|
[In bewerking. Versie 02-11-2025 14.09] Eén van de dingen die ik als hulpverlener gaandeweg heb moeten leren was om mezelf niet als 'leraar', maar als 'leerling' op te mogen stellen in het leven van de ander. Bescheidenheid is niet alleen gepast maar ook helpend wanneer je met iemand mee mag denken, mee mag zoeken in zijn of haar strijd met het leven. Zeker als die strijd al jarenlang duurt en iemand al van alles heeft geprobeerd om vol te houden of verder te komen. Iedere therapeut die wat langer in het vak zit heeft een heleboel woorden, modellen en theorieën waarmee je al snel taal kunt geven aan allerlei psychologische processen. Mijn schrijfsels in dit 'schrijfatelier' zijn daar een klein voorbeeld van. Maar geen van deze schrijfsels kan de werkelijkheid goed beschrijven waar jij al jaren in leeft. En hoe het is om daarin te moeten leven en daar alleen in te zijn. Mijn woorden schieten tekort. Hoeveel ik er ook schrijf. Want het zijn mijn woorden. Wat voor mij een slootje is om over heen te springen is voor jou misschien een woest kolkende rivier die overgestoken moet worden. En wat voor mij een onoverkomelijke, dreigende rivier is, is voor jou misschien een drooggevallen sloot waar je zo overheen stapt. En wat de één in drie maanden voor elkaar kan krijgen, kan een ander tien jaar kosten. Eén van mijn grootste moeiten in mijn vak is altijd geweest: 'overleg' met collega's over een cliënt. Niet omdat dat zo moeilijk is, maar juist omdat het voor ons in dit vak zo griezelig makkelijk is! We kunnen als 'professionals' zonder veel moeite een hoop woorden en termen uit onze mouw schudden bij de meest schrijnende levensverhalen. In een kwartier tijd kunnen we vanuit onze theorieën, de DSM en nog wat veelgebruikte termen uit de Schematherapie in onze veilige professionele taal iemands levensloop, patronen en problemen even 'duiden'. We zien al snel de 'toch wat borderline-achtige persoonlijkheidsstructuur', de 'onveilige hechting', de 'onvolwassen patronen', de 'beperkte emotieregulatie', de 'ongezonde communicatie', de 'overlevingsstrategieën', de 'dreigende decompensatie'. En als we er niet goed uitkomen grijpen we graag naar 'aanwijzingen voor gemaskeerde ASS-problematiek', een 'patroon van splitting', 'onderliggende persoonlijkheidsproblematiek' en zo kan ik nog een aantal therapeutische stokpaardjes noemen. Ik zeg dit niet als een verwijt, maar vanuit een (hopelijk gezonde) zelfkritische houding naar mijn eigen vakgebied. Met respect naar mezelf en mijn hardwerkende collega's van wie verwacht wordt dat we in een aantal sessies therapeutische doelen bereikt hebben. En in ieder geval vermindering van symptomen kunnen aantonen met vragenlijsten. Ik geloof in het belang van een eerlijke, respectvolle en open ontmoeting met de 'ander'. Een besef dat we elkaars drinkbeker niet zomaar zouden kunnen drinken. Een besef op deze dag dat ik als hulpverlener morgen ook de hulpvrager kan zijn. En dat deze cliënt ook mijn therapeut had kunnen zijn als een paar dingen in onze levens net anders waren gelopen. Als je hulpverlener, metgezel of naaste van iemand bent: sta je zelf toe om respectvol, blanco en 'bewust onwetend' het levensverhaal van de ander te mogen betreden. Het is een grote eer om als gast in iemands wereld toegelaten te worden. Vergeet dat nooit. Durf eerst een 'leerling' te zijn van je cliënt of naaste. Verwonder je erover hoe hij of zij elke dag de dag weer doorgaat en doorkomt met de last die er te dragen is. "Echte experts zien zichzelf als leerlingen. Wie zichzelf een expert noemt, heeft nog veel te leren." Ben je cliënt of hulpvrager: geef je hulpverlener de tijd om jou te leren kennen en neem je eigen levenservaring, je eigen levenslessen en je eigen behoeften serieus. Jij alleen weet wat het tot nu toe heeft gekost om 'jij' te zijn. Om jouw leven te moeten leven. En waar je in je levensreis doorheen bent gegaan en nu doorheen gaat. Wat hielp. En wat niet hielp. Wat past en wat niet past. Alle psychologische en therapeutische termen van een ander schieten per definitie tekort om dat te beschrijven want het zijn woorden die voor duizenden mensen gelden. En jouw leven is niet dat gemiddelde leven van die duizenden.
