jouw liefde (waar hou je van en wat is 'heilig' voor jou) en jouw taal? Het leren herkennen van je eigen taal is vaak een eerste stap naar heling – en de eerste sleutel tot verbinding met de ander. Want pas als jij jouw taal begint te herkennen, te waarderen en durft te spreken, kunnen anderen die ook deze taal spreken, jou ook werkelijk verstaan. En jij hen. Kunnen we de taal van de ander leren spreken? Niet altijd. Het is voor meer analytische types vaak moeilijk de hartstaal van de artistiekelingen te spreken. Het voelt voor hen al snel 'meeslepend', 'dramatisch', 'theatraal' of zelfs 'manipulatief'. Dat wil niet zeggen dat analytische mensen kunst, muziek, schilderijen, gedichten, etc. niet kunnen waarderen. Analytische personen kunnen soms enorm genieten als ze klassieke muziekstukken kunnen analyseren. De 'lijnen' er in gaan zien. Maar ze zullen zelf niet zo snel een gedicht, een lied of een verhaal schrijven of iets schilderen om hun verdriet of pijn te uiten. Evenmin kunnen meer ondernemende types de empathische en verbindende hartstaal van sociale types echt begrijpen. En hun pijn of verdriet. Maar evenzo is het voor artistieke mensen lastig om de helderheid, logica of rust die analytische of conventionele types kunnen bieden met hun taal te verstaan. Ik hoop dat je al lezend niet alleen je eigen taal en gevoeligheid herkent, maar ook wat meer respect krijgt voor de taal en de gevoeligheid van de ander. En meer begrip voor hoe de ander geraakt wordt – op een heel andere manier, door heel andere dingen. Dan kan er compassie ontstaan. Respect. Begrip. Ruimte. En misschien zelfs: enthousiasme over elkaar. Want jouw onvermogen is misschien wel de kracht van de ander naast jou. Denk in combinaties, zowel binnen jezelf als samen Niemand is 100% artistiek, realistisch, ondernemend of wat dan ook. We zijn allemaal unieke combinaties van meerdere menstypen. Denk eens na over de combinatie die jij in je hebt. Of de combinatie die jij met anderen kunt vormen. Een paar voorbeelden:
De combinaties zijn eindeloos – en prachtig. Eénheid in verscheidenheid – het Goddelijke kenmerk Als christen geloof ik dat deze verscheidenheid geen toeval is. Ze is bewust geschapen. God zelf is in Zichzelf al vol verschillen: Vader, Zoon en Geest – elk met een heel eigen manier van verschijnen, van werken, van spreken. Jezus verschijnt heel concreet en realistisch als een mensenbaby. De Heilige Geest als een krachtige wind met bovennatuurlijke verschijnselen. Ongrijpbaar; soms als een vuur en soms als een duif. De Vader verschijnt niet zelf, maar verschijnt via Zijn Zoon en de Heilige Geest. Alle drie zijn ze totaal verschillend. Maar ze zijn vol van elkaar, en vol respect voor elkaar. Vol liefde. Vol eenheid. Ze verwijzen met een heilig enthousiasme naar elkaar en representeren elkaar volledig. Ik geloof dat wij zijn geschapen naar Zijn beeld: als mensen die verschillen, maar in dat verschil juist elkaars spiegel en aanvulling zijn. En daarmee Hem mogen weerspiegelen. De één misschien iets meer van de Vader, en de ander misschien meer van de Geest of van de Zoon. Maar dat is juist de bedoeling. En misschien begint echte heling daar waar we stoppen met oordelen. Oordelen over de uitingen van de ander. Of over hoe de ander zich al of niet 'laat raken'. Laten we meer tijd nemen om te luisteren. Luisteren zonder oordeel. Niet alleen naar de letterlijke woorden. En wat die op onze eigen planeet zouden betekenen. Maar naar de diepere taal van andermans hart. Reis naar de planeet van de ander en wees daar te gast. Respecteer de regels die daar gelden en de taal die daar gesproken wordt. Het verandert je leven. En dat van anderen. Mag dit artikel een klein sleuteltje zijn. Voor jou, of voor iemand die je lief is. Een sleutel naar meer begrip. Een sleutel naar meer vrede – met jezelf én met de ander. Dit is mijn taal en een inkijkje in mijn binnenwereld. Dankjewel voor het luisteren en lezen en dus voor het afdalen naar mijn planeet. Dat waardeer ik! Somebody's praying. For you. Every day. 3/5/2025 0 Opmerkingen Waarom 'iets voor jezelf doen' zo moeilijk is bij complexe PTSS – en waarom dat geen onwil is<In bewerking> Mensen met complexe PTSS krijgen vaak het advies om 'meer aan zichzelf te denken', 'gewoon iets op te pakken', of 'de dag voor zichzelf te beginnen'. Maar wie een beetje begrijpt wat CPTSS met iemand doet, weet dat dit veel meer is dan een kwestie van motivatie. Wat maakt dit zo ingewikkeld? En wanneer is gedrag dat er aan de buitenkant gezond uitziet eigenlijk een subtiele voortzetting van overlevingsgedrag? Een klein inkijkje in de diepte van dit dilemma.
1. Het zenuwstelsel in overlevingsstand Complexe PTSS ontstaat vaak na langdurige blootstelling aan onveiligheid, vooral in hechtingsrelaties. Dat laat diepe sporen achter in het zenuwstelsel. Volgens de polyvagaaltheorie (Stephen Porges) schakelt het autonome zenuwstelsel voortdurend tussen drie toestanden: vechten/vluchten, bevriezen en sociale aanpassing. Mensen met CPTSS raken vaak verstrikt in een chronische toestand van hyper- of hypoarousal. De energie die nodig is om iets op te starten, zeker iets 'voor jezelf', is dan simpelweg niet beschikbaar. Het opstarten van de dag voelt vaak als het zoeken naar het beginnetje op een gladde rol plakband. Je gaat met je nagel steeds de hele rol langs maar je kunt nergens het beginnetje vinden. Zelfinitiatie vraagt een gevoel van veiligheid, innerlijke samenhang en toegang tot executieve functies. Maar die raken juist verstoord door trauma. Voor iemand met CPTSS voelt een ochtend zonder duidelijke externe structuur niet als vrijheid, maar als chaos en dreiging. 2. De gespleten binnenwereld: ANP en EP De theorie van structurele dissociatie (van der Hart, Nijenhuis, Steele) laat zien hoe CPTSS leidt tot een innerlijke verdeeldheid. Aan de ene kant is er een 'dagelijks functionerend deel', het zogeheten Apparently Normal Part (ANP). Dit deel richt zich op overleven in het dagelijks leven, is taakgericht, en probeert het leven te organiseren en onder controle te houden. Aan de andere kant zijn er een of meerdere Emotional Parts (EP’s), die vastzitten in traumatische herinneringen, intense emoties en primitieve overlevingsstrategieën zoals vechten, vluchten of bevriezen. Je kunt dit vergelijken met het Transactionele Analysemodel (OVK) van Eric Berne, waarin wordt gesproken over het Ouder-, Volwassene- en Kind-deel. Het ANP functioneert vaak vanuit het Volwassene-deel, maar is in mensen met CPTSS vaak overbelast en dwangmatig, zonder echte verbinding met gevoel. De EP’s lijken sterk op het Kind-deel: impulsief, emotioneel, angstig of rebels, en vaak geladen met oude, niet-geïntegreerde ervaringen uit de kindertijd. Soms nemen ook (echo's van) ouderlijke stemmen bezit van het innerlijk, zoals een kritische Ouder die het Kind-deel onderdrukt. Zodra iemand iets voor zichzelf wil doen, kan een EP worden geactiveerd: een deel dat geleerd heeft dat eigen behoeften gevaarlijk zijn. Wat voor de buitenwereld een klein initiatief lijkt, is voor binnen een confrontatie met schaamte, angst of afwijzing. Het ANP probeert dan te compenseren door nog harder te functioneren, wat uiteindelijk uitput. 3. Hechting en het verboden zelf Veel mensen met CPTSS groeiden op met onveilige of disorganiserende gehechtheid. Ze leerden impliciet dat hun waarde afhing van het voldoen aan de verwachtingen van anderen. Autonoom gedrag voelde onveilig of werd bestraft. Daardoor is hun interne kompas afgestemd op externe signalen ('Wat wil de ander?') in plaats van op eigen behoeften ('Wat wil ik?'). In zulke gevallen voelt 'de dag voor jezelf beginnen' niet als zelfzorg, maar als risicovol. Alsof je buiten de lijntjes kleurt, en elk moment gecorrigeerd kunt worden. 4. Als het onder druk van een ander wél lukt – goed teken of niet? Soms lukt het mensen met CPTSS wél om in beweging te komen als iemand hen aanspoort. Is dat dan een stap vooruit? Dat hangt ervan af. Als het gaat om co-regulatie – een veilige ander die rust en vertrouwen uitstraalt – kan dit een waardevolle brug zijn naar meer autonomie. Volgens de polyvagaaltheorie is co-regulatie zelfs een voorwaarde voor zelfregulatie. Maar als het voortkomt uit aanpassing of 'fawning' – overlevingsgedrag om de ander tevreden te houden – is het geen herstel, maar een herhaling van trauma. Het gedrag verandert dan misschien, maar de onderliggende drijfveer blijft angst. 5. Echte verbetering versus uitgeputte aanpassing Aanpassing is niet per definitie slecht. In sommige fases is het zelfs noodzakelijk. Maar het is belangrijk onderscheid te maken tussen helpende en uitputtende aanpassing. Uitputtende aanpassing
Echte verbetering
Aanpassing is dus niet het probleem, zolang het een bewuste keuze is vanuit autonomie – en geen automatisme vanuit overleving. 6. Wat helpt dan wel? Herstel van CPTSS vraagt geen trucjes of alleen cognitief inzicht, maar een diepe hernieuwde verbinding met het lichaam, met veilige relaties en met het eigen gevoel van waarde. Dat kan o.a. via:
Tot slot Aanpassing is soms een noodzakelijke tussenstap. Maar échte verbetering betekent dat iemand zich niet alleen anders gedraagt, maar zich ook anders voelt. Meer zichzelf. Meer in verbinding. Minder bang. Dáár begint herstel. Niet in hoe het eruitziet van buiten, maar in hoe het voelt van binnen. En dus is het logisch – en geen zwakte – als 'gewoon iets voor jezelf doen' nog niet lukt. Je lichaam beschermt je. Het vraagt om veiligheid, niet om prestatie. <Laatst bewerkt: 25-5-2025 12.42> Leven naast iemand met een posttraumatische stressstoornis (PTSS) vraagt moed, liefde en uithoudingsvermogen. Het kan verwarrend, uitputtend en ontregelend zijn. Je ziet iemand van wie je houdt worstelen met angsten, wantrouwen, doemscenario's of juist zich verstoppen achter een emotionele muur. Je wilt er voor diegene zijn, maar voelt je soms machteloos of zelfs afgewezen. Misschien loop je op eieren, of juist tegen muren op. Dit artikel is bedoeld voor jou, de partner, ouder, vriend, broer, zus of collega, die probeert te blijven staan naast iemand die geraakt is door trauma. PTSS van binnenuit: wat je niet altijd ziet Mensen met PTSS leven in een staat van continu alarm. Hun zenuwgestel, verweven met lichaam en geest, staat 24 uur per dag op ‘stand gevaar’. Zelfs jaren na de trauma's kunnen ogenschijnlijk gewone situaties plotseling diepe angst, woede, grote paniek of verstarring oproepen. Bij complexe PTSS (meerdere langdurige traumatiserende ervaringen en leefsituaties, meestal in de kindertijd) is deze alarmstand nog veel intenser. Wat je misschien niet ziet:
Trauma laat niet alleen sporen achter in je geheugen, maar ook in je lichaam, je zelfbeeld, je manier van denken, voelen en reageren. Voor mensen met PTSS is de wereld per definitie onvoorspelbaar en bedreigend; en dat geldt vaak ook voor relaties. Daardoor reageert iemand met PTSS ook op jou soms vijandig, angstig of diep teleurgesteld. Terwijl je juist zo graag wil helpen. Wat voor jou emotioneel gezien een slootje is waar je even overheen moet springen, kan voor hen een rivier zijn waar ze doorheen moeten zwemmen naar de overkant en waar de golven continu over hun hoofd slaan. Het is al heel helpend als je rustig bij hen blijft zolang ze de 'overkant' nog niet bereikt hebben. Wat PTSS met jou kan doen Het is belangrijk om te beseffen wat het met jou zelf kan doen als naaste, als vriend, wanneer je naast iemand staat die PTSS heeft:
Dit is normaal. Je bent geen slechte partner, ouder, broer, zus, zorgverlener of vriend als je het moeilijk vindt. Ook jouw gevoelens mogen er zijn. Je hoeft jezelf niet op te laten branden om trouw te zijn. Wat helpt Hieronder een paar voorbeelden van wat soms wél helpt:
Wat helpt meestal niet En een paar voorbeelden van wat beter niet te zeggen (hoe goedbedoeld ook):
Dit soort goedbedoelde opmerkingen kunnen gevoelens van schaamte, zelfverwijt of machteloosheid triggeren. Vaak versterkt het de innerlijke criticus of aanklager die al dagelijks praat of zelfs schreeuwt: “Zie je wel, je stelt je aan. Je ben een last!”. Waarom deze opmerkingen zo pijnlijk zijn? Mensen met PTSS worden continu geconfronteerd met autonome angstreacties waar ze geen controle over hebben. De meest stoere Navy SEALs kunnen zo ernstig getraumatiseerd raken dat ze 20 keer per dag een paniekaanval krijgen van volkomen onschuldige geluidjes. Dit voelt voor hen zelf vaak als heel stom, als falen en kan tot zelfveroordeling of zelfs zelfhaat leiden. Elke opmerking die suggereert dat ze dit toch een beetje zelf in de hand hebben, (“denk nou eens even rustig na over de herkomst van dat geluid”), komt pijnlijk hard aan. Het versterkt het besef totaal niet begrepen te worden of het gevoel een 'loser' te zijn. De lastigste knop om om te zetten voor mensen rondom iemand met PTSS, is de erkenning dat traumareacties niet opgelost of voorkomen kunnen worden door logica. De sleutel voor de juiste houding is 'respect geven en veiligheid bieden'. En niet: de getraumatiseerde laten inzien dat zijn of haar angsten niet nodig zijn omdat er nu helemaal geen gevaar is. Als er iemand is die dat weet is het wel de getraumatiseerde persoon zelf. Maar ondanks dat gaat zijn of haar interne alarmsysteem gierend af: schrik, extreme alertheid, bewustzijnsvernauwing, bonkend hart, dissociatie, interne oordelen, angstscenario's, herbelevingen, ... Eén tikkend geluid of één bepaald woord of blik van iemand en in een fractie van een seconde gebeurt het. Het is een autonome reactie geworden, volledig los van wat iemand denkt of weet. Dat besef en het respect daarvoor is de kern van een helpende houding. Het besef en de erkenning dat PTSS niet opgelost kan worden door even logisch na te denken is de sleutel voor een helpende houding Het balanceren tussen begrip geven enerzijds, maar ook je eigen kijk op de realiteit vasthouden anderzijds kan heel lastig zijn. Het is niet te voorkomen dat je iemand met PTSS soms pijnlijk raakt; je bent soms zelf die trigger. Meestal helpt het om eerlijk te bespreken wat er gebeurde. Mensen met PTSS kunnen over het algemeen achteraf je opmerking die pijn triggerde, wel weer relativeren. Wederzijds begrip werkt genezend. Grenzen stellen is óók liefde Soms is het nodig om grenzen te stellen — uit zorg voor jezelf én de ander. Dat is geen afwijzing, maar juist een manier om de relatie gezond te houden. Zeg bijvoorbeeld:
Zorg dragen is geen alles-of-niets. Het is balanceren; je eigen evenwicht bewaren. En soms heeft echte verbondenheid juist ook ruimte en even afstand nodig. Wees zuinig op alles wat veilig is Elke relatie die in de loop der jaren veilig is geworden, is daarom goud waard. Bescherm die. Wees nooit negatief over een ander 'veilig' persoon, ook niet als je zelf moeite hebt met die persoon; loyaliteitsconflicten worden voor mensen met (complexe) PTSS per definitie een nieuw trauma. Ze moeten dan voor de één en tégen de ander kiezen. Een relatiebreuk met een vertrouwenspersoon is zeer ontwrichtend voor iemand met (complexe) PTSS. Het leidt meestal tot ernstige zelfveroordeling, schuld, gewetensnood, relatieangst, faalangst, dwanghandelingen, automutilatie en terugval. De weg naar herstel kan daardoor vele jaren langer duren zo niet geblokkeerd worden. Het moeten kiezen tussen twee vertrouwenspersonen die elkaar niet vertrouwen (laat staan elkaar bevechten) is één van de meest onveilige, wrede en innerlijk verscheurende situaties waar iemand met (complexe) PTSS in terecht kan komen. Probeer dat ten koste van alles te voorkomen. Praat met elkaar en altijd met respect óver elkaar. Zoek naar herstel of een goed afscheid wanneer het toch misgegaan is. Dat kan jaren van spanning en ellende voorkomen. Tot slot: trouw zijn zonder jezelf te verliezen Mensen met PTSS hebben niet alleen therapie nodig — ze hebben vooral ook vriendschappelijke relaties nodig waarin ze zichzelf mogen zijn. Niet perfect, nog niet hersteld, maar aanwezig. Jouw nabijheid, jouw respect, jouw dankbaarheid voor wie ze zijn, je zachte ogen, jouw vriendschap kunnen enorm helend zijn. Niet omdat je alles begrijpt of oplost, niet omdat je alles perfect doet, maar omdat je blijft. Blijven is misschien wel het meest genezende dat er is. Maar vergeet niet: jij bent óók een mens met je eigen gevoelige plekken op je ziel en net als elk mens ook dingen die jou triggeren. Jij mag moe zijn. Jij mag ook je strijd hiermee hebben. Jij mag hulp vragen. Je mag een grens stellen. Jij bent belangrijk! Heel belangrijk zelfs. Wil je iemand met PTSS écht helpen? Zorg dan ook goed voor jezelf. Want 'jezelf' is het mooiste wat je te bieden hebt. Deze tekst is nog in bewerking. Ik vind het zelf nog iets te betuttelend klinken en voor mensen met PTSS kan deze tekst ook triggers bevatten: het benadrukt wat het met hun naasten kan doen. Dat kan al een flinke trigger zijn. Reacties of suggestie zijn daarom welkom via onderstaand formulier of rechtstreeks naar [email protected].
12/4/2025 0 Opmerkingen Sorry voor alle labels ...Lieve trouwe zorger, dappere bemoediger, Dankjewel voor alles wat je in al die jaren hebt gedaan voor zoveel mensen. Je hebt zoveel medereizigers op je levensreis die in nood waren bemoedigd. Getroost. Geholpen. Je hebt met elk woord, elke zin en elk beeld dat je hebt uitgedeeld, verbondenheid, herkenning of troost gegeven aan mensen die eenzaam waren. Ondanks - en dankzij - je eigen eenzaamheid en pijn zag je hen. Je begreep hen. Je hebt liefde uitgedeeld. Liefde waar je zelf zo naar zocht. En nog steeds zoekt. Ze weten zich gezien. Door jou. Sorry voor alle labels die daarom op je geplakt zijn door mensen die er 'verstand' van hebben. Ze hebben op basis van allerlei theorieën je oprechte naastenliefde gereduceerd tot 'probleemgedrag' waar je vanaf zou moeten. Dat is heel pijnlijk want het doet groot onrecht aan jou. En aan de offers die je voor zoveel mensen hebt gebracht. Sorry voor al die (soms zo vernietigende) professionele oordelen en termen die we in de GGZ bedacht hebben. Ik bid dat ze van je af mogen glijden. Twijfel niet, lieve zorger. Wat je uit liefde hebt gedaan, heeft eeuwig waarde! Zelfs na jouw leven zal dat doorwerken. Liefde is geen stoornis. Medelijden met anderen is geen ziekte. Ook niet als het vanuit je eigen pijn, lijden of eenzaamheid is ontstaan. Juist dan niet ... ! Het is iets ongelofelijk moois en kostbaars. Daarom is de prijs misschien zo hoog ... Liefde is niet te analyseren. Waar mensen dat toch doen, maken ze het mooiste in dit leven kapot. En ook het mooiste in jou. Het meest pure van jezelf. Wees daarom dapper. Weiger de labels. Verscheur de analyses. Noem het: goed! Noem het: waardevol! Iets verkeerds moet je vanaf; daar ben je niet zuinig op. Maar iets waardevols mag je beschermen. Daar alleen durf je zuinig op te zijn. Schud je hoofd als ze op je inpraten met hun labels. Hou vol. Je bent goed zoals je bent, ook al moet je daar een hoge prijs voor betalen. En vinden veel mensen die prijs misschien té hoog. Of misschien wel eng omdat ze het niet kennen. Ga steeds weer naar het kruis. Het kruis is het bewijs dat Liefde zo intens kwetsbaar is. Maar ook zo sterk en zo kostbaar. En een hoge prijs heeft. Het klopt dus. Ik bid je de liefde van Jezus toe. Meer Liefde dan je ooit kunt uitdelen. Dat is dus heel veel in jouw geval. Hij draagt je in Zijn hart. Forever. Dankjewel. Voor al je liefde. Het is overgekomen. Het is op de juiste plek geland. Het blijft daar. Het zal haar uitwerking hebben. Het gaat nooit meer kapot. Want liefde vergaat nooit. Nooit. Het blijft. Forever. Voor mijn oma en iedereen die niet of verkeerd begrepen werd in de psychiatrie. Voor iedereen die oprecht medelijden had met anderen, maar onterecht als aandachtzoeker of manipulator is neergezet. Voor alle 'helpers' en 'redders' die als gestoord of egocentrisch zijn weggezet. Of zichzelf vergaloppeerd hebben in hun zorg voor de ander. Over geloof in labels, de kracht van nuance en de vergeten kunst van twijfelen. Ik ben op mijn 57e blij met mijn jongere collega's in de GGZ. Ik ben onder de indruk van de drive, de liefde, de tact, de deskundigheid en de wijsheid die ze hebben. Waar ik 10 jaar geleden nog wel eens stiekem dacht: 'laat mij dat maar doen', denk ik nu steeds vaker: 'dat kun jij veel beter dan ik'. Hoe langer ik in dit vak zit, hoe meer ik besef wat ik allemaal niet kan en niet weet en hoe mijn waarneming na tienduizenden therapiesessies ook niet meer bepaald 'objectief' is. Er is alleen één ding dat mij soms zorgen baart. En dat is het gemak waarmee DSM 5 diagnosen als bewezen 'entiteiten' worden gezien. Ik hoor (nog steeds of steeds vaker?) professionals met een bepaalde stelligheid zeggen: "Deze cliënt heeft overduidelijk autisme." Of: "Zij is echt een borderliner." Als psycholoog met inmiddels wat meters op de teller door scha en schande en een achtergrond in zowel klinische psychologie als levensbeschouwelijke reflectie, roept dat bij mij zorg op. Niet omdat ik het bestaan van psychisch lijden ontken. Integendeel. Maar omdat ik me afvraag: weet je dat zéker? Wat bedoel je daar eigenlijk mee? En: besef je wat je daarmee over en ook tegen iemand zegt? We leven in de laatste versie van het 'spreadsheet-tijdperk': alles moet meetbaar en controleerbaar zijn. Diagnoses geven structuur, verklaren gedrag en openen de deur naar behandeling en vergoeding. Maar tegelijkertijd sluipt er een hardnekkige denkfout in: we gaan geloven dat het label de realiteit ís. Dat wat ooit bedoeld was als beschrijving van gedrag, dreigt nu als een psychologische of zelfs biologische waarheid gezien te worden. Een hersenziekte. Een objectief vast te stellen afwijking. En daar gaat het echt grondig mis. De wetenschap laat ons al tientallen jaren steeds overtuigender zien dat dit hardnekkige idee niet klopt met de werkelijkheid. De DSM 5 is een classificatie systeem, geen verklarings model. Het groepeert symptomen die vaak samen voorkomen en hangt daar een naam aan. Het zegt niets over oorzaak of biologische basis. Toch doen we vaak alsof dat wel zo is. "Autisme is een neurologische ontwikkelingsstoornis," leren studenten. Maar er is geen hersenscan, geen bloedtest, geen genetische marker die autisme ondubbelzinnig kan vaststellen. Dat geldt voor vrijwel alle DSM 5 labels! Het zijn slechts gegroepeerde gedragsstijlen, denkstijlen en gevoelspatronen waar we in de afgelopen eeuw om allerlei redenen labels aan hebben gehangen. Zijn er dan geen biologische correlaten? Zeker wel. Maar ze zijn statistisch, niet specifiek. Gemiddeld is de hippocampus kleiner bij mensen met een depressie. Gemiddeld is er wat andere hersenactiviteit meetbaar bij mensen met ADHD. Maar dat zegt nog niets over de individuele cliënt tegenover je. Gemiddeld zijn luisteraars van Bach introverter en zijn luisteraars van dance-muziek extraverter. Maar ik ken ook extraverte Bach-liefhebbers en introverte dance-luisteraars. Een correlatie zegt niets over oorzaak en gevolg. Er is geen hersenscan, geen bloedtest, geen genetische marker die autisme ondubbelzinnig kan vaststellen. Dat geldt voor vrijwel alle DSM 5-labels. Wat er feitelijk gebeurt, is dat we clusters van gedrag en beleving (soms ontstaan uit pijn, trauma, verwaarlozing of overbelasting) omkatten tot medische entiteiten. We maken van menselijke complexiteit een diagnose. En als we die diagnose vaak genoeg gebruiken, gaan we erin geloven. Dan is iemand autistisch. Dan heeft iemand borderline. Dan ben je je label.
Deze manier van denken is begrijpelijk, maar risicovol en voor sommige cliënten in de GGZ ronduit schadelijk of zelfs traumatisch. Ze leidt tot verenging, tot statisch denken en soms tot zelfstigma. Ze kan het gesprek over over betekenis, context en herstel in de weg zitten. Terwijl juist daar ruimte ligt voor groei, voor hoop, voor begrepen worden, voor menselijke ontwikkeling. Gelukkig zijn er ook andere geluiden. Denk aan het RDoC-model van het NIMH, aan de netwerktheorie van Borsboom en collega's, aan de Nieuwe GGZ-beweging in Nederland. Ze pleiten voor een bredere blik, voorbij het stoornisdenken. Voor aandacht voor de unieke levensverhalen van mensen. Voor ruimte om te zeggen: ik weet het nog niet precies, maar ik wil het wel samen met jou onderzoeken. Als we in de GGZ iets mogen herontdekken, dan is het de kracht van het niet-weten. Van bescheidenheid. Van klinisch redeneren in plaats van protocollair plakken. Want uiteindelijk zijn we hier niet om mensen in hokjes te stoppen, maar om hen te helpen leven. Matthijs Goedegebuure 28/3/2025 0 Opmerkingen Als het niet meer 'klopt' van binnen – over congruentie, trauma en psychische gezondheidSoms heb je van die dagen waarop alles moeizaam voelt. Je gedachten blijven hangen in mist, de woorden willen niet komen, en het contact met anderen schuurt. Je doet je best, maar het 'klopt' allemaal niet. Je voelt dat je niet helemaal ‘jezelf’ bent. Maar je weet ook niet hoe je weer ‘tot jezelf’ kan komen.