Tegelijkertijd is dat ook niet erg. Wanneer je merkt dat een hulpverlener dat beseft en respectvol zoekt om zich zo goed mogelijk te verplaatsen in jouw wereld, jouw gevoelens en jouw strijd, geeft dat al hoop. En erkenning. En ook voor deze tekst en al mijn schrijfsels geldt: het zijn woorden die slechts ten dele kloppen. Respect voor jou en alles wat je tot nu toe gedragen of overwonnen hebt. Dank voor alles wat ik van jou heb mogen leren! Het helpt mij om mijn eigen strijd beter te kunnen strijden.
0 Opmerkingen
Hij heeft ieder ding schoon gemaakt op zijn tijd; ook heeft Hij de eeuwigheid in hun hart gelegd, zonder dat de mens het werk dat God gedaan heeft, kan uitvinden, van het begin tot het einde. (Prediker 3:11)
[In bewerking. Versie 28-10-2025 23.00] Afgelopen week sprak ik iemand die ik al lang niet had gesproken. We spraken na wat koetjes en kalfjes al snel van hart tot hart over wat er in ons leven, in de wereld en in ons vakgebied gebeurt in de afgelopen jaren. Er was ruimte voor verwondering, ontmoeting, rust, enthousiasme en een oprecht, eerlijk en puur meezoeken met elkaar naar Gods hand in ons leven en in de wereld om ons heen. Het deed me beseffen dat er iets in ons hart gelegd is dat boven de tijd verheven is. Je kunt iemand jaren niet spreken, maar als je allebei verbonden bent met de eeuwigheid, kun je de draad zo weer oppakken waar die jaren geleden neergelegd is. Tien jaar voelt als een paar uur. Mijn schoonvader is ruim 20 jaar geleden overleden, maar als hij nu hier in mijn kamer zou binnenlopen kunnen we zo verder praten waar we gebleven waren in ons allerlaatste gesprek over God, het leven, zonde, dood, liefde en genade vlak voor hij stierf in 2002. Hij was niet iemand in mijn leven, hij is iemand in het geheel van mijn leven. Toch kan dit soort ontmoetingen ook niet zomaar ontstaan. Het kan misschien alleen als je in een situatie bent gekomen waarin je de controle over je leven hebt moeten loslaten. Ik zeg 'moeten loslaten', want het zit niet in mijn aard (en waarschijnlijk ook niet in jouw aard) om die controle los te laten. Veel mensen hebben net als ik moeten ontdekken dat loslaten pas lukt wanneer je niks meer te verliezen hebt: wanneer je aan het eind van je Latijn bent, rock-bottom (of juist mountain-top: je hebt alles wat je ziel begeert en er is niks meer om naar uit te zien) of op de rand van leven en dood. Het is uiteindelijk in die situatie, in die toestand, dat ons brein minder 'tijdprojectie' vertoont. De hersennetwerken die verbonden lijken te zijn met het analyseren van het verleden en het bedenken van toekomst worden minder actief. Wat overblijft is het 'tijdloze': de eeuwigheid. De essentie. Verweven met het 'nu'. In de situatie van totale uitputting kunnen we onze geest vaak pas overgeven in de handen van de Vader omdat we Hem dan pas (weer) zien als Degene die (er) is. 