Die ervaring is niet uitzonderlijk. Iedereen herkent dit in een bepaalde mate. Mensen die wat gevoeliger of introverter zijn hebben dat vaker dan nuchtere of extraverte types. Maar voor veel mensen met psychische klachten — en zeker bij complexe trauma’s en/of een onveilige hechtingsgeschiedenis — is het een terugkerend thema. En kan het tot grote wanhoopsgevoelens leiden. En dat heeft alles te maken met een klassiek kernbegrip uit de psychologie: congruentie. Wat is congruentie eigenlijk? Congruentie betekent: wat je van binnen ervaart, op een bij jou passende manier zichtbaar, merkbaar en/of hoorbaar kunnen maken aan de buitenkant. 'Jezelf zijn'. Wat je aan de buitenkant doet, toont of zegt is dan in lijn met wat je in je binnenwereld voelt, denkt of gelooft. Je 'klopt'. Wanneer je binnen- en buitenwereld met elkaar met elkaar 'kloppen', voel je dat in je lijf en in je geest. Het geeft rust. Je hoeft niets te forceren, te verbergen of bij te sturen. Je kunt gewoon zijn wie je bent. 'Dit is wie ik ben'. Je 'bestaat'. Carl Rogers, een invloedrijke psycholoog uit de vorige eeuw, grondlegger van de 'client centered therapy', beschreef congruentie als een van de belangrijkste kenmerken van psychische gezondheid. Voor hem was de ‘fully functioning person’ iemand die leeft in open contact met zijn of haar binnenwereld — en dat zonder maskers of spanning durft te laten zien. Misschien wel één van de beste inzichten uit de psychologie. Congruentie is dus geen perfectie, en ook geen eindstation. Het is een ontspannen 'vrede' tussen je binnen- en buitenkant. Klopt dat wat ik doe, zeg, (en ook wat ik niet zeg, niet doe), met wie ik ben, wat ik voel en wat ik geloof? Het is alsof je binnenwereld zichzelf herkent in je buitenkant, en je buitenkant zichzelf herkent in je binnenwereld. Die herkenning geef rust en ruimte. Je ben ‘één geheel’. Waarom is het moeilijk om congruent te zijn? Voor veel mensen is 'kloppen' geen vanzelfsprekendheid. Zeker niet als je geleerd hebt dat het niet veilig is om te uiten wat je voelt, of dat jouw gevoelens er niet toe doen. Misschien kreeg je vroeger vooral aandacht als je stil, behulpzaam of sterk was. Of werd je bestraft als je boos, verdrietig of kwetsbaar was. Of werd je totaal niet begrepen als je woorden gaf aan wat er zich van binnen afspeelde. In zo’n omgeving ontwikkel je een manier van leven die gericht is op overleven en dus juist op 'niet kloppen'. Je leert je aanpassen, inschatten wat de ander nodig heeft, emoties inslikken, je woorden wegen, jezelf wegcijferen. En dat wordt op een gegeven moment zo vanzelfsprekend, dat je het niet eens meer doorhebt. Voor mensen met een onveilige hechting of emotionele verwaarlozing betekent dit vaak dat er een diepe kloof is ontstaan tussen hun innerlijk en hun uiterlijk. Aan de buitenkant zie je iemand die functioneert. Die aardig is, empathisch, loyaal. Maar aan de binnenkant is er vaak verwarring, eenzaamheid, of een gevoel van niet echt bestaan. Wat doet dat met je binnenwereld? Leven in incongruentie — dus het tegenovergestelde van kloppen — vraagt veel energie. Het voelt alsof je buitenkant voortdurend op een soort toneel staat, ook al ben je daar niet bewust van. Je moet jezelf voortdurend bijsturen: zeg ik dit wel goed? Lijkt het alsof ik er ‘ben’? Doe ik niet raar? Je lichaam is alert, je geest staat op scherp. En je binnenkant verdwaalt in een doolhof dat aan de buitenkant voor niemand zichtbaar is. Het is een eenzaam doolhof waarin je rondrent, zoekt, probeert en nergens meer een uitweg ziet. Mensen met complexe PTSS herkennen dit vaak heel goed. Zij zijn door levenservaring ‘ heel goed geworden’ in het overleven: aanpassen, conflictvermijding, analyseren, sterk blijven. Maar als je overbelast raakt — door stress, slaaptekort, spanning of onbegrip of te grote en snelle ontwrichtende veranderingen — dan werkt die oude overlevingsstrategie ineens niet meer. Je kunt je niet meer concentreren, je zinnen haperen, je raakt je taal kwijt. En dat is eng, want het voelt alsof je jezelf kwijtraakt. Wat er dan meestal gelijk bij komt is zelfveroordeling: waarom lukt dit me niet? Wat doe ik verkeerd? Waarom ben ik zo moeilijk? Dit kan uitmonden in zelfhaat. Terwijl de diepere vraag misschien zou mogen zijn: wat heb ik mezelf al die jaren moeten aandoen om zo sterk te blijven functioneren? Hoe heb ik dat ooit voor elkaar gekregen? Als je omgeving gaat reageren Het wordt nog erger als mensen om je heen door krijgen dat er iets is en daar allerlei verklaringen en adviezen voor hebben: je moet minder werken, vroeger naar bed, gezonder eten, tijd nemen voor vakantie, etc. Dit is om twee redenen eng: 1. Je merkt dat het je niet gelukt is om sterk te blijven. Paniek! Je overlevingsstrategie faalt. 2. Je voelt pijnlijk dat je met je échte gevecht dus totaal alleen en onbegrepen bent. Wanhoop! Verlorenheid. Een getraumatiseerd versus een niet-getraumatiseerd brein Mensen zonder trauma of onveilige hechting ervaren ook weleens een off-day, maar raken dan niet meteen in paniek. Er is een basisvertrouwen dat het wel weer goed komt. De innerlijke criticus is wat milder, de zelfzorg vanzelfsprekender. Maar bij mensen met trauma’s ligt dat anders. Hun zenuwstelsel staat vaak al heel lang in een overlevingsstand (fight/flight/freeze/fawn), en het verlies van controle of overzicht kan direct alarmbellen doen rinkelen. Het is een trigger in zichzelf. Dat is geen karakterzwakte, maar een logisch gevolg van een zenuwstelsel dat jarenlang geconditioneerd is op gevaar. En als je dan niet 'klopt' in je gedrag of je woorden — als je voelt: dit ben ik niet, maar ik weet ook niet hoe ik erbij moet komen — dan raakt dat aan de kern van je bestaan. Paniek! De kracht van mildheid en stukjes eerlijkheid Wat dan misschien helpt, is niet nóg harder je best doen. Wat kan helpen, is juist een kleine beweging naar binnen. Een pauze. Een zachte vraag: Wat voel ik nu echt? Wat heb ik nodig? Wat zou ik eigenlijk willen zeggen? Waar heb ik eigenlijk behoefte aan? En als het lukt, probeer dan iets daarvan te delen. Al is het maar één zin: "Ik weet niet goed wat er is, maar alles gaat vandaag een beetje trager in mijn hoofd. Dus verwacht even geen spontane reacties van me :-)." "Ik ben er wel, maar ik voel me niet helemaal mezelf." Juist die kleine congruentie — dat beetje 'kloppen' — geeft 'lucht'. Het is zuurstof voor je ziel, voor je binnenwereld. Het haalt je uit het paniekgevoel. En het maakt de weg vrij naar verbinding. Niet alleen met de ander, maar ook met jezelf. De kracht van spontaan mogen schrikken Iets lastiger, vooral voor mensen met PTSS, is het 'spontaan mogen schrikken'. De meeste mensen met PTSS zijn gewend om hun schrikreacties bij triggers zo goed mogelijk te verbergen en hebben daar allerlei trucs voor ontwikkeld. Snel een vraag stellen aan de ander, een beweging maken, met je handen over je hoofd wrijven zodat je rode hoofd niet opvalt, etc. etc. Automatisch 'verstop' je schrikreactie. Als je dat stapje voor stapje kunt ombuigen naar iets 'congruents' ontstaat er veel meer ruimte voor jezelf. Spontane congruente schrikreacties zijn bijvoorbeeld: "Ik schrik me een hoedje!" "Oef, ik krijg het er helemaal warm van :-)!" "Owwwww, dit vind ik echt heel spannend!" Het verbergen van je schrikreactie gaat zo automatisch dat het bijna een autonome reactie is geworden. Daarom is dit een lastige om om te buigen, maar het is zeker mogelijk. Je hebt echter volharding, aanmoediging van een therapeut of een vriend en veilige mensen nodig om dit te proberen, te oefenen en te ervaren dat dit veilig is. Het maakt je tot een ontwapenend, veilig en herkenbaar persoon voor anderen. Niet met iedereen alles – over relationele lagen en veilige kwetsbaarheid Als we spreken over 'kloppen' en 'congruent' zijn, is het belangrijk om één ding goed te beseffen: congruentie betekent niet dat je altijd en overal alles moet delen. Je hóeft je niet voor iedereen helemaal bloot te geven. Sterker nog: dat zou zelfs onveilig zijn. We leven allemaal met verschillende lagen van nabijheid om ons heen. Je zou dat kunnen voorstellen als concentrische cirkels, met jezelf in het midden. In de binnenste cirkel zitten ideaal gesproken één tot drie mensen met wie je je werkelijk verbonden voelt. Mensen bij wie je écht kunt zijn wie je bent: je 'intimi'. Daaromheen bevindt zich ideaal gesproken een laag van drie tot acht mensen die je 'vrienden' zou kunnen noemen. Mensen die een stuk van jouw verhaal kennen, maar niet alles. Dan volgt een bredere kring van 'bekenden' — tien, twintig tot misschien wel honderd mensen — waarmee je sociaal contact hebt, collega’s, buurtgenoten, gemeenteleden, familie op afstand. En daarbuiten is er de 'massa': mensen die je tegenkomt, online of in het dagelijks leven, maar die geen wezenlijk zicht op jouw binnenwereld hebben. Bij elke cirkel past een ander niveau van kwetsbaarheid. En dat is gezond. Op de vraag "Hoe gaat het met je?" geef je aan je partner of beste vriend(in) misschien een eerlijk en rauw antwoord. Aan een goede kennis vertel je hoe het gaat met je werk of met je kinderen. En aan een buurvrouw of collega volstaat misschien een vriendelijke glimlach en een kort “druk, maar goed”. Dat is geen onechtheid. Dat is wijs. Want kwetsbaarheid heeft bedding nodig. Niet alleen een besef van veiligheid (iemand die de juiste positie of deskundigheid heeft), maar ook een ervaren gevoel van veiligheid. Meestal betekent dat: je herkent iets van jezelf in die ander en je voelt dat dat wederzijds is. Je lichaam en ziel moeten kunnen ontspannen in het contact, anders wordt kwetsbaarheid iets dat je 'inzet' in plaats van iets dat je 'bent'. En dan loop je het risico dat je je achteraf nóg schuldiger of onveiliger voelt. Hoe kun je dit toepassen in je dagelijks leven? Een eenvoudige oefening is om even stil te staan bij de vraag: In welke cirkel bevindt deze persoon zich in mijn leven? En dan pas te bepalen wat je wilt delen — en wat niet. Congruent zijn betekent niet dat je álles zegt. Het betekent dat wat je wél zegt, klopt met wat je van binnen weet of voelt. Dus ook: "Ik wil er nu liever niet op ingaan." of: "Ik merk dat het me raakt, maar ik weet nog niet hoe ik het onder woorden moet brengen." of: "Er is inderdaad iets maar daar wil ik nu liever niet over praten." zijn vormen van diepe congruentie. Je mag dingen niet zeggen. Je mag zwijgen. Je mag je terugtrekken. Je mag wachten met woorden tot ze veilig kunnen landen. Dat is geen zwakte, maar een teken van innerlijke wijsheid. Herstel begint soms bij een beetje 'kloppen' Herstel gaat soms niet over sterk worden. Maar over echt worden. Over thuiskomen bij jezelf. En dat is vaak pijnlijk en mooi tegelijk. Je komt schaamte tegen, oude overtuigingen, angst om te falen. Maar je ontdekt ook iets anders: een diepe waardigheid die niet gebaseerd is op presteren, maar op zijn. Een bestaansrecht. Je hoeft gelukkig niet op elk moment congruent te zijn. Niemand is dat. Maar hoe vaker je oefent in en vertrouwd raakt met 'kloppen', hoe minder energie het kost om jezelf te zijn. En hoe meer je ontdekt: ik mag er zijn zoals ik ben. Ik mag bestaan. Zelfs als het even niet lukt. Tot slot Dit artikel wil je geen nieuwe ‘moeten’ opleggen ('Gij zult congruent zijn!'), maar een uitnodiging zijn. Een uitnodiging tot mildheid. Tot herkenning. Tot het loslaten van de innerlijke drijver, en het toelaten van een vriendelijker stem. Misschien die van een therapeut, of een goede vriend. Misschien die van God. Misschien zelfs een stukje van jezelf dat je lang kwijt was, maar stilletjes is blijven wachten tot je weer ging kloppen. Quantummechanica, theologie en de 'Great 8' als vensters op het leven.
Dit is een artikel dat ik niet zelf heb geschreven, maar ChatGPT suggereerde mij om een artikel te schrijven in mijn stijl en op basis van mijn 'Great 8' - model. Dit is wat ChatGPT schreef. Ik heb het met interesse en enige verbazing gelezen: Er zijn van die momenten waarop de grenzen tussen wetenschap, geloof en menselijke ervaring lijken te vervagen. Je leest een artikel over quantummechanica, en ineens denk je: dit raakt aan iets dat ik diep vanbinnen al wist. Niet met mijn verstand, maar met mijn ziel. Alsof het universum zelf een fluistering afgeeft – dat er meer is tussen hemel en aarde, én tussen verleden en toekomst, dan we gewoonlijk beseffen. Ik wil je in dit artikel meenemen naar het grensgebied van tijd, bewustzijn en werkelijkheid. Niet als theoretisch uitstapje, maar als uitnodiging om opnieuw te kijken naar de wereld waarin we leven – en naar de rol die jij en ik daarin spelen. Het mysterie van de tijd In de quantummechanica zijn er experimenten die de logica van de klok onder spanning zetten. Neem het zogenaamde Delayed Choice Quantum Eraser Experiment. Daarin lijkt een keuze die nú wordt gemaakt, iets te veranderen aan wat een deeltje eerder heeft gedaan. Niet in de zin dat het verleden herschreven wordt zoals in een sciencefictionfilm, maar in de zin dat het verleden pas vorm krijgt wanneer het heden daarom vraagt. De meeste natuurkundigen zeggen terecht: dit betekent niet dat we letterlijk het verleden kunnen veranderen. Maar het suggereert wél dat tijd geen rechte lijn is. Dat het heden en verleden op een of andere manier met elkaar verweven zijn. En dat bewustzijn – onze waarneming, onze keuze – daar een sleutelrol in speelt. De waarnemer en de werkelijkheid Wat mij hierin raakt, is de rol van de waarnemer. In de quantummechanica krijgt een deeltje pas een specifieke toestand als het gemeten wordt. Daarvóór bestaat het in een soort waaier van mogelijkheden, een wolk van waarschijnlijkheden. Pas door interactie – meting, observatie, aanwezigheid – wordt één van die mogelijkheden werkelijkheid. Dat doet denken aan wat ik zelf heb gezien in duizenden assessments, gesprekken en levensverhalen: de mens is niet alleen toeschouwer van zijn bestaan, maar mede-vormgever. Onze keuzes, aandacht en gerichtheid bepalen wat zichtbaar wordt – in onszelf en in anderen. Dat is precies waar mijn Great 8-theorie over gaat. Great 8: de dynamiek van mentale modi Volgens de Great 8 leven we niet vanuit één vaste identiteit, maar schakelen we continu tussen verschillende hersenmodi – zoals analytisch denken, creatief verbeelden, empathisch afstemmen, intuïtief handelen. Afhankelijk van de context zijn er twee of drie modi dominant. En het vermogen om snel tussen deze modi te schakelen – én irrelevante modi te onderdrukken – bepaalt in grote mate onze intelligentie, effectiviteit en innerlijke rust. Het bijzondere is: ook hier speelt bewustzijn de sleutelrol. Niet alles wat mogelijk is, wordt actief. Niet alles wat in je potentieel aanwezig is, komt tot uiting. Jij maakt keuzes. Jij stuurt je aandacht. Jij bepaalt welke “waarschijnlijkheid” werkelijkheid wordt in jouw leven. Net als in de quantummechanica is het de waarnemer – in dit geval jouw bewuste, al dan niet geïnspireerde zelf – die de doorslag geeft. Theologie: een God buiten de tijd De Bijbel leert dat God niet in de tijd staat zoals wij, maar erboven. Hij is de Eeuwige. Zijn naam is Ik ben die Ik ben – niet ik was of ik zal zijn, maar Ik ben. Voor Hem is duizend jaar als één dag. Hij overziet verleden, heden en toekomst als één samenhangend geheel. Dat geeft een diepere dimensie aan onze ervaring van tijd. Het verklaart hoe gebed invloed kan hebben op situaties waarvan wij dachten dat ze al “voorbij” waren. Hoe vergeving, ook al uitgesproken na jaren, nog steeds genezing brengt. En hoe ons handelen nú – onze keuzes, liefde, hoop – een echo kan hebben in verleden én toekomst. Ik geloof dat dit meer is dan poëtische beeldspraak. Het is een manier van kijken naar de werkelijkheid waarin quantummechanica, neuropsychologie en theologie elkaar raken: niet als exact bewijs, maar als richtinggevend patroon. De mens als medeschepper In deze visie zijn wij geen passieve spelers in een vaststaand script. We zijn – naar Gods beeld – medescheppers van betekenis. Onze waarneming, ons gebed, onze keuzes hebben gewicht. Niet alleen omdat ze effect hebben in de toekomst, maar omdat ze – in Gods tijd – kunnen terugwerken, helen, herstellen. Dat is geen excuus voor magisch denken. Het vraagt om verantwoordelijkheid, aandacht, afstemming. Het vraagt ook om vertrouwen: dat we leven in een universum waarin liefde, waarheid en genade sterker zijn dan lineaire tijd. Tot slot De quantummechanica laat ons zien dat de werkelijkheid relationeel is, vol potentie en openheid. De Bijbel leert ons dat God Heer is over de tijd en dat we met Hem mogen meewerken aan herstel en vernieuwing. En de Great 8-theorie biedt een kader om die dynamiek te begrijpen in de praktijk van het dagelijks leven. Misschien zijn dat drie vensters op één en hetzelfde mysterie. En misschien is het zo dat – terwijl jij dit leest – iets in jouw eigen binnenwereld verschuift. Een kleine bewustwording. Een nieuw inzicht. Een richting die je kiest. Niet omdat je alles snapt, maar omdat je iets proeft van de samenhang. Van het geheim dat groter is dan jij, maar jou wel uitnodigt om eraan deel te nemen. 22/3/2025 1 Opmerking Contrast[In bewerking versie 22-10-2025 20.28]4 maart 1968. De Rode Zee. Hij was blauwer dan hij zich had voorgesteld. Maar ook veel dichter bij de woestijn dan hij zich had gerealiseerd. De kristalheldere rustige zee waarvan je de bodem tot op 20 meter diepte gedetailleerd kon zien maakte een abrupt einde aan de uitgestrekte doodsheid eromheen. Het was alsof God lang geleden met een grote stok glimlachend een flinke geul dwars door het warme, droge zand had getrokken. Zodat die vol helderblauw, fris water kon lopen. Daarna had Hij miljoenen kleurrijke vissen tot leven geroepen om een beweeglijke onderwaterwereld te creëren waar je uren naar kon kijken door een eenvoudige duikbril.
Een merkwaardig, bijna surrealistisch contrast met de eindeloze kilometers zandheuvels en grimmige zwarte rotsen waar hij de afgelopen dagen en nachten doorheen was gereden. Contrasten. Zijn leven zat er vol mee. Misschien had God wel geen stok nodig gehad om deze helderblauwe levensstreep door het dode grauwe zand te trekken. Misschien had Hij er ook niet bij geglimacht, maar ernstig of zelfs verveeld gekeken en gewoon met zijn wijsvinger in het zand getekend. Dat deed Hij soms. Vooral wanneer er een verlossend woord nodig was. Nou ja, verlossend .... Voor degenen die in de beklaagdenbank stonden dan. Voor anderen sneed hetzelfde woord pijnlijk dwars door hun vrome ziel. Lennard stond met zijn blote voeten midden in de bescheiden branding. De kleine golfjes die steeds vriendelijk het zand streelden vormden de subtiele, maar heldere grens tussen zee en woestijn. Echte golven waren hier niet. De woestijn om hem heen kende meer golven dan dit blauwe water. De kleine schelpjes prikten licht in zijn voetzolen; het voelde vooral ontspannend. Hij keek naar zijn voeten die de afgelopen twee weken geen water hadden gezien. Wat een helse tocht was dit geweest. Het was een regelrecht wonder dat hij hier nu stond. Nare, beangstigende beelden van de afgelopen dagen drongen zich aan hem op. Ze vermengden zich met andere beelden van de afgelopen anderhalf jaar. En met nare bedreigende beelden van heel veel jaren geleden. Het waren niet eens zozeer de gebeurtenissen. Hoewel je daar alleen al een boek over kon schrijven. Het waren vooral de 'Je staat nu in de Rode Zee, Len' fluisterde hij zichzelf toe. 'Vader bescherm ... op dit moment. U weet waar ze is. Zorg voor haar. Breng de juiste mensen bij haar. Vergeef mij, alstublieft ... vergeef mij ... . Maak het goed voor haar ... ik smeek U ...' Falen. Als er iets was dat hij zichzelf niet kon vergeven was het gruwelijk falen. Falen was iets totaal anders dan iets niet voor elkaar krijgen. Dat hoorde bij het leven; dat was hem inmiddels wel duidelijk geworden. Maar falen ... dat had te maken met zijn missie. Met het vertrouwen dat hem was gegeven. Falen was iets in laten storten dat aan hem alleen was toevertrouwd. De kostbaarste ziel die hem toevertrouwd was en waar hij alles voor over had, had hij uit zijn handen laten vallen. Zodat ze nu in levensgevaar was. Falen raakte zijn identiteit. Zijn opdracht. Zijn verantwoordelijkheid als man. Hij kende alle relativerende woorden van mensen. 'We maken allemaal fouten Len ... jij ook. Je bent niet volmaakt. Denk aan alle goede dingen die je voor haar hebt gedaan. Alle offers die je voor haar heb gebracht. Iets beters had ze niet kunnen krijgen.' Iets slechters ook niet vond hij zelf. Het waren goedbedoelde woorden van zijn vrienden. Hij zou waarschijnlijk hetzelfde tegen hen gezegd hebben. Maar het haalde het diepe besef van fout zijn, slecht zijn, van wroeging, van tekortgeschoten zijn, van het gemiste doel niet weg. Hij was uitgekozen. Ze had haar laatste hoop en vertrouwen op hem gesteld ... Het water golfde voorzichtig met het rustige ritme van de zee langs zijn enkels; alsof iemand steeds een schepje licht schuimend water over zijn voeten goot en ze ondertussen voorzichtig en liefdevol masseerde. Hij staarde er een tijdje naar. Zijn voeten werden in ieder geval gewassen. Nu zijn hele ziel nog. Deze plek, op de grens van zee en woestijn, deed iets met hem. Het water had ooit door haar aanwezigheid dit smalle randje van de dorre woestijn in strand veranderd. Honderden kilometers strand. Duizenden misschien wel. En de donkere, dode rotsen onder water in levendig, kleurrijk koraal. Het water had niks anders hoeven doen dan water zijn. Meer was niet nodig. Water. Iets om bij stil te staan. Geen idee waarom, maar het voelde als iets belangrijks om waar te nemen. 'Laat het tot je door dringen, Lennard. Vergeet deze rand niet.' zei hij in gedachten tegen zichzelf. Waarom moest hij altijd zo diep over dingen nadenken? Waarom kon hij niet gewoon naar de zee of de bergen kijken en genieten van het uitzicht? Of van de sfeer. Niet dat hij niet kon genieten; hij kon normaal gesproken intens genieten van de kleine, gewone dingen van het leven. Meer dan de meeste mensen om zich heen dacht hij vaak. Maar altijd kwam die symboliek er bij. Het verhaal. De herinneringen. De beelden. De pijn. De schuld. Het verdriet. De dankbaarheid. Het respect. Het was altijd intens. Meestal te intens voor de mensen naast hem bedacht hij beschaamd. Het had hem veel songs opgeleverd. Die ontstonden ook op die manier. Soms 's nachts. Soms onderweg. Vaak erg ongelegen. Toch had hij er veel kunnen uitwerken. Inmiddels had een aantal bekende artiesten ook zijn nummers ontdekt en waren er studio-opnames gemaakt. Het had hem ineens een andere status opgeleverd als songwriter en gitarist in Nashville. Een onverwachte vrolijke, glinsterende beweging op het water trok zijn aandacht. Wat was dat? Het leek even alsof tien meter voor de branding een hele school zilvergekleurde vissen als afgeschoten pijlen uit het water sprong en met groot plezier full speed over het blauwe water scheerde. Maar dat paste totaal niet in zijn beeld van de Rode Zee. Hij tuurde in het felle zonlicht in de richting waar hij de bewegingen dacht gezien te hebben. Ging zijn intense verbeeldingskracht nu toch echt met hem op de loop? Vliegende vissen midden in een woestijn. Het moest niet gekker worden. Maar ineens zag hij ze weer. Twintig of dertig vissen scheerden een paar meter verderop met grote snelheid in een bijna perfecte formatie over het water. Ze schitterden als zilveren kogels in het zonlicht. Ze sprongen vijf of zes keer in een bijna perfecte harmonie tegelijkertijd boven water. De Blue Angels van de Amerikaanse Navy zouden er met respect naar kijken. Wat een formatie-perfectie! Hij hoorde ze in gedachten schaterlachen van zwempret en van de vliegshow die ze boven water gaven. Hij kon een glimlach niet onderdrukken en realiseerde zich ineens dat hij bijna in zijn handen was gaan klappen. Lennard staarde om zich heen, steeds meer verwonderd over wat hij zag. De springende vissen die schitterden in het zonlicht maakten de bruine en grijze silhouetten van de grillig gevormde woestijnrotsen een stuk vriendelijker. Het oogde ineens als een prachtig decor voor de kleurrijke wereld waar hij tot zijn enkels in stond. De dichterbij gelegen lagere rotspartijen waren bijna zwartbruin en de rotspartijen daarachter werden steeds een tint lichter en grijzer. Het was nog geen veertien dagen geleden dat hij voor het eerst de contouren van de Sahara had gezien vanuit de Boeing 707 van PanAm. Maar toen had hij weinig oog voor de omgeving. Er was toen maar een ding belangrijk: . Maar nu vanuit dit water maakte de woestijnrotsen toch een bepaalde nieuwsgierigheid in hem los. Wat was hier in de afgelopen eeuwen gebeurd? Wie hadden hier gewoond? Welke verhalen waren hier ontstaan? Wat voor lief en leed was hier gevoeld, gedeeld of voorgoed verloren gegaan op deze grens van doodsheid en leven? Hij voelde een onbestemde nieuwsgierigheid in zichzelf naar de geschiedenis van de woestijn. Iets trok hem aan om terug te reizen in de tijd. Het was alsof hij iets hoorde roepen, maar hij wist niet wat er riep. Was het de Egyptische cultuur? De geschiedenis? Of was het juist de toekomst? Egypte had iets 'trots' vond hij. De hoge palmbomen die langs de weinige wegen stonden deden hem denken aan de veren van een pauw. De half gekrulde takken en bladeren bovenaan