'Nu' en 'eeuwig' hebben één ding gemeen volgens diepe denkers als Albert Einstein en C.S. Lewis: tijdloosheid. Net als licht. Voor lichtdeeltjes (fotonen) bestaat er geen tijd; ze verplaatsen zich met lichtsnelheid en bij die snelheid bestaat 'tijd' niet meer. Als we zelf met de snelheid van licht zouden kunnen reizen zouden we het ontstaan van de kosmos, de geschiedenis van de wereld, van jouw en mijn leven, van Gods plannen en alle wonderlijke ontwikkelingen in ons leven in één oogwenk zien. Je zou geen volgordes in tijd meer zien, maar een tijdloos totaalbeeld dat al je voorstellingsvermogen op dit moment eindeloos ver te boven gaat. Misschien is licht wel fundamenteler voor het begrijpen van de werkelijkheid dan tijd. De volgorde speelt dan geen rol meer, alleen nog de essentie van wat er is. Alles wat er vanuit het tijdelijke waar we nu in zitten was of nog moet komen, vermengt zich met elkaar tot wat het ten diepste is. Ons verstand zoekt graag naar wat er al was, of naar wat iets zal worden of wat nog gaat komen. Het tijdloze in ons hart beseft dat niks was wat het in essentie niet is, en niks zal worden wat het nu (ten diepste) al niet is. Maar dat is voor ons beperkte verstand moeilijk te betreden. Tenzij ... : je aan het eind van al je mogelijkheden bent. Je de dood voor ogen ziet. Totaal uitgeput bent. Je elke dag of zelfs elk moment moet leven alsof het je laatste dag is. Als elke ontmoeting met een medemens je allerlaatste ontmoeting met die persoon kan zijn. In die toestand komen we meer in verbinding met het nu en de eeuwigheid. Dan zijn we niet meer met onszelf bezig, maar met het wonder van het leven en de diepste waarheid over dat leven. In die situatie zijn we misschien wel het meest ons 'zelf'. In die toestand besef je meer dan ooit hoe waardevol je leven is en hoe dierbaar je naasten, je geliefden, je voorouders en al je medereizigers die jou gevormd hebben voor je zijn. En vanuit het tijdelijke gezien dus ook waren en ook zullen blijven. Het is in die toestand dat we de diepste antwoorden vinden op de verzoekingen en beproevingen van het leven. Het toont je de weg die moet gaan. De Weg, de Waarheid en het Leven ... Wens ik je dus totale uitputting toe en de rand van leven en dood ... ? Dat weet ik niet goed. Ik wens je de verbinding met het eeuwige, het tijdloze toe dat God in je hart heeft gelegd. Ik bid dat je niet méér moet lijden dan nodig is daarvoor, maar dat zeg ik met met grote voorzichtigheid en veel respect voor ieders lijden. [Draft; in bewerking 12-10-2025 23.03] Het is inmiddels ruim 30 jaar geleden. Ik zat als 26-jarige junior-psycholoog met een collega na werktijd aan onze bureaus in een diep gesprek over het leven, God en wat de toekomst ons misschien zou brengen. Het was ergens midden in de jaren '90, de tijd waarin we Don Fransisco, Ralph van Manen en Kenny Marks draaiden. Mijn collega vertelde me dat zijn mentor had gezegd: 'Eén van de grootste uitdagingen in dit leven is om nooit mensen als je vijand te zien, maar de kwade krachten erachter. Daar vechten we mee. Nooit met mensen.' Waarheid herken je op een of andere manier direct. Ik wist diep van binnen gelijk dat dit 'waar' was. Ik zie de kamer waarin we zaten toen hij dat zei nog voor me. In de loop van mijn leven heb ik hier vaak aan moeten denken.