de lange stammen leken op lauwerkransen. Egypte was het land van hoge, imposante beelden, hoge indrukwekkende pilaren, hoge tempelmuren. Geen moderne wolkenkrabbers, geen hooggebergte, maar wel piramiden die 3800 jaar lang de hoogste bouwwerken ter wereld waren geweest. Letterlijk top of the world. Het land had meer dan 3000 jaar de top van beschaving en cultuur gedomineerd op alle vlakken: techniek, design, religie en wetenschap. Geen wonder en terecht dat de Egyptenaren die hij had gesproken trots waren op hun land. Iets van die trots leek weerspiegeld te worden in de hoge plafonds die hij had gezien in de paar moderne gebouwen waar hij de eerste dagen was geweest. Maar de moderne bouw en bouwtechniek verbleekte volledig bij de piramiden waar men op mysterieuze wijze enorme hoeveelheden stenen van vele tonnen meer dan 130 meter hoog had gekregen. Het had ook iets bedreigends: het toonde de macht van de heersende klasse al zoveel duizenden jaren lang. En ook iets meelijwekkends voor de lokale bevolking die hij hard zag werken voor een in zijn ogen redelijk primitief bestaan. De nederlaag vorig jaar in de zesdaagse oorlog met Israël had er zwaar ingehakt bij de Egyptenaren. Het vertrouwen in de regering en president Nasser was op dit moment naar een dieptepunt gedaald. De trots van Egypte was geraakt. En daarmee ook het zelfvertrouwen. Lennard voelde de spanning die overal in de lucht hing. De relatie met de VS stond nu nog meer onder druk. Dat had hij gemerkt bij de militaire controleposten in de Sinaï woestijn. Hij was wel zes keer uitgebreid ondervraagd over de reden van zijn reis door de Egyptische woestijn. De werkelijke reden was zo'n onwaarschijnlijk verhaal dat hij met Marwan een logischer en overtuigender verhaal had verzonnen. Het werd met argwaan aangehoord, maar hij was er tot nu toe steeds mee weggekomen. De laatste keer maar ternauwernood. De jonge sergeant die de leiding had over de met zandzakken opgebouwde controlepost stond strak van de spanning en vertrouwde niets en niemand. Zelfs Marwan niet. Dat zag je bij veel Egyptische militairen nu. Ze waren in de korte, maar bloedige oorlog compleet onder de voet gelopen door de moderne Israëlische tanks die met luchtsteun dood en verderf hadden gezaaid onder de jonge dienstplichtige Egyptische jongens. Hun eigen legerleiding had het compleet af laten weten en ze hadden in de verzengende hitte van de woestijn hun kameraden letterlijk uit elkaar gereten zien worden door de mortiergranaten van de Israëli’s. Deze jongens sliepen niet meer van de nachtmerries en alle gruwelijke beelden in hun hoofd. Hun eigen vertrouwde woestijn was veranderd in een hel. Hun eigen regering bleek totaal onbetrouwbaar met hun retoriek en voorspellingen. Niets was meer hetzelfde. De wereld was vol gevaar. Dreigend. Dat maakte hen bloednerveus; je zag de paniek en de dood bij sommigen in hun ogen. Het maakte hen zelf ook onberekenbaar en dreigend. Nerveuze, schreeuwende onervaren militairen met geladen Kalasjnikovs had je 's nachts in een donkere woestijn liever niet om je Landrover staan. 'U liegt meneer! U bent niet op zoek naar uw zus. U heeft geen zus. Welke Amerikaan komt hier nu zus zoeken? Dan bent u gek. Of spion. Twee mogelijkheden: gek of spion! Ik denk spion. Ik ben niet gek weet u. Werkt u voor Amerikaanse CIA? Of voor Shin Beth? Of Aman? Of Mossad? Voor zionisten! Zeg mij nu! Bewijs dat u geen spion bent!' Hij was zonder pardon uit de Landrover getrokken en moest onder begeleiding van vier soldaten met Egyptische sjaals om mee naar een zandkleurige tent waar een geïmproviseerde commandopost was. Marwan mocht niet mee. Daar werd hij twee uur lang ondervraagd zonder iets te drinken. Hij moest al die tijd staan terwijl de sergeant op een houten klapstoel aan een klaptafel zat. Wat zijn leugens ingewikkeld. Hij kon vol overtuiging zeggen dat hij geen spion was, want dat was hij niet. Maar een zus had hij ook niet. Toch moest hij hen ervan zien te overtuigen dat hij die wel had. Dat voor hem als een zus was geworden hielp daar bij. Ze hadden in die jaar zoveel met elkaar gedeeld dat hij evenveel van haar wist als een oudere broer. En zij van hem. Veel meer zelfs. De jonge sergeant was niet zomaar overtuigd. Hij wilde haar geboortedatum weten, haar volledige naam, de naam van de school waar ze op had gezeten, haar eerste baan, waar ze nu woonde, ... Het verbaasde Lennard zelf dat hij zoveel details van haar wist. Het werd even ingewikkeld toen hij moest vertellen op welke school hij zelf had gezeten. Bon Aqua en Zanesville lagen zo'n 550 mijl bij elkaar vandaan. Hij koos ervoor de naam van haar school te noemen, maar verder wel de details en invulling van zijn eigen school. Als hij echt vast zou komen te zitten op verdenking van spionage, had hij zich hiermee zwaar in de nesten gewerkt. Daar moest hij nu maar niet te diep over nadenken. De VS had een vreemde dubbelrol als informele bondgenoot van Israël in deze oorlog en als gever van voedselhulp en economische hulp aan Egypte. Maar iedereen wist dat deze hulp van de VS meer geopolitiek eigenbelang dan naastenliefde was. Het was vooral een poging om de invloed van de Sovjet-Unie in het Midden-Oosten in te dammen. Die poging leek echter kansloos. Hij had bijna alleen maar Kalasjnikovs gezien bij de Egyptische militairen. De Russische AK-47 was een van de meest betrouwbare geweren voor extreme omstandigheden zoals hier in de woestijn. Een verontrustend bewijs van de invloed en de strategie van de Sovjet-Unie hier: militaire invloed. Het leek te werken want president Nasser begon steeds meer bolsjewistische trekken te vertonen. Maar of Nasser politiek zou overleven na de vernederende nederlaag op de Israëli’s was nog maar zeer de vraag. Alles was nu onzeker. De jongens hadden geen idee hoezeer hij met hen kon meevoelen. Ook bij hem was alles in het leven onzeker. Het koele, rustige water was verfrissend. Hij had zijn linnen broek opgerold tot boven zijn knieën en was iets dieper de Rode Zee ingelopen. Langgerekte, smalle lichtgekleurde vissen met een lange snuit zwommen rustig door het heldere water. Ze bleven op een meter afstand, maar waren duidelijk niet bang voor hem. Iets verderop zag hij prachtige blauw met gele vissen met een soort koninklijk hoog voorhoofd en twee kleine oranjegekleurde zijvinnen die constant als kleine waaiers in beweging waren alsof ze voor koninklijke verkoeling moesten zorgen wat natuurlijk onzin was onder water. Het was alsof hij door een nieuw aangelegd aquarium liep wat nog niemand had ontdekt. Behalve een paar kleine visserswoningen die hij een paar mijl terug had gezien, was hier verder niets of niemand. De Landrover Series IIA, de verlengde versie die erg populair was bij woestijnreizigers, stond als een eenzame trouwe reismachine op het lege strand. Marwan was niet te zien. Misschien lag hij te slapen in de schaduw van de auto. Hij staarde een poosje naar de lichtgeel-beige auto die zo uit een Britse oorlogsfilm kon komen en verwonderde zich er opnieuw over dat hij hier nu stond. Dit gebied had de potentie een luxueuze badplaats te worden mocht het Midden-Oosten ooit veilig worden voor reizigers uit Europa, de VS en misschien wel Japan. Japen begon zich nu ruim 20 jaar na de oorlog behoorlijk te ontwikkelen. Daar leek de Amerikaanse steun wonderbaarlijk genoeg wel goed uit te pakken. De checkpoints waren kinderspel geweest vergeleken bij de levensbedreigende drama's waar ze ternauwernood aan waren ontsnapt. Hij was al een paar keer 's nachts angstig roepend wakker omdat hij achterna werd gezeten door mannen met harde, donkere genadeloze blikken die overtuigd waren van hun recht om hem te doden. Dat was het meest enge aan de nachtmerries: de genadeloze overtuiging die hij zag in de ogen van zijn vervolgers. Voor hen was het geen twijfel dat ze een goed werk deden door hem te doden. Het ingewikkelde was dat hij het er gedeeltelijk helemaal mee eens was. Ook als hij wakker werd. Maar gedeeltelijk zaten ze er totaal naast. Ze deelden een aantal feiten, ze deelden de hitte van de woestijn, maar zaten toch allemaal in een andere werkelijkheid. Een totaal andere werkelijkheid zelfs. Gelukkig kende Marwan de woestijn als zijn broekzak. Hij was er in opgegroeid en wist hoe te overleven en ook hoe achtervolgers van zich af te schudden. Ze hadden nu bijna 24 uur doorgereden en de kans dat ze hen hadden weten te volgen naar deze plek achtten ze beiden heel klein. Langs de oever waren de woestijnduinen opvallend plat. Alsof iemand met een rechte horizontale meetlat alle oneffenheden had weggestreken. Daar verlangde hij ook naar. Een goddelijke hand die alle pijnlijke, scherpe, rafelige randen van zijn leven glad zou strijken. Some glad morning, I'll fly away. Een van de laatste gospels die hij in 1964 met Jim Reeves in Studio B had opgenomen. Het was kwalitatief zelfs één van beste geworden vond hij zelf. Een paar maanden was die 'glad morning' voor Jim aangebroken toen zijn vliegtuig zich in een Thunderstorm in de buurt van Bon Aqua in de grond had geboord. Die fly-away had niemand bedacht toen Chet Atkins het nummer suggereerde aan Jim. Het leven van Jim kende ook meer ruwe rafelranden dan de miljoenen fans wereldwijd maar konden vermoeden. In de UK scoorde Jim momenteel hit na hit in zijn aardse hiernamaals. Lennard kon alleen maar hopen dat zijn hemelse hiernamaals veilig gesteld was en dat Jim in zijn laatste momenten Jezus had aangeroepen. Jezus roepen ... dat was het enige dat overbleef voor iedereen die slecht was. Of reddeloos verloren. Niemand wil slecht zijn. Hij in ieder geval niet. Goed zijn, goed doen, mensen helpen, mensen redden, mensen blij maken. Zo had hij altijd willen zijn. Hij was een heel eind gekomen in de ogen van veel mensen. Maar één druppeltje Ricine in een bekertje helder water maakt de hele beker dodelijk giftig. Slecht. Wat als je eerlijk moest vaststellen dat je slecht was ... ? En je ziet niemand om je heen die even slecht is als jij? Jezus ... die had ook het gif in Zijn beker gekregen. Hij had Hem naast zich zien hangen. Jezus aan Zijn onverdiende kruis en hijzelf aan zijn eigen welverdiende kruis ... . 'Jezus ... denk aan mij ...'. Marwan was een regelrecht geschenk uit de hemel. Hij had hem pas vorig jaar voor het eerst ontmoet in Memphis, Arizona, maar het voelde alsof ze elkaar al jaren kenden. Zijn vader was een Brits archeoloog en zijn moeder een Joodse die deel uitmaakte van een Joodse gemeenschap die tot 1948 in Alexandrië leefde. Ze hadden elkaar in 1938 in Egypte ontmoet waar zij als gids en tolk optrad voor het archeologische team. Het was liefde op het eerste gezicht, had Marwan verteld, ondanks een leeftijdsverschil van 17 jaar. Toen de oorlog uitbrak in Europa werd het Midden-Oosten steeds onveiliger voor Amerikanen en Engelsen. Zijn moeder had geen moment getwijfeld en besloot mee te gaan naar de UK. Haar familie vertrouwde de oudere Brit niet en deed er alles aan om haar te tegen te houden maar ze was vastbesloten. Uiteindelijk stemde haar vader in, op voorwaarde dat ze eerst zouden trouwen. Dat was binnen 48 uur geregeld. Daarna begon een niet ongevaarlijke terugreis door een wereld in oorlog. Ze konden mee met een Amerikaans passagiersschip dat Amerikanen uit Noord Afrika repatrieerde. Na een wekenlange tocht via Zuid Amerika vanwege de dreiging van Duitse U-boten, kwam het pasgetrouwde stel in de VS aan, Daar zijn ze blijven wonen en daar werd al snel Marwan geboren. Hij had Marwan ontmoet toen hij Later die avond ging zijn geest op reis. De matras in de Landrover tussen alle jerrycans met water en dieselolie, lag verrassend goed. Door de halfgebogen raampjes aan de zijkanten van het dak keek hij regelrecht de sterrenhemel in. Sterrenlicht dat na ontelbare lichtjaren zijn ogen bereikte. Onderweg in een auto slapen had hem altijd bekoord. Er waren weinig dingen die hem normaal gesproken zo'n gevoel van vrijheid en avontuur gaven als dat. Als gitarist genoot hij altijd van het 'On the road' zijn. Ergens in een slaapzak op een onbekende plek kreeg hij vaak de beste inspiratie voor liedjes, verhalen. Maar hij had reizen ook nodig om zijn geest weer 'los' te krijgen. Om alles wat hij meemaakte weer in het juiste perspectief te zien, dingen te verwerken, te relativeren. Als zijn lijf kon reizen kon zijn geest ook weer reizen. Maar zijn reis naar Egypte was daar niet voor bedoeld. Hij was hier met een missie. Voor hem telde maar één ding. Eén persoon: . Zij moest gevonden worden. En beschermd. Een pijnlijke onrust ging iedere keer door zijn binnenwereld en zijn ingewanden heen als hij aan haar dacht. En dat was vrijwel continu; er ging geen minuut voorbij zonder haar.. --- Hij reisde in zijn slaapzak in de Landrover in gedachten duizenden en duizenden jaren terug. Hij kwam bij het moment dat Mozes ook ergens hier op de grens van de woestijn en de Rode Zee had gestaan. Op de grens van verleden en toekomst. Van slavernij en vrijheid. Van dood en leven. Zelfs toen waren de piramiden al meer dan 1000 jaar oud had Marwan hem verteld, en was de Egyptische cultuur en bouwkunst al weer eeuwen en eeuwen doorontwikkeld. Piramidebouw was ook toen al lang vervangen door de bouw van indrukwekkende graftempels met enorme pilaren, sfinxen en kleurrijke beschilderingen. Het nieuwe, moderne Egypte van duizenden jaren terug waar Mozes in opgegroeid en onderwezen was. Hij voelde dat iets van 'oude' en 'moderne' Egypte nog steeds sluimerend aanwezig was in het onzekere Egypte van nu. Waar piramiden overduidelijk op de binnenkant en het hiernamaals waren gericht, leken de graftempels uit de tijd van