Er zit zowel iets bevrijdends, als ook iets verontrustends in het besef dat niet mensen onze echte vijanden zijn, maar iets duisters daarachter. Paulus schrijft in Efeze 6:12 dat 'onze strijd niet tegen vlees en bloed is, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van deze eeuw, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten'. Dat is een heel ander perspectief dan we van nature hebben. Als iemand mij kwetst, veroordeelt of onrecht aandoet, richt iets in mij (mijn 'ik', mijn ego; de Bijbel noemt dit mijn oude natuur, of mijn 'vlees') zich vanzelf op die persoon: hoe durft hij?! Wie denkt 'ie wel niet dat 'ie is?! Ik ga me verdedigen en op mijn rechten staan. En als de ander misschien toch gelijk heeft beroep ik me op mijn goede intenties! Maar de Bijbel leert me iets anders. Nederige, vergevende houding Als ik naar Jezus kijk en het onderwijs van het Nieuwe Testament tot me door laat dringen is er geen twijfel over: ik moet leren (we zeggen liever tegen elkaar 'we mogen leren', maar 'ik moet' vind ik hier toch beter passend) vanuit een nederige, vergevende houding te leven met anderen en vanuit die houding met zowel terechte als onterechte oordelen en beschuldigingen om te gaan. Dat is allebei verrekt moeilijk. Terechte oordelen en beschuldigingen triggeren onze angst en schaamte: wat zal men van me vinden als ik dit toegeef? We herkennen allemaal wel de neiging om weg te duiken, ook omdat we om ons heen zien hoe genadeloos hard de wereld kan zijn. One day you're a diamond, next day you're a stone. Onterechte oordelen en beschuldigingen triggeren ons rechtvaardigheidsgevoel en al onze pijn, afwijzing, het alleen staan en de oneerlijkheid die we ook allemaal hebben ondervonden in dit leven. Het leven is niet 100% eerlijk. Voor niemand. Dat maakt het dan misschien nog een klein beetje eerlijk ... Maar het moeilijkste is misschien wanneer ze door elkaar lopen: terechte beschuldigingen vermengd met totaal onterechte beschuldigingen. Het bekende Horn-effect: omdat je deze fout hebt gemaakt is alles wat je hebt gedaan fout. Dat triggert een storm van tegenstrijdige gevoelens in onze ziel. Dan vechten angst, schaamte, pijn, boosheid, recht en onrecht met elkaar om de eerste plek waardoor we in een helse paradox kunnen belanden: niets van wat we denken of zeggen klopt dan nog volledig. Wat je ook denkt of zegt, het is nooit goed. Wat recht doet aan je boosheid, doet onrecht aan je schuld. Wat recht doet aan je schaamte, klopt niet met wat zo oneerlijk voelt. Dat bij elkaar triggert een diepe wanhoop die uiteindelijk vaak òf tot diepe interne veroordeling of tot vergeldende verbittering leidt. Dan wordt het heel lastig om nog in de nederige, vergevende houding te blijven. Dan red je het niet met alleen de 'theorie' van het evangelie of de 'theologie' van het Nieuwe Testament. Dan red je het alleen door Jezus echt voor je te zien. Met welke innerlijke houding Hij aan het kruis hing in deze paradox. Terecht, want Hij had er zelf voor gekozen. Onterecht, want Hij had niets fout gedaan. Eerlijk, want Hij had het zelf voorspeld en had hier als Zoon van God zelf bewust voor gekozen. Oneerlijk want Hij was nu ook mens, was extreem verdrietig en angstig en begreep blijkbaar ook niet alles toen Hij schreeuwde: 'Mijn God, Mijn God, waarom heeft U mij verlaten??!!!' Als ik Hem zo voor me zie, verlang ik er dan nog steeds naar om op Hem te lijken ... ? Verlang ik er echt naar om de nederigste te zijn? Om de voeten van de ander te wassen? Om niet voor mijn eigen gelijk te gaan, maar voor de houding die de ander ruimte geeft? Hou ik zoveel van Hem dat ik op Hem wil lijken ... ? Echt ... ? Overwinnende autoriteit Tegelijkertijd leert de Bijbel me dat ik ook moet leren een vechtende, overwinnende houding aan te nemen tegen de duisternis: die moet ik krachtig leren weerstaan zodat die op de vlucht slaat. 'Onderwerp u dan aan God; bied weerstand aan de duivel, en hij zal van u vlieden.' (Jakobus 4:7). En dat is ook een intern gevecht. Ik moet leren me eerst te onderwerpen aan Gods waarheid; dat is het meest krachtige wapen tegen de duisternis. De duisternis probeert namelijk altijd een aanknopingspunt in mij te vinden: in mijn leugens, in mijn gekwetstheid, in mijn trauma's, in mijn pijn, in mijn hartstochten en onvervulde verlangens, in mijn trots, mijn eer. Ik geef die aan Hem, ik onderwerp me aan Hem. Maar ook: ik schuil bij Hem. Hij begrijpt me. Hij kent me. Hij houdt van me met een ongelofelijke, eindeloze liefde. Als ik daar ben, kan Satan er niet bij. Dan krijgt de duisternis geen 'grip' op me. Als ik doordrenkt ben van Jezus glip ik als een gladde zeep steeds uit zijn klauwen. Vanuit die onderworpen en door de Heilige Geest doordrenkte positie mag (moet?) ik opstaan. Mag ik mijn tanden laten zien. Mag ik grommen. Nooit tegen mensen, maar tegen de duivel. 'Ga weg, ga bij me vandaan, want je triggert me om menselijk te redeneren, maar ik redeneer Goddelijk. Als God voor me is, wie kan dan tegen me zijn? Als ik God aan mij zij heb kan me niks gebeuren. Ik ga voor waarheid, liefde, vergeving, voor het belang van de ander en niet van mezelf! Verdwijn Satan!' Eerlijkheid en liefde Mensen zijn niet het probleem. Het probleem zit in mij. Mensen zijn niet mijn vijand. De duisternis met zijn listen is mijn vijand. En mijn houding, mijn liefde voor Jezus bepaalt of de duisternis een haakje bij me kan vinden. Dat vraagt eerlijkheid met mezelf en God. En ook veel liefde. Liefde leidt altijd tot zachtmoedigheid. Zowel naar mensen als naar jezelf. En liefde geeft me ook de meest krachtige overtuiging en standvastige houding om de duivel te weerstaan. En nooit meer mensen te verwarren met de duisternis. Want liefde is uiteindelijk altijd sterker dan alle andere krachten in het leven. Jezus onderscheidde door zijn goddelijke liefde Petrus van Satan. Toen Petrus Hem probeerde te weerhouden van het kruis, klonken zijn woorden corrigerend, maar misschien ook wel bezorgd en liefdevol. Zoiets als: 'Dat mag niet met U gebeuren, dat verdient U niet!' Maar Jezus herkende de duistere stem er in die een aanknopingspunt bij Hem zocht: een gevoel van onrecht of oneerlijkheid. 'Ga weg achter Mij, Satan, want je bent niet bedacht op de dingen van God, maar op die van de mensen' (Mattheüs 16:23). Hij zei dat niet tegen Petrus, maar tegen degene die door Petrus heen sprak: Satan. Even later zegt hij tegen diezelfde Petrus, omdat hij iets zegt wat juist wél van Gods Geest komt: 'Vlees en bloed hebben je dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader in de hemel' (Mattheüs 16:17). Zo kan een mens, iemand vlak naast je, een geliefde, zonder dat die het doorheeft soms woorden van God en soms woorden van Satan spreken. Maar dat maakt die persoon niet tot vriend of vijand. De persoon mag blijven, maar Satan moet wijken. Ziende op Jezus Aan het kruis liet Jezus ons het meest extreme voorbeeld zien wat het betekent om niet te strijden tegen mensen maar tegen de duistere machten daarachter. 'Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen' (Lukas 23:34). Hij keek verder dan de spottende, brullende gezichten, Hij keek voorbij de handen die met hamers hard op de spijkers sloegen. Hij zag dwars door Zijn eigen diepe pijn hoe deze mensen zelf gevangen zaten. Hij zag hun eigen paradoxen, hun pijn en trauma's die ze hier overschreeuwden met iedere hamerklap op de spijkers die dwars door Zijn handen