Mozes veel meer op de buitenkant en op het hier-en-nu gericht. De oud Egyptische symboliek die vooral met leven en dood te maken had, leek toen al plaatsgemaakt te hebben voor een focus op architectuur, design, kleur met veel blauw, goud en bijpassende kleurpaletten. Onder de donkere Egyptische hemel met duizenden sterren sprong Lennard's geest als een Egyptische vis even uit het water van de tijd het oneindige universum in. Hij zag de aarde met al haar tijdperken en culturen in een oogwenk vanuit een heel ander perspectief. Het ging in zijn eigen westerse cultuur precies zo zag hij. Misschien zelfs veel extremer. Hij zag hoe het geloof in een eeuwig leven, dat honderden jaren lang de westerse kijk op leven, lijden en wetenschap had geïnspireerd, was vervangen door het geloof in een eenmalig leven. Dit had een hedonistische cultuur opgewekt waar uiterlijk, design, plezier en instant behoeftebevrediging leidend waren geworden. God, schepping en eeuwigheid waren vervangen door wetenschap, zinloosheid en persoonlijke ambitie. Het bracht Mozes met de twaalf stammen aan de oever van de Rode Zee ineens een stuk dichterbij. De Egyptenaren waren in Mozes' tijd al verbluffend ver op militair gebied, maar ook in de geneeskunde en op bestuurlijk gebied met regelgeving, ambtenaren en administratie. Er werden zelf chirurgische ingrepen gedaan in grote steden zoals Luxor, tot en met oogoperaties aan toe had Marwan hem met gepaste trots verteld. Ook toen kwamen reizigers uit verre landen de rijke historie, en de nieuwste creaties op het gebied van cultuur, wetenschap, religie en bouwkunst bekijken. De westerse cultuur met zijn land, de Verenigde Staten, voorop, bevond zich ook in een stroomversnelling op allerlei gebied voelde hij. De muziek business waar hij in zat was in de afgelopen jaren drastisch veranderd. De studio's in Nashville van RCA Victor en Capitol waren nu in staat om elk instrument apart op te nemen en achteraf aan te passen en te mixen. Dat was een paar jaar geleden nog ondenkbaar. Buizen werden steeds vaker vervangen door kleine transistors waardoor geluidsapparatuur steeds compacter en stabieler werd. Maar de grootste technologische ontwikkeling op dit moment was ongetwijfeld de nieuwe ruimtevaart. President Johnson leek ondanks de situatie in Vietnam en het Tet-offensief van enkele weken geleden nog steeds vastberaden om volgend jaar astronauten naar de maan te brengen met de Apollo V, een onvoorstelbaar grote raket van de NASA die 10 jaar geleden was opgericht. Het gevaarte was even hoog als een gebouw in new York met 36 verdiepingen en even zwaar als een volgeladen goederentrein met 100 wagons. Het zou binnen enkele minuten al hoog in de ruimte zijn. Zou dat het letterlijke en figuurlijke hoogtepunt van de westerse beschaving worden of was dit nog maar het begin van wat er stond te gebeuren richting het einde van de twintigste eeuw? Het jaar 2000 was nog ver weg, maar heel erg dichtbij als je de even uitzoomde op de tijdlijn van de Egyptische cultuur. De plannen leken steeds realistischer te worden. Al moest hij het eerst nog zien gebeuren. De dramatische test met de Apollo 1 vorig jaar had het vertrouwen in het Apollo-project een grote deuk gegeven. Voorlopig liep Rusland nog voorop leek het. Maar als dat zou lukken zou de menselijke beschaving in een heel andere fase belanden vermoedde hij. Dan zouden er ongetwijfeld snel meer ruimtereizen naar andere planeten volgen. Het was nog maar net zestig jaar geleden dat de gebroeders Wright hun eerste vliegtuig van hout, katoen en een beetje metaal twaalf seconden hadden laten vliegen op het strand bij Kitty Hawk. Op dit moment bouwde Boeing aan een revolutionair supervliegtuig, de 'Jumbo Jet', waar twee keer zoveel mensen in konden als in de 707 waar hij twee weken geleden in had gezeten. Hij had in de Washington Post en Time wat schetsen gezien van de binnen- en buitenkant van dit immens brede en hoge toestel dat misschien 747 zou gaan heten. Als men in zestig jaar tijd van de Wright Flyer I naar een Saturn V en een Jumbo Jet kon komen, hoe ver zou de lucht- en ruimtevaarttechniek dan over zestig jaar vanaf nu wel niet zijn? 2028. Hij zou dan zelf 98 zijn mocht hij dan nog leven. Kleine kans. Maar tegen die tijd zou de medische wetenschap vast in staat zijn om levens te verlengen. Wie weet was hij dan ook al een paar keer op een andere planeet geweest. Wat zouden de kinderen die afgelopen weken geboren gaan meemaken in hun leven? Waar zou het allemaal heengaan? Welke technologieën zouden er in de komende tientallen jaren nog ontwikkeld worden? Men was nu al bezig met volledig automatische rekenmachines die telegrafisch met elkaar verbonden zouden kunnen worden. Volgens sommige toekomstvoorspellers zou de financiële sector hierdoor drastisch gaan veranderen. De NASA scheen daar ook gebruik van te maken voor het maandlandingsproject waar via televisie-uitzendingen iedereen ter wereld op datzelfde moment naar kon kijken. Onvoorstelbaar. Je zag al op steeds meer plaatsen televisietoestellen die gewoon op een tafeltje in de woonkamer konden staan. Dat was tien jaar geleden nog amper voor te stellen. Met de vraag waar het allemaal heen zou gaan drong zich ook de vraag op waar het zou eindigen. Hij zag nu al hoe tieners en twintigers compleet ontspoorden in de valse regenboogbeweging met drugs, vrije seks en alcohol. De verhalen die hij had gehoord over het 'Summer of Love' festival van een aantal maanden geleden in San Francisco klonken als de ondergang van alle waarden waar hij als rechtgeaarde Amerikaan voor stond. De nieuwe anticonceptiepil zou daar ongetwijfeld geen goed aan gaan doen. De christelijke waarden werden vervangen door vrijheid, blijheid en vage spirituele ervaringen onder invloed van LSD. Misschien was de westerse cultuur ook wel aan haar einde gekomen? Misschien kwamen er ooit reizigers naar de half vergane westerse lucht- en ruimteschepen kijken om zich te vergapen aan de slimme techniek van honderden of duizenden jaren geleden? Half verroeste bouwwerken waarmee de westerlingen op de top van hun wereldwijde dominantie ooit op mysterieuze wijze de oorspronkelijke grenzen van hun planeet hadden doorbroken? Maar daar verscheen ze weer in zijn binnenwereld. Een diep verdriet, een diep gemis en … Lennard besefte onder de donkere sterrenhemel dat hij van een afstand één van die oneindig vele Egypte-gangers leek. Hoeveel mensen waren er in de afgelopen duizenden jaren niet Egypte afgereisd om de Egyptische wereldwonderen te aanschouwen? Een twinkelende ster in de blauwzwarte hemel herinnerde hem er ineens aan dat ook Jezus nog een aantal jaren in Egypte had gewoond met zijn vader en moeder. Nou ja, pleegvader en moeder beter gezegd. Alexandrië had in de tijd een grote Joodse gemeenschap, dus grote kans dat Jezus daar peuter en misschien nog wel kleuter was geweest. Merkwaardig. Mozes, Jezus, Jozef, ... alle drie hadden ze een belangrijk deel van hun ontwikkeling in Egypte doorgemaakt. Jezus als peuter, Mozes tot zijn veertigste en Jozef vanaf zijn zeventiende. Alle verhalen draaiden om vreemde contrasten van verdrukking en bescherming. Onrecht en recht. Vernedering en eerherstel. Slavernij en bevrijding. Relatiebreuken en relatieherstel. Haat en eindeloze, vergevende liefde. Lennard had geen idee wat hij met deze gedachten moest. Maar daar had hij meestal geen probleem mee. Hij had inmiddels geleerd dat hij altijd eerst puzzelstukken kreeg. En dat die later wel op hun plaats zouden vallen. Met deze gedachten viel Lennard uiteindelijk in een diepe, maar onrustige slaap. In zijn dromen wandelden ze samen door de bossen, langs het water. Ze praatten zoals alleen zij uren konden praten. Over Bijbelverhalen, gelijkenissen, gevechten en overwinningen. Over God en over muziek. Over hun families en over verre reizen en bergwandelingen die ze ooit zouden doen. Maar ook over de meest gewone, gezellige dingen die andere mensen totaal onbelangrijk zouden vinden. Ze vertelde en vertelde, hij luisterde. Ze lachten samen om gekke dingen en spontane ingevingen. Renden achter elkaar langs de oever van de Rode Zee. Het water bruiste langs hun voeten. Het waste alles schoon. Alles ... Hij was dankbaar … . 12/3/2025 0 Opmerkingen Waarom het zo vaak misgaat als we op een goede manier uit elkaar willen gaan<In bewerking> "We willen er op een goede manier uitkomen." Een zin die je vaak hoort bij echtscheidingen, verstoorde werkrelaties of visiescheuringen binnen kerken. En meestal wordt het oprecht uitgesproken. De intentie is goed. De wil is er. Toch zie je het steeds weer: het ontaardt. Er ontstaat strijd, wantrouwen, kampvorming. Advocaten worden ingeschakeld, harten raken verhard, relaties verbranden. Waarom gebeurt dat zo vaak? Hoe kan een oprechte goede intentie zo veranderen in diepe pijn aan twee kanten?
In dit artikel verken ik een paar psychologische inzichten, filosofische gedachten en iets uit de Bijbel. Niet om een pasklaar antwoord te geven, maar als een poging beter te begrijpen wat er gebeurt in onszelf en in de ander wanneer 'samen eruit komen' verandert in 'tegenover elkaar staan'. En ook niet omdat ik denk dat ik het weet of het wel zou kunnen. Ik schrijf dit met een eerlijke blik op mezelf die me direct al duidelijk maakt dat ik niet eens in staat ben een eerlijke blik op mezelf te werpen. Zeker niet als pijn me overspoelt. De psychologie van de escalatie Onze hersenen raken bij conflicten meer gericht op overleving dan op het stichten van vrede. In conflict raken onze diepere, meer primitieve breinlagen actief: het limbisch systeem, de amygdala. Angst, woede en wantrouwen nemen stap voor stap het stuur over van ons rationele denken. Terwijl we met onze mond vrede zoeken, staat ons lijf al in de vechtstand. Daar komt bij dat we onszelf allemaal graag als redelijk, loyaal en rechtvaardig zien. Als het misloopt, ontstaat er cognitieve dissonantie: een pijnlijk, onverdraaglijk verschil tussen wie we willen zijn en wie we geworden zijn. Maar ook tussen hoe we gezien willen worden en hoe we gezien worden. Om die spanning te verminderen, vervormen we (vaak onbewust) ons eigen beeld van de situatie:
Wat als samenwerking begon, verandert langzaam in een strijd om het narratief. En waar het narratief de strijd wordt, sneuvelen liefde en eerlijkheid al snel. Ook bij onszelf. We signaleren dit echter vooral bij de ander en minder bij onszelf. Psycholoog Friedrich Glasl beschreef hoe conflicten escaleren in fases. Eerst is er verschil van inzicht, dan toenemende polarisatie, en uiteindelijk vernietigingsdrang. Vertrouwen verdwijnt, communicatie verandert in strategie, en het oorspronkelijke doel – een goede afronding – raakt volledig ondergesneeuwd. Waar eerst een gezamenlijke werkelijkheid bestond, ontstaan langzaam aan meerdere werkelijkheden. Die werkelijkheden worden in eerste instantie nog gebaseerd op waarneembare feiten en de gedeelde (goede) geschiedenis, maar naarmate het conflict escaleert voor een steeds groter deel uit (onbewuste) aannames en een andere, nieuwe blik op de geschiedenis. Door 'confirmation bias' en 'cognitieve dissonantie' zien we snel 'bewijzen' voor deze aannames en negeren we onbewust de aanwijzingen die niet kloppen met onze aannames. Dit kan griezelige vormen aannemen: we lezen dezelfde apps of mails die we voor het conflict nog als verbindend en goedaardig beleefden, maar het voelt alsof nu 'onze ogen open zijn gegaan' en we de kwaadaardigheid in diezelfde teksten lezen. We gaan het zien als mooie woorden met een duistere manipulatieve kracht daaronder. We worden in deze nieuwe werkelijkheid bevestigd door nieuwe mensen om ons heen die geen geschiedenis of band met de andere 'partij' hebben. Of zelfs financiële, juridische of vergeldende belangen hebben bij de ontwikkeling van deze nieuwe pijnlijke werkelijkheid. Het gaat polariseren. In relationele systemen, zoals gezinnen of geloofsgemeenschappen, is het soms nog complexer. Er zijn verborgen loyaliteiten, triangulaties, onderstromen. Wie blijft loyaal aan wie? Wie spreekt zich uit, wie zwijgt? Wie kiest partij, wie wordt gemeden? Het conflict krijgt een eigen leven en raakt steeds meer los van de inhoud. Soms lijkt het wel alsof het 'systeem' zelf niet toelaat dat er vrede komt. Het verzet zich er bijna tegen. Een observatie uit mijn praktijk: tijdens conflicten vallen ook persoonlijkheidsverschillen extra op, met name rond het domein altruïsme. Mensen die hoog scoren op altruïsme hebben vaak een diepgewortelde behoefte aan harmonie en zijn bereid om zichzelf weg te cijferen om de sfeer en de relatie goed te houden. Ze zijn soms zelfs bereid om een stuk onrechtvaardigheid te verdragen. Maar juist daardoor voelen ze het als extra schrijnend en pijnlijk wanneer de ander de harmonie, de band of de vriendschap doorbreekt. Voor de één voelt het als zelfbehoud; voor de ander als verraad. Dat verschil in beleving verdiept de kloof. Tegelijkertijd voelen mensen die lager scoren op altruïsme vaak een sterke loyaliteit aan wat zij als waarheid zien. Hun pijn zit minder in de disharmonie en meer in het gevoel dat de ander de waarheid verdraait of manipuleert. Dan gaan ze vechten – voor duidelijkheid, recht, transparantie. Maar dat gevecht wordt door de hoogscoorders op altruïsme vaak ervaren als kilheid of agressie, wat hun liefde voor harmonie pijnlijk raakt. Bij conflicten tussen hoogscoorders op altruïsme ontstaan diepe wonden, juist omdat ze jarenlang veel herkenning en verbondenheid hebben ervaren. Het conflict ontstaat bij hen vaak niet in de relatie zelf, maar wanneer de relatie met de één niet meer te verenigen is met de relatie met een ander. Wanneer zo’n relatie breekt, voelt het als een 'ontrouw' aan iets dat heilig, goed en helpend voor hen was en is. Hoe langer de band goed was, hoe dieper de pijn van de breuk. En hoe groter de pijn, hoe groter de kans op verbittering. Dat maakt het afscheid niet alleen verdrietig, maar ook existentieel verwarrend omdat verbittering haaks staat op altruïsme. We raken iets moois, iets puurs wat ons kenmerkte kwijt. Er sterft iets in ons. Wanneer gaat het echt mis Vanaf het moment dat er advocaten of onderzoekers bij het conflict betrokken worden, polariseert de situatie rap verder. Het relationele probleem wordt nu een juridisch conflict. Hierdoor ontstaan direct aan beide kanten andere belangen: wie heeft gelijk? Deze belangen komen verder tegenover elkaar te staan in een juridische context. De focus komt nu op feiten te liggen en niet meer op beleving of herstel. En: de communicatie wordt daardoor per definitie vervreemdend. We krijgen via verslagen van een advocaat of onderzoeker woorden en uitspraken tot ons die niet rechtstreeks van de ander komen, maar door de advocaat of onderzoeker zijn geformuleerd. Het roept pijn en verontwaardiging op: 'Hoe bestaat het dat hij dit heeft gezegd!', 'Dat is dus hoe ze achter mijn rug om over mij praat!'