en voeten werden geslagen. Hij zag mensen die totaal niet beseften wat ze deden, maar gedreven werden door haat, bitterheid en duistere machten. Getraumatiseerde soldaten die al honderden mensen een wrede, gruwelijke dood hadden zien sterven en zelf in doodsangst hadden gezeten. Hij zag hoe de duisternis via deze pijn en via hun trauma's ingang bij hen vond. Hij voelde hoe diezelfde duisternis via Zijn eigen trauma's van marteling en helse pijn ook bij Hem probeerde binnen te dringen met haat en verbittering. De woorden van Satan via Petrus kwamen terug: 'Dit is niet eerlijk. Toon je macht en vernietig ze!' Hij proefde het, maar wilde het niet. Hij streed met deze demonische krachten terwijl hij de mensen die deze duisternis belichaamden met hun martelwerktuigen, vergeving en liefde gaf. Hij schoot zelf geen brandende pijlen af, maar goot verzachtende olie van liefde, vergeving en genade in hun wonden. Het bloed droop als olie langs zijn lichaam, langs het hout op de grond. De duisternis probeert jou en mij ook op alle mogelijke manieren te raken op onze meest kwetsbare plekken. Midden in de wonden die het leven ons heeft gegeven. Satan is gruwelijk wreed en deinst nergens voor terug. Niets is hem te gortig; ook voor je meest intieme en kwetsbare eenzaamheid en strijd heeft hij geen enkel respect. Hij lacht er om en zet zijn klauwen en tanden erin om het verder open te scheuren zodat je gilt van pijn en verbittering. Paulus zegt: 'Doet aan de hele wapenrusting van God, opdat u stand kunt houden tegen de listen van de duivel' (Efeze 6:11). Die strijd is innerlijk. Het is de strijd om je hart: wat je ten diepste gelooft, waar je ten diepste op vertrouwt en waar je ten diepste naar jaagt. 'We breken redeneringen af en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God, en nemen elke gedachte gevangen om die te brengen tot de gehoorzaamheid aan Christus' (2 Korintiërs 10:5). Het valt niet mee om mezelf, mijn eigen ik-gerichte neigingen en zelfrechtvaardiging te overwinnen. Het begint met de erkenning dat ik dat zelf niet kan. Mezelf aan Hem overgeven en onderwerpen is de eerste overwinning. Een rare 'overwinning' voor mijn ik-gerichte natuur: mijn verlies erkennen en mezelf onderwerpen. Hij is mijn Held, niet ik ben de held. Vanuit deze overgave mag ik overeind komen en met Hem gaan wandelen door het leven. Wandelen ja. Maar op cruciale momenten in mijn leven komt het er op aan en moet ik ook de strijd onder ogen zien en aangaan. Dan moet ik leren naast Hem als de Grote Held ook een dappere held te zijn. Maar nooit om het gevecht met mensen aan te gaan. Nooit. Mensen zijn juist ons doel. Nooit onze vijand. Onze strijd is niet tegen vlees en bloed ... Help mij Heer om op U te lijken en mensen van duistere machten te kunnen onderscheiden. Dat kan ik niet uit mijzelf. Geef me zoveel liefde voor U en voor de mensen om mij heen dat U alleen mijn doel bent. En Uw plan met de mensen om mij heen belangrijker is en blijft dan mijn eigen plan of mijn eigen verlangen. Dat kan ik niet zelf. Ik geef mezelf daarom aan U. Amen. |
Archieven
Oktober 2025
CategorieënAll Autisme Autonomie Big Five Borderline Chronisch Psychisch Lijden Diagnostiek Diagnostische Dwaling DSM V Empathie Evangelie Geloof Gevoeligheid Herkenning Hertraumatisering Informatie Voor Naasten Johnny Cash Langdurige Problematiek Levensfasen Liefdesverdriet Lijden Mentale Gezondheid Misdiagnose Muziek Onmogelijke Keuzes Persoonlijk Psychologie Psychopathologie Relationele Ontwrichting Songteksten Stress Therapeutische Klik Therapiematch Trauma Vriendschap Zelfreflectie |
Wil je meer weten over mijn werk als psycholoog, schrijver of muzikant? Kijk dan op één van mijn websites.
RSS Feed