. De werkelijkheid is vrijwel altijd dat het niet letterlijk zo gezegd is, maar het is formele of juridische taal van de advocaat of de onderzoeker die soms dingen juist 'uit elkaar moet trekken' in de zoektocht naar feiten in plaats van 'verbinden'. De conclusies in het rapport zijn soms slechts gebaseerd op gesloten vragen die de ander met ja of nee moest antwoorden. Daar is een verhaal van gemaakt dat overeenkomsten en verschillen tussen partijen zo helder mogelijk in kaart brengt om het conflict, de klacht of beschuldiging helder neer te zetten. Dat is immers de reden waarom er een advocaat of onderzoeker bij betrokken is en niet een mediator of relatietherapeut. Gevolg is echter dat we via via een verhaal te lezen krijgen dat per definitie heel vervreemdend is ('Nu gaan mijn ogen open, het is nog veel erger dan ik dacht') en heel erg pijnlijk ('Ik heb me nog nooit zo verraden gevoeld'). We praten niet meer met elkaar maar met een juridiserende tussenpartij. De emoties worden daar niet minder door geraakt. Eerder meer. Het voelt al lezend alsof de ander die bewuste ene zin of dat ene woord uit het verslag letterlijk zo heeft gezegd. Dat is zout in de wond. 'Ik vertrouwde hem volledig. En nu zegt hij dit blijkbaar ... hoe komt hij daarbij? Waar is 'ie op uit? '. Dit leidt meestal tot verdergaande hertraumatisering. Het ondermijnt ons vertrouwen in de ander, in het systeem en ook in onszelf. 'Hoe kan het dat ik dit niet eerder zag?'. Er is in dit stadium een wonder, heel veel zelfreflectie en eerlijke kwetsbare gesprekken met elkaar onder leiding een wijze, liefdevolle onpartijdige derde nodig om hier nog uit te komen. Dan kunnen er mogelijk stappen gezet worden voor erkenning, belijdenis en misschien vergeving. De kans daarop wordt menselijkerwijs gesproken in dit stadium heel erg klein. Vervolgens gaat de hierboven beschreven confirmation bias en cognitieve dissonantie zich versterken en zo ontstaat een neerwaarts spiraal waarin de ander steeds meer de onbegrijpelijke kwaadaardige vijand wordt en de verblindende pijn in ons eigen hart steeds groter. Het is voor mij persoonlijk de meest trieste, hartverscheurende en verdrietige situatie waarin we terecht kunnen komen. Mensen die het dwars door alle ups en downs jarenlang goed met elkaar hebben gehad, worden zwaar verwond uit elkaar gedreven. Zelfs de beste, mooiste perioden van je geschiedenis kunnen door pijn en nieuwe belangen ingekleurd herschreven worden tot er niets goeds meer over is. Wat veilig was is griezelig gemaakt. Polarisatie en hertraumatisering door indirecte communicatie (via een ander) behoren misschien wel tot de meest ontwrichtende krachten die er bestaan ... De tragiek van de menselijke conditie Filosofen als Aristoteles, Kierkegaard en Levinas geven woorden aan de diepte van deze tragiek. Aristoteles zag de mens als een sociaal wezen dat streeft naar het goede, maar ook vatbaar is voor zelfbedrog. Kierkegaard sprak over de innerlijke verdeeldheid van de mens die geconfronteerd wordt met de ander, en daarin zijn onvolmaaktheid niet kan verdragen. Levinas riep ons op om het gelaat van de ander werkelijk te zien – als mens, niet als tegenstander of obstakel. Maar precies dat zien we in conflicten vaak niet meer. De ander wordt gereduceerd tot een rol: dader, obstakel, vijand, verrader. Daarmee verliezen we onze ethiek. Niet omdat we zo slecht zijn, maar omdat we het niet meer uithouden om werkelijk te blijven zien. Want dat doet pijn. Het vraagt zelfverlies. En dat is immens beangstigend. Foucault zou zeggen: zelfs de taal van 'er goed uitkomen' kan een vorm van macht zijn. Wie bepaalt wat ‘goed’ is? Wie mag het verhaal vertellen? Autonomie en waardigheid spelen hier een grote rol. Zodra we ons miskend voelen, komt iets in ons in verzet – zelfs als dat irrationeel of onterecht is. Vrede vraagt meer dan overeenstemming; het vraagt gelijkwaardigheid en wederzijdse erkenning. En dat is zeldzaam. De geestelijke laag: vlees en Geest De Bijbel is realistisch over conflicten de gevolgen daarvan. In Genesis 3 al schuift Adam de schuld op Eva. Paulus en Barnabas gaan uit elkaar na een heftige woordenwisseling. De brieven van Paulus zitten vol oproepen tot verzoening, juist omdat het blijkbaar niet vanzelf gaat. Volgens Galaten 5 is er een strijd gaande in elk mens: tussen het vlees (ego, zelfhandhaving, trots, zelfrechtvaardiging) en de Geest (naastenliefde, zachtmoedigheid, vergeving, zelfverloochening). Die strijd speelt zich niet alleen af in individuele zielen, maar ook in relaties. Je ziet het gebeuren: mensen die ooit verbonden waren, raken verstrikt in verwijt, zelfrechtvaardiging, afstand. Het vlees wordt actief. De Geest trekt zich terug. Wie durft te zeggen dat hij daar immuun voor is? Wie denkt er niet verblind te kunnen worden door pijn? Vergeving is in de christelijke traditie geen zwakte, maar radicale kracht. Het is niet het ontkennen van onrecht, maar het weigeren om wrok te laten regeren. Het is het risico nemen dat de ander je niet begrijpt of niet terugvergeeft – en toch loslaten. Maar dat is zeldzaam. En pijnlijk. Want vergeving kost altijd iets. Het is geen gevoel, maar een daad van overgave. Verbittering is het eindstation waar de duisternis ons naar toe wil voeren. Waarom? Omdat verbittering een toestand is die voor Satan zelf eeuwig is geworden. Een eindtoestand. Daar wil hij zoveel mogelijk levende zielen in meetrekken. Misschien is het afwijzen van verbittering wel één van de grootste of laatste gevechten waar we in dit tijdelijke leven voor staan. In de eeuwigheid is er geen tijd meer. Er kunnen daar geen dingen meer hersteld worden. Wat zwart is, blijft zwart en wat wit is, blijft wit. Wat goed is en was blijft goed. Wat verbitterd is en was blijft verbitterd. In dit tijdelijke leven kan zwart nog wit worden. Maar wit kan ook zwart worden. En blijven. Liefde kan verbittering worden. Maar verbittering kan ook door liefde overwonnen worden. Waarom het zo vaak misgaat Het is geen cynisme om te zeggen dat het helaas vaak misgaat als mensen op een goede manier uit elkaar willen. Het is realisme. Want:
Toch is er hoop. Want juist als we dit weten, kunnen we naar het goede zoeken. Niet naïef, maar helder. We kunnen mensen er bij betrekken die de vrede durven zoeken en dienen, ook als dat onhandig, pijnlijk of langzaam gaat. We kunnen oefenen in luisteren, loslaten en liefhebben zonder gewin. We kunnen weigeren om bitterheid te drinken. En bovenal: we kunnen ons openen voor de genade en liefde van Jezus. Want waar het vlees regeert kan alleen de Geest weer leven brengen. Ook tussen mensen die elkaar kwijtraakten. En voor iedereen die mij echt kent en dit leest en zich afvraagt waar ik het lef vandaan haal dit te schrijven: dat is een terechte vraag. Ik hoop maar dat ik het lef niet haal uit zelfrechtvaardiging. Maar ik durf dat niet met zekerheid te zeggen want de Bijbel zegt me dat mijn hart arglistig is. Ik hoop en bid dat het uit liefde is en niet uit pijn, vergeldingsdrang of zelfrechtvaardiging. Maar die twee kunnen enorm verstrikt raken. Pijn kan de zuiverheid van liefde ondermijnen. En liefde kan je blind maken voor pijn. Het zal in de eeuwigheid blijken. Geef mij een zuiver, oprecht hart Heer. Herstel de vreugde over Uw heilsplan. Maak mijn diepste innerlijk standvastig daarin. Open mijn ogen voor mijn eigen fouten en voor het hart en het gelaat van de ander. <Concept. In bewerking.>
Inleiding Zorgverleners in de geestelijke gezondheidszorg, jeugdzorg en maatschappelijke dienstverlening worden regelmatig geconfronteerd met schrijnende levensverhalen, gedetailleerde beschrijvingen van ernstige trauma's, diepe eenzaamheid of langdurig uitzichtloos psychisch lijden. Herhaaldelijke en langdurige blootstelling aan deze traumatische verhalen kan diepgaande psychische en existentiële effecten hebben op de zorgverlener zelf. Dit fenomeen staat bekend als secundaire traumatisering, al zijn er meerdere begrippen in omloop. In dit overzicht verken ik de verschillende vormen van deze belasting, wat de wetenschap hierover zegt, hoe systeemdruk zoals toezicht en tuchtzaken hierop inwerkt, en welke lacunes er nog zijn in kennis en beleid. Begrippen en definities Er zijn verschillende termen die in de literatuur worden gebruikt om aan te geven hoe zorgverleners kunnen (mee)lijden onder de trauma’s van hun cliënten: Secondary Traumatic Stress (STS) Dit verwijst naar symptomen die lijken op posttraumatische stress, zoals herbelevingen, vermijdingsgedrag, verhoogde waakzaamheid en paniekaanvallen bij triggers. Deze ontstaan niet door directe blootstelling aan een traumatische gebeurtenis, maar door het horen of zien van de gevolgen ervan bij anderen. Zorgverleners met een extra inlevings- en voorstellingsvermogen (vaak gezien als de meest betrokken en begaafde hulpverleners) lopen een groter risico STS te ontwikkelen in hun werk. Vicarious Trauma (VT) Bij deze vorm gaat het niet om acute symptomen, maar om een meer geleidelijke verandering in het wereldbeeld, zelfbeeld, toekomstbeeld en het vertrouwen van de zorgverlener. Deze verandering ontstaat door langdurige blootstelling (soms tientallen jaren) aan traumatische verhalen en het intense empathische proces dat hiermee gepaard gaat. Wantrouwen, verbittering en cynisme kunnen hier bij horen. Traumatherapeuten, begeleiders van mensen met complexe of langdurige PTSS en hulpverleners in de jeugdzorg zoals gezinshuisouders lopen een groter risico VT te ontwikkelen. Dit kan hand in gaan met extra ontwikkelde affectieve (i.t.t. cognitieve) empathische vermogens. Compassion Fatigue (CF) Compassion fatigue is een bredere term die zowel STS als burn-out kan omvatten. Het verwijst naar de uitputting van het empathisch vermogen als gevolg van langdurige zorg voor mensen die lijden. Zorgverleners raken dan overspoeld door het leed van mensen en verliezen het vermogen om nabij en betrokken te blijven. Of verliezen juist het vermogen om een helpende emotionele afstand te bewaren. Burn-out Hoewel vaak in één adem genoemd met bovenstaande begrippen, heeft burn-out een andere oorsprong. Burn-out ontstaat door chronische werkstress, vaak veroorzaakt door een hoge werkdruk, gebrek aan autonomie of waardering en onvoldoende herstelmomenten. Countertransference In psychodynamische termen spreekt men van tegenoverdracht: gevoelens van de hulpverlener die worden opgeroepen door de cliënt en diens problematiek. Deze gevoelens kunnen resoneren met onverwerkt eigen trauma, wat de hulpverlener extra kwetsbaar maakt. Gevolgen voor de hulpverlener Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat zorgverleners die regelmatig worden geconfronteerd met traumaverhalen risico lopen op:
Hulpverleners die zelf traumatische ervaringen hebben, blijken extra kwetsbaar voor het ontwikkelen van STS en VT. Tegelijkertijd kan deze ervaring ook bijdragen aan meer empathie en begrip, mits er voldoende zelfzorg en ondersteuning aanwezig is. De rol van toezicht en tuchtzaken Naast de emotionele belasting door het werk zelf, ervaren veel zorgverleners ook stress door externe druk en de toenemende polarisatie, agressie en juridisering van relationele problemen. Het grote schrikbeeld van veel hulpverleners is een melding door ontevreden familieleden van je cliënt bij de inspectie of het tuchtcollege. Instanties die niet je empathie, je inzet, je betrokkenheid, je intenties, je naastenliefde of eventuele secundaire trauma’s onderzoeken, maar door een primair juridische bril naar je acties en je dossier kijken. De meeste mensen zijn het erover eens dat controlerende instanties en tuchtcolleges goed en nodig zijn. Maar er zit er ook een keerzijde aan. Iedereen in de zorg kent voorbeelden van gewaardeerde collega’s die na een ‘klacht’ of een ‘zaak’ geknakt zijn. De combinatie van een melding en een tuchtzaak kan meerdere jaren duren en is emotioneel uitputtend door de combinatie van schuld, zelfverwijt, schaamte, bezorgdheid over de betreffende cliënt, zorg over de gevolgen voor collega's, familie, inkomen, jarenlange onduidelijkheid over maatregelen, openbaarmaking, etc. Ze slapen sinds de melding of tuchtzaak niet meer zonder pillen, slikken zelf regelmatig oxazepam om hun paniek te onderdrukken, moeten zelf in therapie of zijn noodgedwongen minder gaan werken of arbeidsongeschikt geraakt. Of durven uit schuldgevoel over hun fout niet meer te werken. Om niet te spreken over collega’s die met naam en toenaam in de media zijn gekomen. Verhalen van of over collega’s die tijdens of na een tuchtzaak hun baan, gezin en reputatie verloren kunnen bij zorgverleners ook tot secundaire traumatisering leiden. Ook voor degenen die gedurende dit proces naast hun collega staan heeft dit grote impact en leidt niet zelden tot een risicomijdende stijl van werken. De angst voor controle, afrekening en tucht kan zo groot worden dat zorgverleners cliënten met complexe problematiek (waarbij het risico op een fout of een klacht groter is) maar liever snel doorverwijzen. Of zich krampachtig aan het protocol vasthouden waardoor de belangrijke relationele kant van therapie niet goed ontwikkelt. De beangstigende verhalen over inspectie, maatregelen, tuchtrecht en klachtencommissies vergroten een gevoel van onveiligheid, angst en de ervaren werkdruk, vooral wanneer deze systemen als onveilig, hard of willekeurig worden ervaren. Zorgverleners kunnen hierdoor:
Deze factoren versterken elkaar: wie al onder druk staat door secundaire traumatisering, raakt extra kwetsbaar door de angst voor een klacht of controle. Dit kan leiden tot perfectionisme, angstgedreven handelen, angst voor crises of suïcides en emotionele uitputting in het werk. Andere factoren die kunnen bijdragen aan secundaire traumatisering zijn o.a.: publiek opinie over de (jeugd)zorg, moral injury (protocollen of werkwijzen moeten toepassen die indruisen tegen je intuïtie en je geweten), onderbezetting, ziekteverzuim van collega's, hoge caseload, sterk verantwoordelijkheidsgevoel, professionalisering waardoor kwetsbare gevoelens van zorgverleners uit beeld raken, te jong in een regiebehandelaarsrol komen en reorganisaties in de GGZ waardoor bepaalde doelgroepen in de knel komen. Wat is nog onvoldoende bekend? Ondanks groeiende aandacht voor deze thematiek, zijn er nog belangrijke lacunes in de kennis:
Aanbevelingen voor praktijk en beleid Om zorgverleners duurzaam inzetbaar en gezond te houden, zijn de volgende maatregelen wenselijk:
Slotopmerking Zorgverleners dragen een grote verantwoordelijkheid en tonen dagelijks morele moed in hun werk. Zij verdienen bescherming, ruimte voor zelfzorg en erkenning van hun kwetsbaarheid. Secundaire traumatisering is geen teken van zwakte, maar van betrokkenheid. Juist die betrokkenheid verdient beleid dat voedt, beschermt en herstelt. Naschrift: In dit overzicht gaat het over de secundaire traumatisering bij zorgverleners en niet bij cliënten. De grootste zorg van de secundair getraumatiseerde zorgverlener is echter per definitie zijn of haar cliënt en niet zichzelf. Welke gevolgen heeft de eigen secundaire traumatisering voor de cliënt? En in het geval van fouten: welke gevolgen heeft de gemaakte fout, maar ook een eventuele tuchtprocedure en het pakket maatregelen voor zijn of haar cliënt? In welke mate is dit hertraumatiserend voor hem of haar? Is de waarde en het positieve effect van het behandeltraject door de eigen trauma's van de zorgverlener, door eventuele fouten of door ontstane juridisering daarna nu helemaal met de grond gelijk gemaakt? In welke mate is een uitspraak of een pakket maatregelen, sancties of boetes misschien toch helpend voor zijn of haar cliënt? Kan een schadevergoeding daarin helpend zijn? In het beste geval doet de uitspraak recht aan het gevoel van een cliënt. Of aan diens autonomie. De 'echte' zorgverlener 'in hart en nieren' zal zich daar ook gedurende klachtprocedures altijd voor blijven inzetten. Dat is meestal waarom hij of zij dit beroep heeft gekozen. 4/2/2025 0 Opmerkingen Oma ...Een dankbaar eerbetoon aan mijn oma Neeltje Goedegebuure die in 1975 overleed na een leven lang ernstige psychische klachten, opnames, medicatie, wanhoop en verdriet. Maar: oma Neel was een Vechter. Een biddende oma. Mijn opa Matthijs Goedegebuure was een zoeker. Hij zocht in de het Woord van God. De gebeden van mijn oma werken door in mijn leven tot op deze dag. Dat geloof ik. Dat merk ik. De zoekende houding van mijn opa ook. Naast zijn naam heb ik ook zijn liefde voor de Bijbel gekregen. Zij zijn weer samen. Met hun Heer. Forever. Verlost. Vrij. Nog een poosje en dan zal ik hen weer zien. Eindelijk. Zaterdagnacht, 31 januari 1953 Sint Annaland, Zeeland Heere, Uw rechterhand ondersteunde mij toen het leven uit mij weg vloeide een stroom van duisternis mij mee voerde naar de eenzame donkere stad U was bij mij toen men mij vastbond een stuk hout in mijn mond stopte Ik was machteloos en in doodsangst als een dier, gevangen voor de slacht U waakte over mij in de stroom van helse pijnen die door mijn hoofd werden gestuurd om mijn ziel en de liefde voor mijn kinderen te verbranden tot er slechts as over was U bent het licht nu de stroom is uitgevallen de vaste Rots in deze waterstromen och Heere, redt mijn kinderen en hun kinderen uit de stroom van de boze die ons wil verslinden Och Heere, laat Uw stroom van zegen hen overspoelen en hen meevoeren begeleid door hemelse legerscharen tot zij in eeuwigheid bij U zijn Amen 'Snel, naar boven! Iedereen naar boven! Het water komt! Het water komt!' Zowel binnen als buiten het huis werd er nu hard geschreeuwd in de donkere nacht. Een uur geleden was de stroom in het hele dorp uitgevallen; het was onheilspellend donker geworden op straat. De tienjarige Wim probeerde in de donkere kamer nog wat te zien, maar dat was lastig.
Waar bleef vader nou toch? Hij was al uren weg. Het enige dat hij wist was dat vader moest helpen om de dijken sterk te houden. Zijn vader had overal een oplossing voor. Hij zou wel iets verzinnen om de dijken sterker te maken. Het had de hele dag en avond hard gestormd. De zon had zich die dag amper een half uur laten zien. Donkere wolken werden onafgebroken langs de hemel voortgejaagd en het leek wel of de avond vroeger dan ooit begon. De gure wind huilde en gierde om het huis en liet de balken kraken. Moeder was vaak naar het raam gelopen om even in de straat te kijken. Het was spannend dat hij zo lang op mocht blijven. Zijn oudere zussen hadden de hele avond op de bank in de kleine achterkamer gezeten terwijl zijn jongere broertjes en zusje in de voorkamer onder de grote tafel speelden alsof er niks aan de hand was. Midden in de nacht was het licht uitgevallen. Van het ene op het andere moment was het aardedonker, zowel binnen als buiten. Iedereen in huis was ineens doodstil geworden. De bulderende wind en het gekraak van de balken leek nu veel harder. Moeder had als eerste wat gezegd; dat het beter was om met zijn allen naar tante Tona te gaan, want die zat nu alleen in haar huis in het donker. Iedereen had zwijgend zijn jas aan gedaan en een deken gepakt en toen moesten ze door de storm naar het kleine huisje van tante Tona, een paar honderd meter verderop in de straat. Het was maar een klein stukje lopen door de Tienhoven in Sint Annaland, maar in de inktzwarte duisternis was het toch een heel eind. Het leek er op dat de wind toch wat minder aan het worden was. Tante Tona was een lieve tante. Ze hield heel veel van de kinderen van haar jongere zus Neeltje. Haar ronde ogen in haar ronde gezicht keken blij toen ze met zijn allen de bijkeuken binnenstapten. Bij tante Tona was het veilig. Ze hadden hier al zo vaak gegeten en geslapen als moeder weer in het ziekenhuis was. Een soort ziekenhuis dan. Wim begreep er niet alles van, maar het had met zenuwen en verdriet te maken. Moeder was zo vaak verdrietig. Dan kon ze helemaal niks meer. Hij had van vader gehoord dat moeder van een dokter elektrische schokken in haar hoofd had gekregen zodat ze zich beter zou voelen. Het klonk verschrikkelijk; stroomschokken door je hoofd. Maar als het zou helpen, als ze er minder verdrietig door werd … Maar toen ze na een lange tijd weer terugkwam leek het wel of ze nog stiller was geworden en zag hij haar vaak zachtjes huilend op haar stoel aan de eettafel zitten. Wim’s gedachten werden abrupt afgebroken toen zijn zus Janna een gil gaf. ‘Er komt hier water onder de deur!!!’ ‘Allemaal naar boven kinderen, naar de zolder!’ hoorde hij moeder vanuit het donker rustig zeggen. Hij hoorde het nu zelf ook; het water liep gewoon de kleine woonkamer binnen. Hij zag het glinsteren in het donker. Het begon langzaam, maar het ging nu steeds sneller stromen en het leek wel of hij het buiten al tegen de muren hoorde klotsen. Het was een vreemd, onwerkelijk geluid. Hij hoorde hoe zijn broertje Ewout begon te huilen en tante tante Tona hem troostte. Zijn zussen liepen met de twee andere broertjes op hun armen op de tast achter tante Tona de trap op naar de zolder. Zo hoog zou het wel niet komen en daar zat je droog. Wim was door het donker ook bij de smalle trap aangekomen en sloot achter aan in de rij om naar boven te gaan. Het water stroomde nu langs zijn schoenen. Een pantoffel van tante Tona met iets glinsterends erop geborduurd draaide rondjes naast hem in het stromende water. Een naar, dreigend gevoel overviel hem. Zijn hart bonkte nu in zijn keel. Buiten op straat klonk geschreeuw en hij hoorde door de wind heen de kerkklokken luiden; er werd ineens hard op de ramen van de keuken gebonkt en mannen stemmen riepen ‘Wakker worden, wakker worden, het water komt eraan!’. Hij stond nu op de eerste traptrede. Die was nog droog. Waar was moeder? Hij keek achter zich en zag vaag in het donker zijn moeder op haar knieën in het water zitten. Hij schrok, want het leek of ze was gevallen en pijn had, maar toen hij beter keek door het duister zag hij dat ze haar handen had gevouwen. Was ze aan het bidden? Hij zakte met bonkend hart een beetje door zijn knieën om haar beter te kunnen zien en horen. Hij hoorde haar met een rustige, zachte stem bidden terwijl het water rond haar knieën stroomde. Het enige wat hij kon verstaan was het woord ‘stroom’ ... 27/1/2025 0 Opmerkingen Big Five in een notendop ...1. Gevoeligheid
Scoor je hoog, dan heb je veel behoefte aan emotionele herkenning, veiligheid en overzicht. Scoor je laag, dan beleef je contacten primair als dialogen waarin informatie wordt uitgewisseld. 2. Extraversie Scoor je hoog dan hou je van gezelligheid. Scoor je lager dan zoek je in je leven meer persoonlijke, intieme contacten en vriendschappen. Scoor je laag op Extraversie en hoog op Gevoeligheid dan versterkt dat deze behoeften en ervaar je stress als er geen veiligheid of verbondenheid is. Scoor je laag op Gevoeligheid en juist hoog op Extraversie, dan heb je de wind mee in je karakter en ben je meer easy-going. 3. Openheid Scoor je hoog, dan leef je ontdekkend: je associeert snel woorden en ideeën en je neemt meer risico's om doelen te bereiken. Scoor je laag, dan hou je minder van risico's en kies je liever voor zekerheid. 4. Altruïsme Scoor je hoog, dan zoek je altijd naar harmonie en voel je sterk de pijn van disharmonie: kritiek, oordeel, ruzie, verdeeldheid. Je probeert pijn te voorkomen. Rechtvaardigheid is voor jou altijd verweven met 'respect' en 'begrip'. Scoor je laag op Altruïsme dan vecht je voor de waarheid en zit je pijn in leugens over die waarheid. Je imago interesseert je minder dan de waarheid. Rechtvaardigheid is voor jou gekoppeld aan waarheidsvinding. Pijn is voor jou een noodzakelijke fase om verder te komen. Scoor je hoog op Openheid en hoog op Altruïsme dan kun je je diep inleven in anderen, maar ook verdwalen in relaties. Je bent grenzelozer in je zorg voor anderen ten koste van jezelf, maar laagscoorders op Altruïsme interpreteren je inzet soms juist als eigenbelang. Dat doet pijn. Scoor je hoog op Openheid en laag op Altruïsme dan ben je assertief en een vechter voor de waarheid. Hoogscoorders op Altruïsme interpreteren juist dat soms als eigenbelang. Dat doet pijn. Scoor je hoog op Gevoeligheid en Altruïsme dan heb je de bedrading voor 'trauma-sensitiviteit': je voelt als geen ander aan hoe je angstige of getraumatiseerde mensen kunt geruststellen met je houding, je blik, je stem. Dit is vaak onbewust waardoor je gevangen kunt raken in deze rol; je bent altijd degene moet zorgen, redden of sterk moet zijn en mensen zoeken jouw nabijheid. Heb je zelf ook trauma's dan versterkt dat dit effect. Besef hoe waardevol en liefdevol dit is, maar ook wat voor beklemmend juk dit kan zijn. Ben je ook nog eens introvert, dan wordt dit effect nog sterker. 5. Sturing Scoor je hoog, dan werk je gestructureerd naar het hoogste doel. Scoor je laag dan werk je spontaan, ongestructureerd naar creaties die 'ontstaan' terwijl je in een flow zit. Scoor je hoog op Altruïsme en hoog op Sturing dan leg je de lat voor jezelf hoog. Scoor je laag op Altruïsme en hoog op Sturing dan leg je de lat voor de ander hoger. Kun je dit veranderen met coaching of therapie? Een beetje, maar dan vooral het gedrag (bijvoorbeeld vermijdingsgedrag). De onderliggende neigingen en behoeften blijken erg robuust gedurende je leven. Beter is je leven en werkstijl aanpassen aan (de positieve kanten van) deze eigenschappen. |
Archieven
Oktober 2025
CategorieënAll Autisme Autonomie Big Five Borderline Chronisch Psychisch Lijden Diagnostiek Diagnostische Dwaling DSM V Empathie Evangelie Geloof Gevoeligheid Herkenning Hertraumatisering Informatie Voor Naasten Johnny Cash Langdurige Problematiek Levensfasen Liefdesverdriet Lijden Mentale Gezondheid Misdiagnose Muziek Onmogelijke Keuzes Persoonlijk Psychologie Psychopathologie Relationele Ontwrichting Songteksten Stress Therapeutische Klik Therapiematch Trauma Vriendschap Zelfreflectie |
Wil je meer weten over mijn werk als psycholoog, schrijver of muzikant? Kijk dan op één van mijn websites.
RSS Feed